ECLI:NL:GHDHA:2022:1043

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
BK-21/00697
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Leges omgevingsvergunning 2018 voor bouw distributiecentrum en de toepassing van gemeentelijke verordening en tarieventabel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam over de leges voor een omgevingsvergunning voor de bouw van een distributiecentrum. De Heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam had bij aanslag op 7 december 2018 leges geheven ter hoogte van € 183.752,43, gebaseerd op een heffingsgrondslag van € 9.400.000. Na bezwaar werd deze grondslag verlaagd naar € 8.329.903, en de rechtbank stelde de legesaanslag vast op € 155.187,43, gebaseerd op een heffingsgrondslag van € 7.950.000. De belanghebbende stelde dat de gemeentelijke verordening en tarieventabel niet voldeden aan de kenbaarheidseisen van de Gemeentewet en dat de heffing onredelijk en willekeurig was, in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Het Gerechtshof Den Haag oordeelde dat de verordening en tarieventabel wel degelijk aan de eisen voldeden en dat de korting van 50% voor aanvragen via de applicatie Blitts niet leidde tot een onredelijke belastingheffing. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de gemeentelijke wetgever een grote vrijheid heeft bij het opstellen van belastingverordeningen, zolang deze niet in strijd zijn met de wet of het gelijkheidsbeginsel.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-21/00697

Uitspraak van 14 juni 2022

in het geding tussen:

[X] B.V. te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: G. van der Linden)
en

de Heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, de Heffingsambtenaar,

(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (de Rechtbank) van 5 juli 2021, nummer ROT 20/2778.

Procesverloop

1.1.
De Heffingsambtenaar heeft bij aanslag met dagtekening 7 december 2018 (de aanslag) van belanghebbende € 183.752,43 aan leges omgevingsvergunning geheven. De heffingsgrondslag is vastgesteld op € 9.400.000.
1.2.
Bij uitspraak op bezwaar van 25 juni 2020 heeft de Heffingsambtenaar het tegen de aanslag gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de heffingsgrondslag verlaagd naar € 8.329.903. Tevens is aan belanghebbende een dwangsom toegekend van € 1.442 en een proceskostenvergoeding van € 261.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft als volgt beslist, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Heffingsambtenaar als verweerder:
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep gericht tegen het bestreden besluit gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- stelt de legesaanslag vast op een bedrag van € 155.187,43, gebaseerd op een heffingsgrondslag van € 7.950.000,-;
- veroordeelt verweerder tot betaling van een schadevergoeding van € 500,- aan eiseres;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 354,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,-.”
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van het hoger beroep is een griffierecht geheven van € 541. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 mei 2022 te Den Haag. Daar zijn partijen verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.
Belanghebbende heeft op 14 juni 2018 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een bedrijfsgebouw met kantoor voor de op- en overslag van goederen in de nabijheid van de [adres] in [woonplaats] (bekend onder de naam [A] ). In de aanvraag heeft belanghebbende als geschatte bouwkosten € 5.121.900 exclusief omzetbelasting vermeld.
2.2.
Voor het in behandeling nemen van de aanvraag is bij de aanslag van belanghebbende leges geheven naar een heffingsgrondslag van € 9.400.000. De heffingsgrondslag is na herberekening van de netto bouwkosten bij uitspraak op bezwaar verminderd tot € 8.329.903.
2.3.
De Rechtbank heeft de heffingsgrondslag verder verminderd tot € 7.950.000. Daarbij is de Rechtbank uitgegaan van de in de aannemingsovereenkomst van 19 september 2019 opgenomen aanneemsom.

