ECLI:NL:GHDHA:2021:78

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2021
Publicatiedatum
21 januari 2021
Zaaknummer
BK-20/00288 en BK-21/00004
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake navorderingsaanslagen IB/PVV en vergrijpboetes met betrekking tot giftenaftrek aan een ANBI-instelling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Inspecteur van de Belastingdienst tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, waarin de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2012 en 2013 zijn opgelegd aan belanghebbende. Belanghebbende had in zijn aangiften giften aan een ANBI-instelling opgevoerd als aftrekpost. De Inspecteur heeft deze aftrekken gecorrigeerd en navorderingsaanslagen opgelegd, omdat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk giften heeft gedaan. Het Hof oordeelt dat de Inspecteur voldoende bewijs heeft geleverd dat belanghebbende zich ervan bewust was dat zijn aangiften onjuist waren. De boetes van 75% voor 2012 en 50% voor 2013 zijn passend en geboden. De Rechtbank had de boete voor 2012 vernietigd, maar het Hof herstelt deze beslissing en bevestigt de boete voor 2012. De uitspraak van de Rechtbank wordt voor het overige bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-20/00288 en BK-21/00004

Uitspraak van 19 januari 2021

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, de Inspecteur,

(vertegenwoordigers: […] , […] en […] )
op het hoger beroep van de Inspecteur en het incidenteel hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 19 december 2019, nummers SGR 19/2671 en SGR 19/2672.

Procesverloop

Jaar 2012 – BK-20/00288
1.1.1.
Aan belanghebbende is over het jaar 2012 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 27.488 (de navorderingsaanslag 2012). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is € 284 aan belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete opgelegd van € 1.226.
1.1.2.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaren tegen de navorderingsaanslag 2012 en de beschikkingen afgewezen.
Jaar 2013 – BK-21/00004
1.2.1.
Aan belanghebbende is over het jaar 2013 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.023 (de navorderingsaanslag 2013). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is € 208 aan belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete opgelegd van € 1.103.
1.2.2.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaren tegen de navorderingsaanslag 2013 en de beschikkingen afgewezen.
Beide jaren
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar in één geschrift beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep is eenmaal een bedrag van € 47 aan griffie-recht geheven. De beslissing van de Rechtbank luidt:
“De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond voor zover zij gericht zijn tegen de boetebeschikkingen;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover die betrekking hebben op de boetebeschikkingen;
- vernietigt de boetebeschikking voor 2012 en vermindert de boetebeschikking voor 2013 naar 50% van de boetegrondslag en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde deel van de uitspraak op bezwaar;
- verklaart de beroepen voor het overige ongegrond;
- draagt [de Inspecteur] op het betaalde griffierecht van € 47 aan [belanghebbende] te vergoeden.”
1.4.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend en in hetzelfde schrijven tevens incidenteel hoger beroep ingesteld. Voorafgaand aan de zitting heeft het Hof op 9 april 2020 van de zijde van de Inspecteur een nader stuk aangeduid als ”aanvulling hoger beroepschrift” ontvangen.
1.5.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 6 oktober 2020. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

