ECLI:NL:GHDHA:2022:136
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- R.A. Bosman
- Chr.Th.P.M. Zandhuis
- A. van Dongen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over WOZ-waarde van een woning en verzoek om vergoeding van immateriële schade
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, waarin de WOZ-waarde van zijn woning is vastgesteld op € 945.000. De Heffingsambtenaar van de gemeente Noordwijk had deze waarde vastgesteld op 1 januari 2018, en belanghebbende betwistte deze waarde, stellende dat deze te hoog was en verzocht om een lagere waarde van € 919.000. Belanghebbende voerde aan dat de vergelijkingsobjecten die door de Heffingsambtenaar waren gebruikt voor de waardebepaling niet voldoende vergelijkbaar waren met zijn woning. De Rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep werd het beroep op betalingsonmacht inzake het griffierecht afgewezen, omdat belanghebbende geen relevante financiële gegevens had overgelegd. Het Hof oordeelde dat de Heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde van de woning niet te hoog was, en dat de vergelijkingsobjecten wel degelijk relevant waren. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en wees het verzoek om vergoeding van immateriële schade af, omdat de redelijke termijn voor de behandeling van het geschil niet was overschreden.