Verordening en Tarieventabel

3.1.
De Verordening leges omgevingsvergunning 2018 van de gemeente Rotterdam (de Verordening) luidt – voor zover van belang:
“Artikel 2 Aard van de heffing en belastbaar feit
Onder de naam 'leges omgevingsvergunning' worden rechten geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
Artikel 4 Heffingsmaatstaven en tarieven
1. De leges omgevingsvergunning worden geheven naar de heffingsmaatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel. Per vergunningplichtige activiteit wordt het in deze tarieventabel opgenomen tarief in rekening gebracht, waarbij de leges bij een meervoudig vergunningplichtige activiteit worden bepaald aan de hand van de optelling van het per vergunningplichtige activiteit verschuldigde tarief.
Artikel 5 Wijze van heffing
De leges omgevingsvergunning worden geheven bij wege van aanslag.”
3.2.
De Tarieventabel behorend bij de Legesverordening 2018 (de Tarieventabel) luidt als volgt:
“1.1 Maatstaf van heffing:
Maatstaf van heffing zijn de totale bouwkosten van de zaak waarop de aanvraag om een vergunning betrekking heeft.
1.1.1
De totale bouwkosten worden berekend volgens de NEN 2699 (investerings- en exploitatiekosten van gebouwen – Begripsomschrijvingen en indelingen) zoals dit normblad laatstelijk is gewijzigd of vervangen.
1.1.2
NEN 2699 (investerings- en exploitatiekosten van gebouwen – Begripsomschrijvingen en indelingen), zoals dit normblad laatstelijk is gewijzigd of vervangen, ligt voor een ieder ter inzage ten kantore van de Afdeling Bouw- en woningtoezicht van het Cluster Stadsontwikkeling, kantoorhoudend aan de Wilhelminakade 139 3072 AP te Rotterdam.
1.2
De omzetbelasting en de kosten van het verwerven van de grond maken geen deel uit van de totale bouwkosten.
1.3
Het tarief ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen (een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) dan wel het in behandeling nemen van een aanvraag om een projectuitvoeringsbesluit (een besluit als bedoeld in artikel 2.10 van de Crisis- en herstelwet) die mede deze activiteit bouwen omvat, wordt als volgt bepaald:
1.3.1
Schijf 1 - bij bouwkosten tot en met €35.900,00 bedraagt het tarief 1,54% van de totale bouwsom met een minimum van € 95,00;
1.3.2
Schijf 2 - bij bouwkosten vanaf € 35.900,01 tot en met € 530.000,00 wordt het tarief van schijf 1 over het bij die schijf genoemde bedrag geheven vermeerderd met 1,77% van het gedeelte van de bouwkosten, die vallen in schijf 2;
1.3.3
Schijf 3 - bij bouwkosten vanaf € 530.000,01 tot en met € 1.100.000,00 wordt het tarief van de schijven 1 en 2 over de bij die schijven genoemde bedragen geheven vermeerderd met 1,92% van het gedeelte van de bouwkosten, die vallen in deze schijf;
1.3.4
schijf 4 - bij bouwkosten vanaf € 1.100.000,01 tot en met € 10.700.000,00 wordt het tarief van de schijven 1, 2 en 3 over de bij die schijven genoemde bedragen geheven vermeerderd met 1,97% van het gedeelte van de bouwkosten, die vallen in deze schijf;
1.3.5
schijf 5 - bij bouwkosten vanaf € 10.700.000,01 tot en met € 26.700.000,00 wordt het tarief van de schijven 1, 2, 3 en 4 over de bij die schijven genoemde bedragen geheven vermeerderd met 2,12% van het gedeelte van de bouwkosten, die vallen in deze schijf;
1.3.6
schijf 6 - bij bouwkosten vanaf € 26.700.000,01 wordt het tarief van de schijven 1, 2, 3, 4 en 5 over de bij die schijven genoemde bedragen geheven vermeerderd met 0,81% van het gedeelte van de bouwkosten, die vallen in deze schijf met een maximum van € 995.907,40.
1.4
Indien een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een project dat voldoet aan het bepaalde in artikel 6i van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, wordt het overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.1 tot en met 1.3 berekende bedrag aan leges verlaagd met een bedrag ter hoogte van 30% van de verschuldigde bouwleges.
1.5.
Indien een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een project waarvoor de aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van de applicatie Blitts, wordt het overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.1 tot en met 1.3 berekende bedrag aan leges verlaagd met een bedrag ter hoogte van 50% van de verschuldigde bouwleges.”

Oordeel van de Rechtbank

4. De Rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Heffingsambtenaar als verweerder:
“4.2 De rechtbank stelt voorop dat de gemeentelijke wetgever een grote vrijheid heeft bij het opstellen van belastingverordeningen. Volgens vaste rechtspraak, bijvoorbeeld het arrest van de Hoge Raad van 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1174, kunnen gemeenten, behoudens het verbod op het hanteren van draagkracht als verdelingsmaatstaf en de in de wet gegeven nadere regels, zelf invulling geven aan de in de belastingverordeningen op te nemen heffingsmaatstaven. Het staat hen in beginsel vrij die heffingsmaatstaven op te nemen die zich het best verstaan met het gemeentelijke beleid en de praktijk van de belastingheffing. De gemeentelijke wetgever mag voor de heffing het tarief afhankelijk maken van de bouwkosten, maar ook een andere wijze van bepaling van het tarief is toegestaan. Een verordening is pas onverbindend indien de gekozen tariefstelling in strijd is met de wet of enig algemeen rechtsbeginsel, met name het gelijkheidsbeginsel.
4.3
Verweerder heeft uiteengezet dat de onlineapplicatie Blitts bedoeld is voor vergunningaanvragen van limitatief opgesomde kleinere verbouwingen. Het gaat om vergunningen voor dakkapellen, aanbouw, bijbouw, erfafscheiding, kozijn of gevelwijziging, dakraam, zonnepaneel en asbestmelding. Via de applicatie kan in enkele stappen een omgevingsvergunning worden aangevraagd en dankzij dit voorwerk heeft de gemeente minder werk, minder kosten en kan de gemeente de vergunningaanvraag aanzienlijk sneller afhandelen, aldus verweerder.
4.4
Deze uitleg bij de keuze van de gemeentelijke wetgever om voor vergunningen aangevraagd via Blitts een korting van 50 % op de leges te geven, kan de rechtbank volgen en is niet van een redelijke grond ontbloot. De gemeentelijke wetgever heeft deze keuze dan ook kunnen maken. In weerwil van wat eiseres aanvoert, leidt deze keuze niet tot onredelijke en willekeurige belastingheffing. Daarbij geldt verder dat geen strijd is met het gelijkheidsbeginsel (als beginsel van behoorlijke wetgeving), omdat alle gevallen die gebruik kunnen maken van de applicatie Blitts hetzelfde worden behandeld. Alle aanvragen via Blitts krijgen immers een korting van 50 %, die zonder onderscheid van toepassing is op al die aanvragen. De omstandigheid dat dit niet geldt voor aanvragen die niet via Blitts zijn gedaan of kunnen worden gedaan, levert geen ongelijke behandeling van gelijke gevallen op (vergelijk Hoge Raad, 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:780, einde van r.o. 3.5.1).
4.5
Deze beroepsgrond faalt.”

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

5.1.
In hoger beroep is primair in geschil of de Verordening en de Tarieventabel onverbindend zijn jegens belanghebbende. Subsidiair is in geschil of op de in rekening gebrachte leges een korting van 50% moet worden toegepast. Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend en de Heffingsambtenaar ontkennend.
5.2.
Meer in het bijzonder is in geschil of de Verordening en de Tarieventabel onverbindend zijn omdat:
a. a) zij niet voldoen aan de kenbaarheidseisen die zijn gesteld in de artikelen 139 [1] en 217 [2] van de Gemeentewet;
b) zij leiden tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing,
c) zij strijdig zijn met het gelijkheidsbeginsel.
5.3.
Niet in geschil is dat de heffingsgrondslag € 7.950.000 bedraagt.
5.4.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank voor wat betreft de aanslag, primair tot vernietiging van de aanslag en subsidiair tot toepassing van een korting van 50 percent op de in rekening gebrachte leges.
5.5.
De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

