In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 oktober 2022 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de Staat der Nederlanden en het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) een vordering tot schorsing hebben ingediend tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag. De voorzieningenrechter had op 6 oktober 2022 de Staat bevolen om de opvang van asielzoekers op verschillende onderdelen op korte termijn te verbeteren. De Staat en het COA vorderden in hoger beroep dat de uitvoerbaarheid bij voorraad van deze maatregelen zou worden geschorst totdat het hof een einduitspraak zou doen in de hoofdzaak.
Tijdens de mondelinge behandeling op 17 oktober 2022 heeft het hof de argumenten van de Staat gehoord, waarin werd gesteld dat het niet mogelijk was om aan de opgelegde termijnen te voldoen en dat de maatregelen contraproductief zouden zijn. Het hof heeft echter geoordeeld dat de belangen van de Stichting Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) bij onmiddellijke uitvoering van de maatregelen zwaarder wegen dan de belangen van de Staat om te wachten op de uitkomst van het hoger beroep. Het hof heeft de vordering tot schorsing afgewezen, met de overweging dat de rechtbank de maatregelen uitvoerbaar bij voorraad had verklaard en dat de Staat de opgelegde termijnen niet ter discussie kon stellen in dit schorsingsincident.
De uitspraak van het hof benadrukt het belang van de uitvoering van maatregelen die betrekking hebben op kwetsbare groepen asielzoekers, zoals jonge kinderen en alleenstaande minderjarigen. Het hof heeft de beslissing over de kosten van het incident gereserveerd tot aan de einduitspraak in hoger beroep.