Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank : 7651757 \ CV EXPL 19-1394
1.A.A. Balkan Wood V.O.F.,
2. [appellant 2], vennoot van appellante sub 1,
3. Eldina [appellant 3], vennoot van appellante sub 1,
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 13 januari 2020, waarmee Balkan c.s. in hoger beroep zijn gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Leiden, (hierna: de kantonrechter) van 16 oktober 2019;
- het arrest van dit hof van 28 april 2020 waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 2 juli 2020;
- de memorie van grieven van Balkan c.s., met bijlagen;
- de memorie van antwoord van [woonplaats], met bijlagen;
- de schriftelijke pleidooien van partijen van 11 mei 2021.
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
“€ 18.00 per m2 leggen” (en met de hand bijgeschreven: “
excl. BTW”), “
leggen +- 28 september, € 200 transport”, en verder is nog met de hand bijgeschreven: “
platte pl. € 4 per m, montage € 2.01 per m, € 2000,- overb., 5/9 uiterst, de rest bij levering”. [woonplaats] heeft gesteld dat hij met de door hem overgelegde offerte akkoord is gegaan. Balkan c.s. hebben dit niet, althans niet gemotiveerd weersproken. Balkan c.s. hebben evenmin gemotiveerd weersproken dat [parketteur] geen separate offerte voor de legkosten heeft uitgebracht, zoals [woonplaats] heeft gesteld.
een plan te maken voor de reparatie’. Daaruit heeft [woonplaats] mogen afleiden dat Balkan Wood de afspraak om de vloer (daadwerkelijk) te repareren op 11 januari 2019 niet zou nakomen. Dit is naar het oordeel van het hof niet in strijd geweest met de door [woonplaats] jegens Balkan Wood in acht te nemen redelijkheid en billijkheid. Nadien is Balkan Wood opnieuw in gebreke gesteld bij e-mail van 11 februari 2019, waarin namens [woonplaats] aanspraak is gemaakt op vervanging van de vloer en schadevergoeding. Daarop is namens Balkan Wood gereageerd met de mededeling dat zij eerst bij [woonplaats] thuis de gebreken in de vloer opnieuw wenste te beoordelen. In de e-mail van 7 maart 2019 is namens [woonplaats] hierop afwijzend gereageerd en gesteld, voor zover thans nog van belang, dat [woonplaats] alleen genoegen neemt met herstel van de vloer conform het rapport van PEB, en dat zijn vertrouwen in Balkan Wood dusdanig is gedaald dat hij een voorkeur heeft voor een algehele vervangende schadevergoeding die hem in staat stelt om een andere parketleverancier in te schakelen voor het herstel.
deze vorm van herstel is lastig uit te voeren en geeft weinig zekerheid vanwege de vele variabelen.(…)”). [woonplaats] hoefde als consument dit reële risico op mislukking niet te aanvaarden. Tegen deze feitelijke achtergrond bezien, is het door PEB gerapporteerde verschil in kosten tussen vervanging en herstel, ook als posten zoals levensduurverkorting en randafwerking buiten beschouwing zouden worden gelaten, niet zodanig groot dat – alles afwegende - vervanging niet van Balkan Wood gevergd kon worden.
De houtenvloerdelen vloer blijft in het verkochte achter. Het is koper bekend dat de vloer niet op de juiste wijze is gelegd. Verkoper neemt geen aansprakelijkheid ten aanzien van de vloer.”. Daaruit valt echter niet af te leiden dat de toestand waarin de vloer verkeerde ten tijde van de onderhandelingen over de koopprijs van de woning van [woonplaats] heeft geleid tot verlaging van de koopprijs en dat [woonplaats] in zoverre schade heeft geleden als gevolg van het feit dat geen correcte nakoming maar ontbinding van de overeenkomst heeft plaatsgevonden. Grief XII slaagt daarom.
7.Beslissing
in zoverre opnieuw rechtdoende: