ECLI:NL:GHDHA:2022:1697

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
6 september 2022
Zaaknummer
200.289.429/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsverhouding en toekenning billijke vergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van een arbeidsovereenkomst tussen de verzoekster, United Fashion Benelux v.o.f., en de verweerder, Style Italy. De verzoekster stelde dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever, die haar ongegronde verwijten had gemaakt en zijn loon- en re-integratieverplichtingen niet was nagekomen. De kantonrechter had eerder de arbeidsovereenkomst ontbonden, maar het verzoek om een billijke vergoeding afgewezen. In hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat de werkgever inderdaad ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, wat heeft geleid tot een verstoorde arbeidsverhouding. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de werkgever veroordeeld tot betaling van een billijke vergoeding van € 18.544,-- bruto aan de verzoekster. Daarnaast is de werkgever veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers bij het nakomen van hun verplichtingen en de gevolgen van ernstig verwijtbaar handelen voor de arbeidsrelatie.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.289.429/01
Zaaknummer rechtbank : 8688425 RP VERZ 20-50464
ECLI-nummer op rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBDHA:2020:14257

beschikking van 7 juni 2022

in de zaak van

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. N.M. Fakiri te Den Haag,
tegen

United Fashion Benelux v.o.f.,

gevestigd te Amsterdam,
[verweerder 2],
wonende te [woonplaats] ,
[verweerder 3],
wonende te [woonplaats] ,
verweerders in hoger beroep,
hierna gezamenlijk te noemen: Style Italy,
advocaat: mr. E. Doornbos te Badhoevedorp.

Waar de zaak over gaat

Een arbeidsovereenkomst is ontbonden wegens een verstoorde arbeidsverhouding. Volgens de werknemer is de ontbinding het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen en nalaten van de werkgever. De werknemer vindt daarom dat zij recht heeft op een billijke vergoeding. De werkgever betwist dat.

Het procesverloop in hoger beroep

1.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
het beroepschrift van 26 januari 2021, met producties, waarbij [verzoekster] in hoger beroep is gekomen van de tussen partijen gegeven beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 26 oktober 2020 (hierna: de bestreden beschikking, of: de beschikking waarvan beroep);
het verweerschrift;
het namens [verzoekster] ingediende V6-formulier met producties 4 tot en met 7;
e namens [verzoekster] ingediende akte wijziging gronden verzoek en vermeerdering verzoek.
1.2
Op 12 januari 2022 is de zaak ter zitting van het hof mondeling behandeld. De advocaat van [verzoekster] heeft een pleitnota overgelegd. Aan het slot van de zitting is uitspraak bepaald op 5 april 2022. Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.
1.3
Uitspraak is nader bepaald op vandaag.

De feiten

2.1
De kantonrechter is in de bestreden beschikking van een aantal feiten uitgegaan. Met grieven I tot en met III voert [verzoekster] aan dat de kantonrechter in deze feitenvaststelling ten onrechte bepaalde feiten niet heeft opgenomen. In dit verband verdient opmerking dat de feitenvaststelling in een rechterlijke uitspraak een selectie vormt, naar keuze van de rechter, van de tussen partijen als vaststaand aan te merken feiten die voor de beoordeling van het geschil (het meest) relevant zijn, maar dat dit niet betekent dat de overige feiten die in de procedure door partijen zijn gesteld, bij deze beoordeling buiten beschouwing worden gelaten. Het hof zal de in grieven I tot en met III bedoelde feiten, waar relevant, in de beoordeling van de zaak betrekken, voor zover Style Italy in haar bestrijding van de grieven deze feiten niet (voldoende gemotiveerd) heeft betwist.
2.2
Samengevat gaat het om het volgende.
( a) Style Italy verkoopt kleding onder de naam ‘Style Italy’. Style Italy heeft vestigingen in Den Haag, Amsterdam en Beverwijk en een online-winkel.
( b) [verzoekster] , geboren op [geboortedatum] , is op [dag] 2018 in dienst getreden bij Style Italy en was werkzaam in de winkel in Den Haag als [functie]. De arbeidsovereenkomst was voor bepaalde tijd, te weten voor de duur van zes maanden. Er was sprake van een zogeheten nul-urencontract. Op de arbeidsovereenkomst is de cao voor de textielhandel van toepassing verklaard. Het bruto uurloon van werkneemster was € 10,94 per uur exclusief 8% vakantietoeslag.
( c) Na afloop van de eerste arbeidsovereenkomst op 28 februari 2019 is [verzoekster] werkzaam gebleven bij Style Italy.
( d) Op 8 mei 2020 heeft [verzoekster] zich (via haar gemachtigde) ziek gemeld bij Style Italy.
( e) Style Italy heeft een ontslagaanvraag ingediend bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Bij beslissing van 28 juli 2020 heeft het UWV Style Italy toestemming geweigerd om de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] op te zeggen.
( f) In een andere procedure tussen partijen – in het dossier soms aangeduid en ook hierna aan te duiden als de ‘eerste zaak’ of de ‘eerste procedure’ – heeft de kantonrechter bij beschikking van 31 augustus 2020 [1] geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst na 1 maart 2020 stilzwijgend is voortgezet, dat de arbeidsovereenkomst op dat moment in ieder geval voor de duur van een jaar is verlengd en dat [verzoekster] dus in ieder geval in april en mei 2020 in dienst was bij Style Italy. De kantonrechter heeft Style Italy veroordeeld tot betaling van het loon over de maanden april en mei 2020. Tegen deze beschikking hebben partijen geen hoger beroep ingesteld.