Jaar2012
2.1.1.
Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV 2012 een gift van € 4.000 opgevoerd met de omschrijving [stichting] ( [stichting] ) en een gift van € 370 met als omschrijving Moskee. Na aftrek van de drempel van € 474 resteerde een aftrekbare gift van € 3.896.
2.1.2.
De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 9 augustus 2013 onder meer verzocht de originele betalingsbewijzen van de giften en bankafschriften toe te zenden waaruit de opname voor de giften blijkt.
2.1.3.
Belanghebbende heeft daarop ten aanzien van de in de aangifte IB/PVV 2012 opgenomen giften aan de [stichting] vier kwitanties van de [stichting] verstrekt:
nummer dagtekening naam bedrag
000025 7 januari 2012 [belanghebbende] € 1.000
000331 8 maart 2012 [belanghebbende] € 1.000
001064 11 juni 2012 [belanghebbende] € 1.000
001817 5 september 2012 [belanghebbende] € 1.000
2.1.4.
De aanslag IB/PVV 2012 is met dagtekening 29 november 2013 vastgesteld conform de aangifte naar een belastbaar inkomen van uit werk en woning van € 23.592.
Jaar 2013
2.2.1.
Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV 2013 een gift van € 3.500 opgevoerd met de omschrijving [stichting] , een gift van € 420 met als omschrijving Moskee en een gift van € 70 met als omschrijving Ver. [A] . Na aftrek van de drempel van € 476 resteerde een aftrekbare gift van € 3.514.
2.2.2.
De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 30 augustus 2014 verzocht informatie te verstrekken over bepaalde in de aangifte van belanghebbende in aftrek gebrachte kosten. Het daartoe in te vullen Formulier aftrekbare kosten jaar 2013 vermeldt onder meer:
“Giften
U heeft in de aangifte onder de rubriek ‘giften’ een bedrag van € 3.514 afgetrokken. Daarom wil ik van u ontvangen:
- een specificatie van de giften
- de schriftelijke bewijsstukken zoals bank- of giro-afschriften waaruit blijkt aan wie de giften zijn gedaan en voor welke bedragen.”
2.2.3.
Belanghebbende heeft daarop ten aanzien van de in de aangifte IB/PVV 2012 opgenomen giften aan de [stichting] vier kwitanties van de [stichting] verstrekt:
nummer dagtekening naam bedrag
000271 5 februari 2013 [belanghebbende] € 500
000695 12 april 2013 [belanghebbende] € 500
001028 15 juni 2013 [belanghebbende] € 500
001167 14 juli 2013 [belanghebbende] € 500
001269 5 augustus 2013 [belanghebbende] € 500
001474 11 september 2013 [belanghebbende] € 500
002395 18 december 2013 [belanghebbende] € 500
2.2.4.
De aanslag IB/PVV 2013 is met dagtekening 5 november 2014 conform de aangifte vastgesteld naar een belastbaar inkomen van uit werk en woning van € 22.523.
Beide zaken
2.3.1.
De Belastingdienst is in 2013 een onderzoek gestart naar de houdbaarheid van de ANBI-status van de [stichting] . Daaruit bleek ten aanzien van het jaar 2012 dat belastingplichtigen gezamenlijk voor ten minste een bedrag van € 3.000.000 aan giften aan de [stichting] in aftrek hadden gebracht terwijl in de jaarstukken van de [stichting] voor dat jaar een bedrag van € 591.210 aan ontvangen giften was verantwoord. Voorts bleek dat de [stichting] in het jaar 2012 meer kwitanties (in totaal 2.500) had uitgeschreven dan in haar administratie was verantwoord (531) en dat de [stichting] in de jaarstukken voor 2013 een bedrag van € 88.564 aan ontvangen donaties had verwerkt terwijl in aangiften IB/PVV van diverse belastingplichtigen in totaal € 3.445.808 aan giften aan de [stichting] was aangegeven. Van dit onderzoek is een rapport opgemaakt dat is gedagtekend 17 mei 2016.
2.3.2.
Omdat de administratie van de [stichting] ernstige gebreken vertoonde, is de ANBI-status van de [stichting] op 6 januari 2014 ingetrokken met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008.
2.3.3.
