ECLI:NL:GHDHA:2022:2224

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 augustus 2022
Publicatiedatum
9 november 2022
Zaaknummer
200.313.695/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissement van een onderneming en de beoordeling van het verzoek tot faillietverklaring

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de faillissementsaanvraag van de Moderne Barbershop, vertegenwoordigd door de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Kappersbedrijf (BPF). De rechtbank Den Haag had eerder op 19 juli 2022 het verzoek van BPF om de geïntimeerde in staat van faillissement te verklaren afgewezen. BPF heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat de geïntimeerde niet in staat was om zijn financiële verplichtingen na te komen, waaronder onbetaalde pensioenpremies en andere schulden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 16 augustus 2022 is BPF vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. J.A. Trimbach, terwijl de geïntimeerde niet verschenen was. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was van het vorderingsrecht van BPF en dat de geïntimeerde in een toestand verkeert waarin hij heeft opgehouden te betalen. Het hof heeft ook geconstateerd dat er sprake is van meerdere schuldeisers, wat de situatie van de geïntimeerde verergert.

Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting heeft het hof geoordeeld dat de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd dient te worden. Het hof heeft de geïntimeerde in staat van faillissement verklaard en heeft mr. D. de Loor benoemd tot rechter-commissaris en mr. L.M. in ‘t Veen als curator. De beslissing is genomen in het kader van de Europese Insolventieverordening, waarbij het hof bevoegd is om deze procedure te openen, gezien het centrum van de voornaamste belangen van de geïntimeerde in Nederland ligt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.313.695/01
Rekestnummer rechtbank : C/09/629181/FT RK 22/358

arrest van 23 augustus 2022

inzake

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Kappersbedrijf,

gevestigd te Woerden,
appellante,
hierna te noemen: BPF,
advocaat: mr. J.A. Trimbach te De Meern,
tegen

[geïntimeerde] handelend onder de naam Moderne Barbershop,

wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
niet verschenen.

Het geding

Bij beschikking van de rechtbank Den Haag van 19 juli 2022 (hierna: de bestreden beschikking) is het verzoek van BPF om [geïntimeerde] in staat van faillissement te verklaren, afgewezen. Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 25 juli 2022, is BPF van deze beschikking in hoger beroep gekomen en heeft zij het hof verzocht deze beschikking te vernietigen en alsnog het faillissement van [geïntimeerde] uit te spreken. Bij brief van 9 augustus 2022 heeft mr. Trimbach nadere producties aan het hof toegezonden.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2022. Verschenen is: mr. Trimbach namens BPF.
[geïntimeerde] is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting van het hof verschenen.

Beoordeling van het hoger beroep

1. In de bestreden beschikking heeft de rechtbank overwogen dat niet (summierlijk) is gebleken van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat [geïntimeerde] in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, omdat het bestaan van de door BPF gestelde steunvordering van de belastingdienst onvoldoende is onderbouwd.
2. BPF heeft in hoger beroep aangevoerd, en met stukken onderbouwd, dat zij een vordering heeft op [geïntimeerde] uit hoofde van niet betaalde pensioenpremie van € 20.978,51 en dat [geïntimeerde] daarnaast ook een vordering van Sociaal Fonds Kappers (hierna: SFK) van € 626,82 onbetaald laat. Van de boekhouder van [geïntimeerde] heeft BPF begrepen dat [geïntimeerde] ook een aanzienlijke schuld aan de Belastingdienst heeft. BPF heeft het hof dan ook verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en het faillissement van [geïntimeerde] uit te spreken.
3. Op grond van de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het hof van oordeel dat summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van BPF en van het bestaan van feiten en omstandigheden welke aantonen dat [geïntimeerde] in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Nu [geïntimeerde] naast de vordering van BPF een vordering van SFK onbetaald laat, staat de pluraliteit van schuldeisers vast. Verder heeft BPF ter zitting van het hof met stukken onderbouwd aangetoond dat [geïntimeerde] zijn lopende verplichtingen ten aanzien van BPF niet nakomt, waaruit kan worden afgeleid dat [geïntimeerde] verkeert in de staat van te hebben opgehouden te betalen.
4. Uit het overgelegde uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat [geïntimeerde] woont en gevestigd is in Den Haag. Het hof is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 van de Europese Insolventieverordening (Verordening 1346/2000 van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 2000), bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen, nu aangenomen kan worden dat het centrum van de voornaamste belangen van [geïntimeerde] in Nederland ligt.
5. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de bestreden beschikking dient te worden vernietigd en dat het faillissementsverzoek, waarvan gesteld noch gebleken is dat dit misbruik van recht oplevert, alsnog dient te worden toegewezen.

Beslissing

Het hof:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank Den Haag van 19 juli 2022,
en opnieuw rechtdoende:
- verklaart [geïntimeerde], wonende te [woonplaats], in staat van faillissement,
- benoemt tot rechter-commissaris mr. D. de Loor, rechter in de rechtbank te Den Haag,
- stelt aan als curator mr. L.M. in ‘t Veen, advocaat bij Cees Advocaten te Naaldwijk, correspondentieadres: Postbus 399, 2670 AK Naaldwijk ,
- geeft aan de curator last tot openen van de aan de gefailleerde gezonden brieven en telegrammen,
- bepaalt dat de griffier van dit hof onverwijld kennis geeft van deze uitspraak aan de griffier van de rechtbank Den Haag.
Dit arrest is gewezen door mrs. P. Volker, A.J.P. Schild en R.F. Groos en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 augustus 2022 in aanwezigheid van de griffier.