De procedure bij de kantonrechter

3.1
In de procedure bij de kantonrechter heeft Style Italy verzocht – voor zover in hoger beroep van belang – de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens een verstoorde arbeidsverhouding als bedoeld in art. 7:669 lid 3, aanhef en onder g, BW (de g-grond).
3.2
[verzoekster] heeft in de procedure bij de kantonrechter – ook weer voor zover in hoger beroep van belang – onderschreven dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. Zij heeft gesteld dat de verstoorde arbeidsverhouding is ontstaan door ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van Style Italy. [verzoekster] heeft daarom verzocht haar een billijke vergoeding (van € 18.544,-- bruto) toe te kennen.
3.3
De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst op de (subsidiair aangedragen) g-grond ontbonden met ingang van 1 december 2020. Het verzoek van [verzoekster] om toekenning van een billijke vergoeding is afgewezen. Daartoe heeft de kantonrechter overwogen – kort samengevat – dat [verzoekster] onvoldoende heeft gesteld om te kunnen oordelen dat de ontbinding c.q. de verstoorde arbeidsverhouding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Style Italy. De proceskosten (in het verzoek) heeft de kantonrechter gecompenseerd.

Het hoger beroep

4.1
In hoger beroep verzoekt [verzoekster] de vernietiging van de bestreden beschikking, maar – naar het hof begrijpt – uitsluitend voor zover haar verzoek om een billijke vergoeding daarbij is afgewezen. Daartoe voert [verzoekster] als grieven I tot en met X genummerde bezwaren aan. [verzoekster] wil dat het hof haar verzoek om een billijke vergoeding na vernietiging alsnog toewijst en Style Italy veroordeelt in de kosten van de procedure bij de kantonrechter en in hoger beroep.
4.2
Na eiswijziging verzoekt [verzoekster] in hoger beroep Style Italy daarnaast te veroordelen tot betaling van € 943,80 (inclusief btw) voor kosten die [verzoekster] heeft gemaakt voor het laten uitbrengen van een deskundigenoordeel.
4.3
Style Italy komt tot de conclusie dat de beschikking waarvan beroep moet worden bekrachtigd, met veroordeling van [verzoekster] in de proceskosten in hoger beroep.

