Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Korte inleiding
2.Het verloop van dit kort geding
- het dossier van de procedure bij de rechtbank Den Haag dat leidde tot het tussen partijen gewezen vonnis van de voorzieningenrechter van 9 december 2020 (het bestreden vonnis);
- de spoedappeldagvaarding van 24 december 2020 van de Stichting e.a., waarin de Stichting e.a. aangeven waarom zij het niet eens zijn met het bestreden vonnis, met bijlagen (producties),
- de schriftelijke reactie op de dagvaarding bij memorie van antwoord van de Staat, met twee producties,
- de pleitaantekeningen van partijen, overgelegd tijden de mondelinge behandeling bij het hof op 16 april 2021 en de daarvoor door de Stichting e.a. in geding gebrachte 14 producties.
3.Het feitelijke kader
urgent and agressive action” om verdere verspreiding van het virus tegen te gaan.
- acceptabele belasting van de zorg;
- bescherming van kwetsbare mensen in de samenleving;
- zicht houden op en inzicht hebben in de ontwikkeling van de verspreiding van het virus.
- positieve testresultaten worden niet aangeduid als besmettingen, infecties, gevallen, zieken of patiënten,
- de Staat communiceert aantallen positieve testuitslagen niet of alleen in verhouding tot het totale aantal afgenomen testen en met vermelding van de door de fabrikanten gestelde gebruiksbeperkingen en de gehanteerde ct-waarden,
- het aantal ziekenhuis- en IC-opnames van Covid-19 patiënten wordt afgezet tegen de normale bezetting als gevolg van longinfecties in andere jaren, en bij de opnames wordt vermeld of de patiënt voor Covid-19 of voor een andere aandoening is opgenomen,
- bij positief geteste sterfgevallen worden de leeftijd en oorzaak van overlijden vermeld en het aantal dagelijkse sterfgevallen met of aan Covid-19 wordt in de context geplaatst van sterfgevallen aan kanker en hart- en vaatziekten,
- de dagelijkse publicatie wordt geplaatst in verhouding tot de griep, vermeldt de risicogroepen, het percentage mensen met het coronavirus dat overlijdt (de ‘infection fatality rate’) en deelt mee dat het virus voor 98% van de bevolking geen gevaar vormt.
5.De beoordeling van de zaak door het hof
urgent and agressive action” om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. De vraag welke maatregelingen de Staat moet treffen ter bestrijding van het coronavirus en of die maatregelen proportioneel en subsidiair zijn vergt primair een politieke afweging. Voor het gebruik van de PCR-test vindt dan ook overleg met de Tweede Kamer plaats. Ook mag het kabinet in beginsel afgaan op de adviezen van in het OMT – waarover ook het parlement wordt geïnformeerd. Niet voor niets is dit orgaan verantwoordelijk voor het tot stand komen van het best mogelijke professionele advies over de te nemen crisismaatregelen. [5] De civiele rechter – en zeker de rechter in kort geding – moet zich daarom terughoudend opstellen bij de beoordeling van de keuzes die de Staat binnen de grenzen van zijn beoordelings- en beleidsvrijheid maakt. Alleen als evident is dat de Staat onjuiste keuzes maakt en de Staat dus in redelijkheid niet voor het gevoerde beleid heeft kunnen kiezen, of wanneer de Staat een bevoegdheid aanwendt zonder dat daarvoor een wettelijke grondslag bestaat, is plaats voor rechterlijk ingrijpen.