Zijn de Verordening en de Tarieventabel onverbindend omdat niet is voldaan aan de kenbaarheidseisen?
6.1.
Belanghebbende stelt dat de Verordening en de Tarieventabel in strijd zijn met het bepaalde in de artikelen 139 en 217 Gemeentewet omdat daarin niet de informatie staat die nodig is om het bedrag van de verschuldigde leges te bepalen. Hiertoe heeft belanghebbende aangevoerd dat uit de Verordening en de daarbij behorende Tarieventabel niet de maatstaven blijken waarnaar de leges worden geheven. Bij lezing van artikel 1.5 van de Tarieventabel is niet duidelijk wie van de applicatie Blitts gebruik kan maken en voor welke vergunningaanvragen aanspraak kan worden gemaakt op de in dat artikel vermelde korting van 50%. De applicatie zelf is niet op een rechtens juiste wijze gepubliceerd, aldus belanghebbende.
6.2.
De artikelen 139 en 217 Gemeentewet stellen eisen aan de kenbaarheid van de maatstaven waarnaar gemeentebelastingen worden geheven (de kenbaarheidseisen). Zij strekken onder meer ertoe dat de belastingverordening alle essentialia bevat waaruit de belastingschuldige de omvang van zijn belastingschuld kan afleiden (Kamerstukken II 1989/90, 21591, nr. 3, blz. 63).
De heffingsmaatstaf is opgenomen in artikel 1 van de Tarieventabel. Hieruit volgt dat de maatstaf van heffing de totale bouwkosten zijn van de zaak waarop de aanvraag van een omgevingsvergunning betrekking heeft, dat de totale bouwkosten worden berekend volgens de NEN 2699 en dat dit normblad voor eenieder ter inzage ligt. Het voor de berekening van de leges toe te passen tarief is opgenomen in artikel 1.3 van de Tarieventabel. In de situaties, vermeld in de artikelen 1.4 en 1.5 van de Tarieventabel, worden de op grond van artikel 1.3 van de Tarieventabel verschuldigde leges verminderd met respectievelijk 30 en 50 percent.
De Verordening en de Tarieventabel zijn bekendgemaakt door publicatie in gemeenteblad 2017, nummer 175, uitgegeven op 22 november 2017 en ter inzage gelegd in het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam.
6.3.
Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning heeft belanghebbende geen gebruik gemaakt van de applicatie Blitts. De van haar geheven leges zijn vastgesteld met toepassing van het normblad NEN 2699. De vraag of met betrekking tot de applicatie Blitts is voldaan aan de kenbaarheidseisen is daarom niet van belang voor de legesheffing in deze zaak. Het Hof beantwoordt het geschilpunt als vermeld onder a) ontkennend.
Is de Verordening onverbindend omdat sprake is van een onredelijke en willekeurige heffing?
6.4.
Ter onderbouwing van haar standpunt dat de Verordening en de Tarieventabel onverbindend zijn omdat zij leiden tot een onredelijke en willekeurige belastingheffing, heeft belanghebbende – samengevat – het volgende aangevoerd. In de Tarieventabel wordt aan belastingplichtigen die gebruik (kunnen) maken van de applicatie Blitts een korting van 50 percent verleend terwijl aan andere belastingplichtigen, waaronder belanghebbende, die geen gebruik kunnen maken van deze applicatie het volle tarief in rekening wordt gebracht. Met de korting wordt, naast de omstandigheid dat de Tarieventabel een legestarief naar een percentage van de bouwsom kent, die ook nog eens progressief is, een derde trede aan de tariefstapeling toegevoegd. Als de korting wordt betaald uit de legesopbrengsten, kent de heffing een vierde element van onevenredigheid. Door de opeenstapeling van ‘incentives’ voor een bepaalde groep belastingplichtigen ontstaat een zodanig scheve verdeling in de tariefstelling, dat sprake is van een onredelijke en onwillekeurige heffing en/of schending van het gelijkheidsbeginsel.
6.5.
De Heffingsambtenaar heeft het standpunt van belanghebbende gemotiveerd bestreden en daartoe – samengevat – het volgende aangevoerd. Blitts is een landelijk toegepaste online-applicatie, bedoeld voor vergunningaanvragen van limitatief opgesomde kleinere verbouwingen. De applicatie heeft betrekking op de volgende situaties: dakkapel, aanbouw, bijgebouw, erfafscheiding, kozijn of gevelwijziging, dakraam, zonnepaneel en asbestmelding. Het gaat niet om de vraag wie (subjectief) gebruik kan maken van deze wijze van vergunningaanvraag, maar in welke gevallen (objectief) deze van toepassing is. De korting op het tarief wordt voor identieke bouwactiviteiten gelijkelijk toegepast. De redengeving voor de tariefreductie is dat de dienstverlening van de gemeente beperkt blijft dankzij het door de aanvrager verrichte digitale voorwerk waardoor de gemeente de vergunningaanvraag voor standaard “lichte” bouwplannen aanzienlijk sneller kan afhandelen, een voor alle betrokkenen gunstige beleidsmaatregel die inhoudelijke ratio en pragmatisme in zich verenigt. Alle tariefbepalingen worden consequent ten aanzien van dezelfde gevallen gelijkelijk toegepast. Volgens de Heffingsambtenaar is dan ook geen sprake van een onredelijke en willekeurige belastingheffing en/of strijd met het gelijkheidsbeginsel.
