Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 30 augustus 2022
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
gevestigd te Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam,
Waar deze zaak over gaat
Het geding in hoger beroep
Feiten
[appellant] , die destijds werkzaam was als advocaat, en de heer
[betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ).
Holding B.V. (hierna: TMH) als eerste hypotheekhouder een executieveiling van de jachthaven aangekondigd en een beroep gedaan op het huurbeding in de hypotheekakte jegens de huurder van de Jachthaven, de heer [betrokkene 2] h.o.d.n. Navilex (hierna: Navilex).
“voorstel”(hierna: het Voorstel) ondertekend waarin staat:
Verkoper:
Barkaris B.V.
Koper: Navilex of nader te noemen meester […]
Het registergoed. Nieuw Loosdrechtsedijk 216, 218, 220A, 220B, 220D en 220E, 222 en 224 te Loosdrecht Kadastraal bekend onder gemeente Loosdrecht sectie F, nr 966, nr 1401 en nr 1403.
Prijs € 1.700.000,- (kosten koper) te vermeerderen met een ontwikkelingspremie als hierna uitgewerkt.
Koop en levering: voor 6 december 2017 i.v.m. de aangezegde veiling.
Levering vrij van beslagen. Zo nodig wordt meegewerkt aan een onderhandse levering vooruitlopend aan de veiling door inschakeling van Voorzieningenrechter.
[…]
Verkoper continueert de exploitatie van het registergoed zoals heden wordt uitgevoerd. Als zodanig wordt verkoper huurder van het registergoed. De bestaande huurovereenkomsten tussen Verkoper en huurders blijven in stand. Verkoper zal een huur aan Koper betalen van € 150.000 per jaar. Huur maandelijks te voldoen.
Ontwikkelingspremie. Koper is voornemens het registergoed te gaan ontwikkelen. Deze ontwikkeling betreft perceel 224. Partijen voorzien een ontwikkelingspotentie van ca € 4.000.000,-. […] Naast boven vermeldde koopprijs zal Koper aan Verkoper ook een premie betalen gelijk aan 17,5 % van de door haar behaalde netto ontwikkelingswinst op het registergoed. Deze ontwikkelingswinst wordt alleen dan uitgekeerd aan Verkoper zolang [appellant] , direct of indirect nog 100% aandeelhouder is van Barkaris B.V.
Verkoper heeft een recht van terugkoop van het gehele registergoed binnen 9 maanden na aankoop door Koper tegen een prijs van 10% boven de aankoopprijs van koper plus kosten die zijn gemaakt door koper voor die aankoop en eventuele kosten die door koper zijn gemaakt tot behoud en/of onderhoud en eventuele kosten die door koper zijn gemaakt in het kader van de voorgenomen ontwikkeling van het registergoed. Koper heeft de optie om het perceel 224 van deze terugkoopgarantie uit te sluiten In verband met de ontwikkeling ervan. Indien koper deze optie uitoefent (terugkoop zonder perceel 224)) zal bij een terugkoop door Verkoper, voor het restant, een bedrag betalen van € 1.400.000, verhoogd met 10%, plus kosten die zijn gemaakt voor die aankoop en eventuele kosten die door koper zijn gemaakt tot behoud en/of onderhoud van het registergoed.
[…]
Verdere details uit te werken in de koopovereenkomst.”
besloten dat u niet langer als (statutair) directeur zult aanblijven. Wel is u gevraagd om als titulair directeur aan te blijven. De arbeidsovereenkomst d.d. 7 juli 2017 […] blijft derhalve in stand.[…]”
Procedure in eerste aanleg
in conventiebetaling van loon c.a. gevorderd van Barkaris en van Boegbeeld, en betaling van advocatendeclaraties van [geïntimeerde] .
in reconventieeen verklaring voor recht gevorderd dat [appellant] zijn taak als bestuurder van Barkaris onbehoorlijk heeft vervuld in de zin van art. 2:9 BW, veroordeling van [appellant] gevorderd tot betaling van schadevergoeding nader op te maken bij staat alsmede veroordeling van [appellant] gevorderd tot het afleggen van rekening en verantwoording en het in het geding brengen van zijn btw aangifte.
in conventiede vorderingen tegen Boegbeeld en Barkaris gedeeltelijk toegewezen en
in reconventieBoegbeeld in haar vordering niet ontvankelijk verklaard, de gevorderde verklaring voor recht gegeven en de gevorderde schadevergoeding (op te maken bij staat) toegewezen en de beslissing in conventie voor het overige aangehouden. In conventie is (nog) geen proceskostenveroordeling uitgesproken. [appellant] is
in reconventieveroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Barkaris. Verder zijn
in reconventie[geïntimeerde] en Boegbeeld veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [appellant] .
Vorderingen in hoger beroep
in conventieafgewezen deel van de vorderingen tegen Barkaris en Boegbeeld, en deze alsnog integraal toewijst, de
in reconventiegegeven verklaring voor recht over de aansprakelijkheid van [appellant] als bestuurder van Barkaris vernietigt en deze alsnog afwijst, en [geïntimeerde] , Barkaris en Boegbeeld hoofdelijk veroordeelt in de kosten van beide instanties.
