Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak van 29 september 2022
[X] te [Z] , belanghebbende,
de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, de Heffingsambtenaar,
Procesverloop
Feiten
Oordeel van de Rechtbank
Schending hoorplicht
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de WOZ-waarde van een woning in Rotterdam. De Heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 337.000 op waardepeildatum 1 januari 2019. De belanghebbende, eigenaar van de woning, stelde dat deze waarde te hoog was en voerde aan dat de waarde € 248.000 zou moeten zijn. Tevens werd er een schending van de hoorplicht ingeroepen, omdat de belanghebbende geen mogelijkheid had gekregen om haar bezwaar mondeling toe te lichten. Het Hof oordeelde dat er geen schending van de hoorplicht was, aangezien de belanghebbende in haar bezwaarschrift geen verzoek had gedaan om een hoorzitting. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank, die het bezwaar van de belanghebbende ongegrond had verklaard. Het Hof concludeerde dat de Heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met de onderlinge verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten, en dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de vergelijkingsobjecten goed vergelijkbaar waren en dat de Heffingsambtenaar zijn bewijslast had voldaan. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard.