Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 4 mei 2021
[appellant],
[geïntimeerde],
Het geding
De beoordeling van het hoger beroep
Vanuit ING Bank afdeling Fraude Onderzoek & Operations hebben wij meerdere malen contact gehad met mevrouw [geïntimeerde].
5.3 (…) [appellant] heeft zelf verklaard [geïntimeerde] niet te kennen. Er bestond tussen hen geen overeenkomst op grond waarvan [geïntimeerde] verplicht was dit bedrag op de rekening van [appellant] te storten. In het maatschappelijk verkeer mag in een dergelijk geval van de ontvanger van het geld ([appellant]) verwacht worden dat hij uitzoekt of in ieder geval zo goed mogelijk probeert uit te zoeken waar dit geld vandaan komt en waarom dit bedrag op zijn rekening is gestort. Dit geldt zeker in dit geval, gelet op de hoogte van de ontvangen betaling. Daartoe dient op z’n minst contact te worden opgenomen met de bank. Zolang er geen duidelijkheid bestaat over de herkomst en de bestemming van het geld, mag het geld in ieder geval niet van de rekening worden gehaald.
De beslissing
- bekrachtigt het bestreden vonnis;
- veroordeelt [appellant] in de proceskosten in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 324,- aan griffierecht en € 1.114,- aan salaris advocaat (1,0 punt × € 1.114,- (tarief II));
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.