Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.DE STAAT DER NEDERLANDEN (het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid),
2.KONINKLIJK NEDERLANDS VERVOER (KNV),
FEDERATIE NEDERLANDSE VAKBEWEGING (FNV),
CNV VAKMENSEN.NL (CNV),
1.[naam],
[naam],
[naam],
[naam] en [naam],
[naam],
[naam],
1.DE STAAT DER NEDERLANDEN (het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid),
2.KONINKLIJK NEDERLANDS VERVOER (KNV),
FEDERATIE NEDERLANDSE VAKBEWEGING (FNV),
CNV VAKMENSEN.NL (CNV),
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de spoedappeldagvaarding van 12 augustus 2022, waarmee Uber in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 18 juli 2022 en waarin de grieven (de bezwaren) van Uber tegen dat vonnis zijn opgenomen;
- de spoedappeldagvaarding van 15 augustus 2022, waarmee de Chauffeurs (die zich in eerste aanleg aan de zijde van Uber hebben gevoegd) in hoger beroep zijn gekomen van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 18 juli 2022 en waarin de grief (het bezwaar) van de Chauffeurs tegen dat vonnis is opgenomen;
- de memorie van antwoord van de Staat in de zaak tegen Uber, tevens memorie van grieven in het incidenteel appel in die zaak;
- de memorie van antwoord van de Staat in de zaak tegen de Chauffeurs, met bijlage;
- de memorie van antwoord van de CAO-partijen in de zaak tegen Uber;
- de memorie van antwoord van de CAO-partijen in de zaak tegen de Chauffeurs;
- de memorie van antwoord van Uber in het incidenteel appel van de Staat;
- de bijlagen resp. de bijlage die Uber resp. de CAO-partijen ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft/hebben overgelegd.
3.Feitelijke achtergrond
. Daarnaast zijn de gegevens, die in de KPMG-rapportage worden gepresenteerd afkomstig uit het jaar 2020, terwijl de cao Zorgvervoer en Taxi een looptijd heeft van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022.
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep
- Uber heeft zich terecht verzet tegen de uitvoering van het vonnis van 13 september 2021 en dat mag niet tegen Uber worden gebruikt (grief 0);
- de Minister heeft géén beleids- en beoordelingsruimte ten aanzien van de vraag wie onder de werkingssfeer van de cao vallen (dat wil zeggen wie de in een bedrijf werkzame personen zijn) (grieven 1 en 1.1. tot en met 1.4.);
- en zelfs als dat anders zou zijn, zijn de door de Minister aangevoerde redenen in elk geval onvoldoende om te rechtvaardigen dat alle taxichauffeurs die de Uber-app gebruiken buiten de representativiteitstoets worden gelaten (grieven 1.5. tot en met 1.9.);
- het AVV-besluit is evident in strijd met harde en duidelijke eisen uit de Wet AVV en is dus ook onmiskenbaar onrechtmatig; de kortgedingrechter is te terughoudend geweest (grief 2);
- door niet zelf op onderzoek uit te gaan, heeft de Minister de Wet AVV en het zorgvuldigheidsbeginsel geschonden (grief 3).
6.Beoordeling in hoger beroep
Ontvankelijkheid van Uber – verweer van de Staat
“in persoon jegens Uber hebben verbonden om personen met een personenauto over de weg te vervoeren”daadwerkelijk werkgever en werknemers zijn en onder de werkingssfeer van de CAO vallen. Het is juist dat áls dit te zijner tijd wel onherroepelijk zou komen vast te staan, Uber en de als werknemer van Uber te beschouwen chauffeurs alsnog met terugwerkende kracht onder de CAO zouden komen te vallen. Ook is juist dat dan achteraf bezien zou moeten worden vastgesteld dat de als werknemer aan te merken chauffeurs in beginsel wèl hadden moeten worden meegeteld en dat dit mogelijk (dit staat niet vast gelet op het gemotiveerde verweer van de Staat en de CAO-partijen, zie hieronder) tot de conclusie zou kunnen leiden dat de CAO (toch) niet representatief is. Of dat zal gebeuren is echter nu nog onzeker en het hof kan daar niet op vooruit lopen.
onmiskenbaarin strijd is met (hogere) wettelijke voorschriften of algemene (ongeschreven) rechtsbeginselen waaronder de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Dit betekent dat terughoudendheid op zijn plaats is.
“zich in persoon jegens Uber hebben verbonden om personen met een personenauto te vervoeren over de weg”zouden mogen worden meegeteld. Een aanzienlijk deel van de door Uber genoemde ruim 11.000 chauffeurs valt dan af. Uitgaande van het door Uber overgelegde KPMG-rapport gaat het in dat geval om maximaal 8.184 chauffeurs (minstens 1 rit gereden tussen december 2015 en 31 december 2020) plus eventueel 184 chauffeurs (1 rit gereden in die periode). Daarbij zijn dubbeltellingen met de cijfers van de CAO-partijen bovendien niet uit te sluiten, terwijl het allesbehalve duidelijk is dat deze ruim 8.300 chauffeurs allemaal kunnen worden beschouwd als chauffeurs die zich in het peiljaar 2020 in persoon jegens Uber hebben verbonden om personen te vervoeren. Integendeel: Uber heeft ter zitting erkend dat in het genoemde getal alle chauffeurs zijn inbegrepen die in de periode vanaf december 2015 tot december 2020 tenminste één rit hebben gereden voor Uber, met gebruikmaking van de Uber-app. Hierbij zijn alle chauffeurs meegeteld, ook de chauffeurs die (al jaren) niet actief meer zijn. De Staat en de CAO-partijen hebben in dit verband verder verwezen naar publicaties over eerdere uitlatingen van Uber, waaruit blijkt dat Uber zelf spreekt over circa 4.000 actieve chauffeurs in Nederland. Als zou worden uitgegaan van dit getal, dan komt de representativiteitsberekening uit op 59,16%. Kortom, ook in de hypothetische situatie dat de Uber-chauffeurs zouden moeten worden betrokken bij de berekening van de representativiteit staat bepaald niet vast dat de representativiteitstoets een andere kant zou uitvallen.