6.6.
Het Hof stelt het volgende voorop. De gemeentelijke wetgever is vrij in de keuze van de grondslagen en de tarieven van heffing van leges, met dien verstande dat het bedrag van de leges niet afhankelijk mag worden gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen (zie artikel 219, lid 2, Gemeentewet). Ook mag de keuze geen strijd opleveren met de algemene rechtsbeginselen, in het bijzonder het gelijkheidsbeginsel en het verbod van een willekeurige en onredelijke belastingheffing. Zie onder meer Hoge Raad 14 augustus 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1943, BNB 2009/276 en Hoge Raad 30 juni 2017, ELCI:NL:HR:2017:1174, BNB 2017/173, r.o. 2.3.2.
6.7.
In de Tarieventabel is het bedrag van de leges niet afhankelijk gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen. Met het hanteren van een – tot een bouwsom van € 26.700.000 – deels progressief tarief van een percentage van de bouwkosten, is de gemeente Rotterdam gebleven binnen de vrijheid die gemeenten hebben bij het vaststellen van de tarieven voor bouwleges. Er is geen sprake van een ongeoorloofde heffing naar draagkracht, ook niet nu voor met de applicatie Blitts ingediende aanvragen voor kleinere bouwprojecten een korting van 50 percent op de verschuldigde leges wordt toegepast. Het geheven bedrag aan leges van € 155.187,43 bij een grondslag van € 7.950.000, een gemiddeld tarief derhalve van ((€ 55.187,43/ € € 7.950.000) x 100% =) afgerond 1,95% is niet onredelijk of willekeurig.
6.8.
Het staat de gemeente in beginsel vrij die heffingsmaatstaven op te nemen die zich het beste verstaan met het gemeentelijke beleid en de plaatselijke praktijk van de belastingheffing. Artikel 1.5 van de Tarieventabel houdt in dat voor limitatief opgesomde aanvragen, te weten voor kleine verbouwingen zoals dakkapellen, aanbouwen, bijgebouwen, erfafscheidingen, kozijnen of gevelwijziging, dakramen, zonnepanelen en asbestmeldingen, een korting op het berekende bedrag aan leges wordt toegepast van 50 percent. De Heffingsambtenaar heeft gesteld en belanghebbende heeft niet, althans onvoldoende gemotiveerd, weersproken dat de reden voor het onderscheid in tarief is gelegen in de omstandigheid dat voor de aanvragen voor kleine projecten met lichte bouwactiviteiten een beperkte toetsing van de aanvragen is voorgeschreven en daarmee meestal een korte behandeltijd is gemoeid, en dat op deze wijze uitvoering wordt gegeven aan het gemeentelijk beleid om aanvragen voor kleine projecten met lichte bouwactiviteiten op snelle wijze af te handelen. Van een dergelijke keuze kan niet worden gezegd dat deze iedere redelijke grond ontbeert. Hetgeen belanghebbende daartegen heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. De omstandigheid dat de gemeente uit doelmatigheidsoverwegingen voor het doen van deze eenvoudige en veel voorkomende aanvragen voor omgevingsvergunningen het gebruik van een online applicatie heeft voorgeschreven, waarbij het meeste voorwerk al door de aanvrager zelf wordt gedaan, valt gelet op genoemde doelmatigheid eveneens binnen de hiervoor geschetste gemeentelijke vrijheid. Daaraan doet niet af dat de wijze waarop de legeskorting in artikel 1.5 van de Tarieventabel is geformuleerd, bepaald niet de schoonheidsprijs verdient. Het Hof verwerpt het geschilpunt als vermeld onder b).
Gelijkheidsbeginsel
6.9.
De korting in artikel 1.5 van de Tarieventabel leidt niet tot schending van het gelijkheidsbeginsel. De korting geldt immers bij toepassing van de applicatie Blitts zonder onderscheid voor alle belastingplichtigen. [3] De omstandigheid dat de korting in de situatie van belanghebbende niet van toepassing is omdat vanwege de omvang van het bouwproject niet van de applicatie gebruik kan worden gemaakt, levert geen ongelijke behandeling van gelijke gevallen op. [4] Het Hof verwerpt het beroep op het gelijkheidsbeginsel.
Subsidiaire stelling
6.10.
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de subsidiaire stelling van belanghebbende dat op de in rekening gebrachte leges een korting van 50% moet worden toegepast, eveneens faalt.
Slotsom
6.11.
Het hoger beroep is ongegrond.

Proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door I. Reijngoud, H.A.J. Kroon en G.J. van Leijenhorst, in tegenwoordigheid van de griffier Y. Postema-van der Koogh. De beslissing is op 14 juni 2022 in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Artikel 139 Gemeentewet:
2.Artikel 217 Gemeentewet:
3.Vgl. HR 10 december 2004, ECLI:NL:HR:2004:AF7505, BNB 2005/102.
4.Vgl. HR 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:780, BNB 2014/149.