De beoordeling van het hoger beroep

5.1
Kern van het hoger beroep betreft de vraag of [verzoekster] recht heeft op toekenning van een billijke vergoeding omdat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Style Italy. De stelplicht en eventuele bewijslast van de voor de toepassing van deze maatstaf relevante feiten en omstandigheden rusten op [verzoekster] . Zoals ook de kantonrechter heeft overwogen (in rov. 5.5 van de bestreden beschikking), volgt uit de parlementaire geschiedenis van de Wet werk en zekerheid dat van ernstig handelen of nalaten van de werkgever in de zin van (nu) art. 7:671b lid 9, aanhef en onder c, BW alleen in uitzonderlijke gevallen sprake is. Als voorbeelden daarvan worden onder andere genoemd het geval dat een werkgever grovelijk zijn verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst niet nakomt en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat, – waarbij valt te denken aan de situatie waarin de werkgever zijn re-integratieverplichtingen bij ziekte ernstig heeft veronachtzaamd –, en het geval dat een werkgever een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren en ontslag langs die weg te realiseren. [2] Bij de beantwoording van de vraag of de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten moet de rechter – en zal het hof – dus terughoudendheid betrachten.
ernstig verwijtbaar handelen
5.2
Naar het oordeel van het hof heeft Style Italy ernstig verwijtbaar gehandeld en is als gevolg daarvan de arbeidsverhouding met [verzoekster] verstoord en de arbeidsovereenkomst ontbonden. Daartoe overweegt het hof het volgende.
5.3
[verzoekster] stelt dat Style Italy ernstig verwijtbaar heeft gehandeld doordat Style Italy
sinds mei 2020 het loon van [verzoekster] niet uitbetaalde, ook niet na de veroordeling daartoe bij de beschikking van 31 augustus 2020 in de eerste zaak;
in de periode van 8 mei 2020 tot en met 24 september 2020 de re-integratieverplichtingen niet is nagekomen;
(naar het hof begrijpt:) vanaf eind januari 2020 uitsluitend uit is geweest en vanaf 31 maart 2020 is blijven aansturen op beëindiging van het dienstverband met [verzoekster] .
In verband met dit laatste wijst [verzoekster] op
een door Style Italy gefabriceerde brief gedateerd op 25 januari 2020 waarbij Style Italy zou hebben aangezegd dat het dienstverband op 31 maart 2020 werd beëindigd;
een telefoongesprek van 24 april 2020 waarin Style Italy heeft geprobeerd [verzoekster] op het verkeerde been te zetten;
het verzoekschrift van Style Italy in de UWV-procedure om op grond van bedrijfseconomische redenen van [verzoekster] af te komen;
het voortzetten van de procedure tegen [verzoekster] door Style Italy – de eerste procedure – ondanks de afwijzing van het verzoek door het UWV;
het beginnen van een tweede procedure door Style Italy – de onderhavige procedure – nadat de kantonrechter bij de beschikking van 31 augustus 2020 de opzegging van de arbeidsovereenkomst had vernietigd en had geoordeeld dat Style Italy het loon van [verzoekster] over de maanden april en mei 2020 moest betalen;
het in haar verzoekschriften betichten van [verzoekster] van misleiding, leugens en achter haar advocaat verschuilen, en voor deze ongegronde aantijgingen geen excuses aanbieden.
5.4
Style Italy betwist als zodanig niet dat zij vanaf 1 april 2020 aan [verzoekster] geen loon heeft betaald, met uitzondering van de betaling(en) van het loon over april en mei 2020 klaarblijkelijk op enig moment na de beschikking van 31 augustus 2020 (vergelijk hieronder rov. 5.6). Zij weerspreekt ook niet dat zij sinds de ziekmelding van [verzoekster] op 8 mei 2020 geen re-integratieactiviteiten heeft ondernomen (zoals ook de kantonrechter in rov. 5.5 van de bestreden beschikking heeft overwogen). Style Italy voert aan dat zij had aangenomen dat er met ingang van 1 april 2020 geen dienstverband met [verzoekster] meer bestond en dat pas met de beschikking van 31 augustus 2020 in de eerste procedure voor haar kwam vast te staan dat die aanname onjuist was. Van een moedwillig niet nakomen van loon- en re-integratieverplichtingen is daarom geen sprake. Om dezelfde reden is ook geen sprake van een moedwillig verstoren van de arbeidsverhouding en naar het einde van de arbeidsovereenkomst toewerken, aldus nog steeds Style Italy.
5.5