Beoordeling van het hoger beroep
grief 1betoogt [appellant] dat hij, anders dan de rechtbank heeft overwogen, niet door Barkaris is ontslagen op 13 december 2017, maar op die datum zelf ontslag als bestuurder heeft genomen. Hij is evenwel op verzoek van [geïntimeerde] in dienst gebleven en heeft zijn werkzaamheden voortgezet. Volgens [appellant] duurt de arbeidsovereenkomst met Barkaris nog steeds voort en heeft hij recht op loon.
Einde van de arbeidsovereenkomsten
[hof: r.o. 4.7 van dit arrest]). De rechtbank oordeel[t] hierover als volgt.
nietde bedoeling was hem tevens arbeidsrechtelijk te ontslaan.
4 februari 2018 is betwist en er is geen specifiek bewijsaanbod gedaan tot het verifiëren van die handtekening door middel van deskundigenonderzoek. Bovendien is de brief volgens de datering twee maanden na het ontslagbesluit opgesteld, in een periode dat [appellant] , naar eigen zeggen, ziek was vanwege een ernstige val. Dat noopt tot een verklaring, die echter ontbreekt.
grief 2betoogt [appellant] dat de wettelijke verhoging over de loonvorderingen op Barkaris en Boegbeeld ten onrechte door de rechtbank op nihil is gesteld. Er is sprake van betalingsonwil en de proceshouding van deze partijen is gericht op de frustratie van de loonaanspraken van [appellant] . Deze proceshouding is in strijd met het goed werkgeverschap en de redelijkheid en billijkheid.
grieven 3 tot en met 8komt [appellant] op tegen het oordeel van de rechtbank dat er sprake is van onbehoorlijk bestuur van zijn kant en dat hij op grond van art. 2:9 BW schadeplichtig is.
Vorderingen a en b: onbehoorlijk bestuur en schade
grief 3betoogt [appellant] dat er van een bindende koopovereenkomst tussen Navilex en Barkaris geen sprake was. Er was niet meer dan een intentieverklaring. Op wezenlijke onderdelen was volgens [appellant] nog niets bepaald, laat staan overeenstemming bereikt.
grief 4betoogt [appellant] dat de rechtbank heeft miskend dat er sprake was van een noodsituatie, het voorkomen van een dreigende executieveiling, wat zeker het einde van de exploitatie van de onderneming zou hebben meegebracht. Deze grief faalt, alleen al omdat niet is in te zien waarom deze noodsituatie er aan in de weg zou hebben gestaan [geïntimeerde] om toestemming te vragen, een marktconforme prijs te bedingen en gebruikelijke voorbehouden overeen te komen (zie r.o. 4.35 en 4.36). Om die reden faalt ook
grief 6, waarmee [appellant] betoogt dat het leveren van het onroerend goed vrij van beslagen reëel was. Wat daar ook van zij: het is ernstig verwijtbaar om de bedoelde gebruikelijke voorbehouden niet te maken, omdat daardoor het risico dat niet vrij van beslagen kon worden geleverd volledig op Barkaris kwam te rusten. Een dergelijk risico dient en kan vrij eenvoudig worden voorkomen met een voorbehoud.
grief 5betoogt [appellant] dat er voor Barkaris een mogelijkheid voor terugkoop of huur was bedongen en dat dit relevant is. Daarmee komt [appellant] op tegen r.o. 4.34 van het vonnis. Volgens [appellant] was er wel degelijk een omzetpotentie die winstgevend was bij een huur van € 150.000,-- op jaarbasis. Ook deze grief faalt. Door [appellant] is onvoldoende onderbouwd dat en hoe hij deze wijze van winstgevende exploitatie bij het aangaan van de overeenkomst met Navilex voor ogen had. Deze onderbouwing had van hem mogen worden verlangd omdat hij zelf stelt dat hij destijds niet beschikte over de (volledige) administratie van de onderneming. Op dit punt is verder van belang dat de bedrijfsvoering van Barkaris al enige tijd volledig stil lag. Verder laat dit onverlet dat [appellant] de hiervoor bedoelde voorbehouden had moeten maken.
grief 7betoogt [appellant] dat er geen reden was [geïntimeerde] bij de transactie te betrekken. Deze grief faalt. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat dit wel had moeten gebeuren. Dat [geïntimeerde] door de beschikking van de Ondernemingskamer vanwege zijn destructieve gedrag tijdelijk zijn beslissende zeggenschap over de ondernemingen kwijt was maakt dit niet anders. Voor zover [appellant] beoogt te stellen dat [geïntimeerde] eenvoudigweg niet in staat was een redelijke belangenafweging te maken is dat onvoldoende onderbouwd.
grief 8betoogt [appellant] dat op Barkaris een verzwaarde stelplicht rustteom te onderbouwen dat juist [appellant] een ernstig verwijt is te maken. Daarbij wijst [appellant] er op dat [geïntimeerde] als enig bestuurder van Barkaris verstek heeft laten gaan in de procedure tegen Silica. Verder wijst [appellant] er op dat hij er geen persoonlijk voordeel van heeft gehad bij het tekenen van de term sheet en dat Barkaris de gestelde aansprakelijkheid als bestuurder gebruikt om zich te verweren tegen de loonaanspraken van [appellant] .
Beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] , Barkaris en Boegbeeld tot op heden begroot op € 5.610,-- aan griffierecht en € 4.064,-- aan salaris advocaat (1 punt, tarief VI);