ECLI:NL:GHDHA:2022:2571
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de vastgestelde waarde van een gemeentelijk monument in slechte staat
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, waarin de waarde van een woning, die als gemeentelijk monument is aangemerkt, door de Heffingsambtenaar van de gemeente Molenlanden op € 383.000 is vastgesteld. De belanghebbende, eigenaar van de woning, betwist deze waarde en stelt dat de Heffingsambtenaar onvoldoende rekening heeft gehouden met de zeer slechte staat van de woning. De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep is gegaan. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van belanghebbende en de Heffingsambtenaar hun standpunten toegelicht. De Heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de waarde een matrix overgelegd met vergelijkingsobjecten en heeft gesteld dat de waarde in het economische verkeer op € 476.384 is vastgesteld. Het Hof oordeelt dat de Heffingsambtenaar in zijn bewijslast is geslaagd en dat de vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van belanghebbende. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en oordeelt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld, ondanks de slechte staat van onderhoud. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.