Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Waar deze zaak over gaat
2.Het procesverloop in hoger beroep
3.De feiten
“(…) Zoals met u besproken dient u zo snel mogelijk een HBO Bachelor Pedagogiek tweedegraads te gaan volgen. Indien u niet wordt toegelaten zal uw contract van[uit] rechtswege beëindigd worden”.
“Dhr [appellant] is in januari gestopt met de HBO opleiding omgangskunde in overleg met zijn toenmalige leidinggevende [… 1] en [… 2] .
4.De procedure bij de kantonrechter
5.Het hoger beroep
6.De beoordeling van het hoger beroep
de PDG-opleiding[cursivering hof] door een ervaren MBO-docent wordt begeleid. (…) De MBO-instelling stelt per zij-instromer tenminste 2 klokuren per week beschikbaar voor begeleiding en coaching gedurende
het PDG-traject[cursivering hof]”.
vergelekenmet de normgroep met het opleidingsniveau bachelor (“NIVEAU BACHELOR”). Dit betekent dus
nietdat de score van [appellant] “niveau bachelor” is, laat staan dat daaruit blijkt dat hij een HBO-werk-en denkniveau heeft. De score wordt bovendien – zoals blijkt uit het citaat onder 6.9 - weergegeven met een getal, in het geval van [appellant] het getal 47 en niet met “niveau bachelor” zoals [appellant] betoogt. Het hof verwerpt dan ook de stelling van [appellant] dat uit de (op het formulier voorgedrukte) vermelding bij de testuitslag “UW SCORE │ NIVEAU BACHELOR” zou blijken dat hij een HBO-werk-en denkniveau heeft. Het hof volgt [appellant] dan ook niet in zijn stelling dat uit de uitslagen van de capaciteitentest blijkt dat hij beschikt over het vereiste HBO-werk-en denkniveau. Dat dit nog op andere wijze uit de testuitslag zou volgen, heeft [appellant] in het geheel niet onderbouwd. Het bewijsaanbod ter zake wordt dan ook gepasseerd.
Ik weet inmiddels wat er fout is gegaan met de assessment. (…). Ik doe de test wel over; nu ik weet wat er fout ging, denk ik dat het geen probleem meer zal worden. (…)”. Verder blijkt uit het verslag van 13 november 2018 - dat niet door [appellant] is ondertekend maar wel aan hem is verstrekt - in elk geval ook duidelijk welke consequenties STC voornemens was te verbinden aan het niet halen van de capaciteitentest (“
Natuurlijk staat of valt het vervolgen van [appellant] in zijn functie met het behalen van het assessment voor de opleiding PDG. [appellant] mag maandagochtend 19-11-18 het assessment herkansen. Zonder het behalen van het assessment kan [appellant] niet deelnemen aan de opleiding. Dat heeft dan wel de consequentie dat we niet met [appellant] verder kunnen in de functie van docent. (…)”.
(…) Zoals met u besproken dient u zo snel mogelijk een HBO Bachelor Pedagogiek tweedegraads te gaan volgen. Indien u niet wordt toegelaten zal uw contract van[uit] rechtswege beëindigd worden”. [appellant] moest er dan ook van uitgaan dat bij het niet toegelaten worden tot de PDG-opleiding, na het stoppen met de HBO-lerarenopleiding, zijn arbeidsovereenkomst eveneens (na het verstrijken van de tijdsduur) van rechtswege zou eindigen. Ten slotte kon van STC niet worden verlangd dat zij de overeenkomst met [appellant] zou voortzetten teneinde hem in de gelegenheid te stellen de HBO-lerarenopleiding weer te hervatten. [appellant] was gestopt met deze opleiding en had tot tweemaal toe beneden gemiddeld gescoord op de capaciteitentest, zodat niet (voldoende overtuigend) was gebleken dat hij beschikte over HBO-werk- en denkniveau. Als [appellant] alsnog de HBO-lerarenopleiding had willen hervatten had van hem een duidelijk voorstel en een uitgewerkt plan van aanpak mogen worden verwacht. Dit geldt ook als moet worden aangenomen dat [appellant] begin 2018
in overleg metzijn toenmalig leidinggevende met de HBO-lerarenopleiding was gestopt. Gesteld noch gebleken is overigens dat het initiatief hiertoe van STC is uitgegaan. Van STC kan onder de hiervoor genoemde omstandigheden niet verlangd worden dat zij de arbeidsovereenkomst met [appellant] had verlengd om hem de HBO-lerarenopleiding weer te laten hervatten.
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter Rotterdam van 17 januari 2020;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van STC tot op heden begroot op € 783,- aan verschotten en € 2.228,- aan salaris advocaat (2 punten a € 1.114,-per punt);
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.