Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop
- het dossier van de procedure bij de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam;
- het tussen partijen gewezen vonnis van 20 november 2020;
- de dagvaarding in hoger beroep van 25 januari 2021 van Makelaardij [A];
- het arrest van dit hof van 2 maart 2021, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 14 april 2021;
- de memorie van grieven van Makelaardij [A], met bijlagen;
- de memorie van antwoord van [V] Vastgoed.
3.Feiten
De opdracht eindigt door:
De courtage wordt berekend op grondslag van wat partijen hierover overeengekomen zijn. (…).”
4.Vorderingen en beslissing van de kantonrechter
primair: € 4.221,22, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 3.569,50 vanaf 22 november 2019 tot aan de dag van volledige voldoening en
subsidiair: € 2.209,55, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 1.784,74 vanaf 9 mei 2020 tot aan de dag van volledige voldoening, met veroordeling van [V] in de proceskosten.
5.Vorderingen in hoger beroep en bezwaren tegen het vonnis
6.Beoordeling door het hof
nadattussen de (juridisch en economisch) eigenaren [V] Vastgoed, [aannemer] en Orba overeenstemming over de overdracht aan Orba was bereikt (conclusie van antwoord, onder 6 en 8; conclusie van dupliek, onder 1). Deze stellingen van [V] Vastgoed komen erop neer dat de overeenkomst tot verkoop aan Orba tijdens de looptijd van de overeenkomst, namelijk vóór de beweerde opzegging in april 2014, tot stand is gekomen.