Met dit betoog miskent Style Italy echter dat zij [verzoekster] heeft verweten – kort samengevat – in de eerste procedure leugenachtig te hebben verklaard en te hebben geprobeerd door middel van een doortrapte strategie loonbetalingen te verkrijgen, maar dat de kantonrechter in het licht van het (uitvoerige) partijdebat hierover heeft geoordeeld dat deze (ernstige) verwijten in deze procedure niet kunnen worden vastgesteld en dat de verzochte ontbinding op die (primaire) grond wordt afgewezen (rov. 5.3 van de beschikking waarvan beroep). Style Italy heeft dit oordeel niet in hoger beroep bestreden. In hoger beroep moet dus ervan worden uitgegaan dat deze verwijten ongegrond zijn en dat Style Italy [verzoekster] deze verwijten ten onrechte heeft gemaakt. De verwijten moeten naar het oordeel van het hof zonder meer als ernstig worden aangemerkt.
5.6
Evenmin valt in te zien dat Style Italy – anders dan zij kennelijk betoogt – niet ertoe gehouden was haar loonbetalings- en re-integratieverplichtingen na te komen op de enkele grond dat zij ervan uitging dat het dienstverband met [verzoekster] per 1 april 2020 was geëindigd. Immers stelde [verzoekster] zich (onderbouwd) op een ander standpunt en heeft dit verschil van mening tot de eerste procedure geleid. Uit de beschikking van 31 augustus 2020 – waarvan Style Italy niet in hoger beroep is gegaan – volgt nota bene dat Style Italy al die tijd van een onjuiste opvatting over het bestaan van het dienstverband was uitgegaan. Zelfs na haar veroordeling tot betaling van het loon van [verzoekster] over april en mei 2020 bij diezelfde beschikking, heeft Style Italy niet (volledig) aan haar loonbetalingsverplichting voldaan. Ter zitting in hoger beroep is namens Style Italy verklaard dat zij alleen het loon over april en mei 2020 heeft betaald (proces-verbaal, p. 3); het tot de ontbindingsdatum van 1 december 2020 verschuldigde loon is dus onbetaald gebleven. De redenen die Style Italy daarvoor aanvoert, namelijk haar penibele financiële situatie en haar ‘ontdekking’ dat [verzoekster] door frauduleuze handelingen grote hoeveelheden geld ‘achterover heeft gedrukt’ of heeft verduisterd (verweerschrift in hoger beroep, nrs. 2 en 6), heeft zij niet onderbouwd en worden door [verzoekster] betwist. Over de door Style Italy gestelde verduistering loopt tussen partijen een gerechtelijke procedure waarvan de uitkomst nog niet bekend is. Dat de tekortkoming in de nakoming van haar contractuele loonbetalingsverplichting Style Italy niet kan worden toegerekend, is daarom niet aannemelijk geworden. Bij deze stand van zaken heeft Style Italy naar het oordeel van het hof haar loonbetalingsverplichting evenals haar re-integratieverplichting op grove wijze geschonden.
5.7
Uit wat hiervoor is overwogen over het aanvoeren van ongefundeerde verwijten als (primaire) ontbindingsgrond en het niet nakomen van (hoofd)verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst, volgt – in onderling verband en samenhang bezien – dat Style Italy vanaf begin 2020 zonder goede grond is uit geweest op en in ieder geval na 31 augustus 2020 is blijven aansturen op beëindiging van het dienstverband met [verzoekster] . Het moet voor Style Italy voorzienbaar zijn geweest dat [verzoekster] daardoor zou worden benadeeld. Style Italy heeft aldus ernstig verwijtbaar gehandeld. De ontbinding van de arbeidsovereenkomst is daarvan het gevolg geweest. Hierbij neemt het hof mede in aanmerking dat [verzoekster] onweersproken heeft gesteld dat door het inzetten op het einde van het dienstverband en het in dat kader maken van onterechte verwijten, Style Italy het voor haar onmogelijk heeft gemaakt om naar werk terug te keren en dat zij zich alleen daarom heeft neergelegd bij een ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Door het ernstig verwijtbaar handelen van Style Italy is de arbeidssituatie voor [verzoekster] dus onwerkbaar geworden en de arbeidsverhouding verstoord geraakt.
billijke vergoeding
5.8
Het voorgaande brengt mee dat [verzoekster] recht heeft op een billijke vergoeding. Onder verwijzing naar de daarvoor door de Hoge Raad geformuleerde gezichtspunten in zijn New Hairstyle-beschikking [3] heeft [verzoekster] gemotiveerd verzocht om een billijke vergoeding van € 18.544,-- bruto. Style Italy heeft dit een en ander niet weersproken en zich ook niet anderszins uitgelaten over de hoogte van een eventueel aan [verzoekster] toe te kennen billijke vergoeding.
5.9
