ECLI:NL:GHDHA:2022:1267
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijspraak van de politierechter in een strafzaak met betrekking tot rijden onder invloed van cannabis
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vrijspraak van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, namelijk het rijden onder invloed van cannabis op 22 april 2019 in 's-Gravenhage. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. De advocaat-generaal vorderde dat het vonnis van de politierechter zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een geldboete van 600 euro, subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan 300 euro subsidiair 15 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte het tenlastegelegde feit had begaan. Het hof oordeelde dat de waarborgen, zoals vastgelegd in artikel 13 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, niet waren nageleefd. Het bloedmonster van de verdachte was pas 12 dagen na afname naar het laboratorium gestuurd, wat niet als 'zo spoedig mogelijk' kon worden aangemerkt. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat het bloedmonster op een betrouwbare manier was behandeld, wat essentieel is voor de bewijsvoering in deze zaak.
Aangezien het hof tot de conclusie kwam dat er geen bewijs was dat de verdachte onder invloed van verdovende middelen een voertuig had bestuurd, sprak het hof de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit. Tevens werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke taakstraf afgewezen, omdat de verdachte werd vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.