Bij de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding neemt het hof tot uitgangspunt dat Style Italy ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. [verzoekster] heeft niets gesteld over wat de duur van de arbeidsovereenkomst zou zijn geweest indien die niet door het handelen van Style Italy tot een einde was gekomen. Met het oog op de ‘waarde’ die de arbeidsovereenkomst voor haar had, heeft [verzoekster] bij verweerschrift tegen het voorwaardelijk tegenverzoek tevens loonvordering d.d. 17 september 2020 (wel) gesteld:
- dat zij (als gevolg van het handelen van Style Italy) nog steeds arbeidsongeschikt is, zelf de kosten van re-integratie en begeleiding zal moeten betalen en die kosten op € 10.000,-- bruto schat, en
- dat zij van het UWV een Ziektewetuitkering zal ontvangen en dat zij, uitgaande van een uitkering ten belope van 70% van haar loon en een herstelperiode van een jaar, € 5.496,-- bruto aan schade lijdt.
Verder heeft [verzoekster] aangevoerd dat zij in het geval van opzegging nog recht zou hebben gehad op doorbetaling van haar salaris tot 1 december 2020, zijnde een bedrag van € 3.048,-- bruto. Hoewel in dit geval geen sprake is van opzegging (maar van ontbinding) en deze post voor de berekening van de billijke vergoeding dus niet relevant voorkomt, is het hof van oordeel dat het verzochte totaalbedrag van € 18.544,-- bruto toewijsbaar is. Daarbij laat het hof meewegen dat [verzoekster] – blijkens haar door Style Italy evenmin weersproken verklaring ter zitting in hoger beroep – nog steeds arbeidsongeschikt is en een Ziektewetuitkering ontvangt, zodat haar herstelperiode al ten tijde van die zitting (aanzienlijk) langer heeft geduurd dan een jaar (sinds 17 september 2020).
eisvermeerdering: onderzoekskosten
5.1
Style Italy heeft geen bezwaar gemaakt tegen de door [verzoekster] in hoger beroep verzochte vergoeding van € 943,80 (inclusief btw) aan onderzoekskosten. Naar het oordeel van het hof is deze vermeerdering niet in strijd met de eisen van een goede procesorde.
5.11
De onderzoekskosten betreffen de kosten die [verzoekster] heeft gemaakt voor het laten opstellen van een rapport door […] , gerechtelijk deskundige voor handschriftonderzoek. Het hof gaat ervan uit dat [verzoekster] vergoeding van deze kosten op de voet van art. 6:96 lid 2, aanhef en onder b, BW verzoekt. Het onderzoek diende ter onderbouwing van [verzoekster] betwisting van de stelling van Style Italy dat zij een op 25 februari 2019 gedateerde arbeidsovereenkomst heeft ondertekend en dat zij in de eerste procedure daarover leugenachtig heeft verklaard. Het in hoger beroep onbestreden oordeel van de kantonrechter dat het verwijt van het leugenachtig verklaren door [verzoekster] niet kan worden vastgesteld (vergelijk hierboven rov. 5.5), brengt echter mee dat deze kosten niet redelijkerwijs noodzakelijk waren. Het verzoek moet daarom worden afgewezen.
slotsom
5.12
De slotsom luidt dat het hoger beroep doel treft. De bestreden beschikking zal daarom, voor zover ter beoordeling aan het hof voorgelegd, worden vernietigd. Het verzoek om betaling van een billijke vergoeding van € 18.544,-- bruto zal worden toegewezen. Style Italy zal als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Voor een andere kostenveroordeling in de procedure bij de kantonrechter ziet het hof geen aanleiding omdat Style Italy (hoofdelijk) in de kosten van het tegenverzoek is veroordeeld en de op-nihil-stelling daarvan het hof juist voorkomt omdat [verzoekster] ook wat betreft het verzoek om een billijke vergoeding, gelet op de samenhang met haar verweer in het ontbindingsverzoek, moet worden geacht geen extra kosten te hebben gemaakt bij het bestrijden van het tegenverzoek.

De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 26 oktober 2020, voor zover daarbij het verzoek om toekenning van een billijke vergoeding van € 18.544,-- is afgewezen,
en
in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Style Italy om aan [verzoekster] een bedrag van € 18.544,-- bruto aan billijke vergoeding te betalen;
bekrachtigt de beschikking voor het overige;
veroordeelt Style Italy in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [verzoekster] tot op heden begroot op € 338,-- aan verschotten (griffierecht) en (3 punten x tarief II =) € 3.342,-- aan salaris advocaat;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.J. van Kooten, R.S. van Coevorden en M.D. Ruizeveld, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juni 2022 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

2.Kamerstukken II 2013-2014, 33818, nr. 3, p. 33-34.
3.HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1187.