In januari 2015 is de FIOD gestart met strafrechtelijke onderzoeken naar het gebruik van valse giftkwitanties bij drie andere ANBI-instellingen dan de [stichting] ( [FIOD-onderzoek 1] en [FIOD-onderzoek 2] ). Uit die onderzoeken bleek dat diverse belastingplichtigen, die giften aan voormelde instanties in de aangiften hadden opgenomen, ook giften aan de [stichting] hadden opgenomen in hun aangiften.
2.4.1.
Voormelde bevindingen (2.3.1 en 2.3.3) zijn aanleiding geweest voor de FIOD om op 17 september 2015 een strafrechtelijk onderzoek te starten naar de [stichting] en haar bestuurders in verband met het opmaken van valse giftkwitanties en/of donatieverklaringen van de [stichting] en het gebruik hiervan bij het doen van aangiften IB/PVV ( [FIOD-onderzoek 3] ).
2.4.2.
De bevindingen uit het strafrechtelijk onderzoek [FIOD-onderzoek 3] zijn door de FIOD opgenomen in een proces-verbaal, met dossiernummer 57425. De Officier van Justitie heeft op 16 maart 2017 toestemming verleend de bevindingen uit het FIOD-onderzoek te gebruiken voor fiscale doeleinden. De resultaten van het onderzoek zijn op 23 april 2018 ter beschikking gesteld aan de Belastingdienst/kantoor Den Haag. Het (geanonimiseerde) proces-verbaal met bijlagen is door de Inspecteur verstrekt op een CD-rom (het FIOD-rapport).
2.4.3.
Belanghebbende is in voormeld onderzoek niet als verdachte aangemerkt, noch is hij als getuige gehoord.
2.5.
In het FIOD-rapport zijn proces-verbalen van verhoor van verdachten opgenomen uit de strafrechtelijke onderzoeken [FIOD-onderzoek 1] en [FIOD-onderzoek 2] . De verdachten hebben onder andere verklaringen afgelegd over de handel in giftkwitanties bij de [stichting] .
2.6.1.
Het FIOD-rapport bevat een "proces-verbaal van verhoor verdachte" uit het onderzoek [FIOD-onderzoek 1] (blz. 2040 e.v.) De verdachte heeft, onder meer verklaard:
"[…] is belastingadviseur en hij werkt samen met de [stichting] met betrekking tot het kopen van kwitanties. Hij koopt de kwitanties in voor 10% en verkoopt ze voor 12 tot 15% aan zijn klanten zodat zij dit kunnen aftrekken van de belasting."
2.6.2.
Het FIOD-rapport bevat een "proces-verbaal van verhoor verdachte" uit het onderzoek [FIOD-onderzoek 2] (blz. 2140 e.v.). De verdachte heeft, onder meer verklaard:
"Ik ga u alles vertellen in 2011, 2012 en 2013 heb ik kwitanties gekocht bij [stichting] . Dit was niet voor 10% maar voor 15% of zelfs 20% procent weet ik niet meer zeker. Het zijn allemaal oplichters van die stichtingen. Ze stoppen alles in de eigen zak en melden niets aan de Belastingdienst. In 2011 heb ik geld betaald aan [de bestuurder/directeur] van de [stichting] . In 2012 en 2013 heb ik geld betaald aan [de penningmeester] van de [stichting] . De door mij overgelegde kwitanties over het jaar 2013 van de [stichting] heb ik van die [penningmeester] gekregen. Dit geld heb ik op de [adres] in [woonplaats] betaald. De kwitanties heeft [de penningmeester] mij op het adres aan de [adres] waar de [stichting] is gevestigd gegeven."
2.6.3.
Het FIOD-rapport bevat een "proces-verbaal van verhoor verdachte" uit het onderzoek [FIOD-onderzoek 3] (blz. 1900 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt, voor zover van belang:
"
Opmerking verbalisanten:Uit onderzoek is naar voren gekomen dat uw aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2013 zijn ingediend vanaf het IP-adres van de [stichting] .
Vraag verbalisanten:Wie heeft uw aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2013 ingevuld en ingediend bij de Belastingdienst?
Antwoord gehoorde:
"Omdat ik slecht Nederlands spreek, ben ik door diverse mensen geadviseerd om naar de [stichting] te gaan. Ik ging naar de [stichting] om mijn aangiften in te laten vullen.
(…)
Vraag verbalisanten:Wie heeft de aangifte Inkomstenbelasting 2011 op uw naam bij de Belastingdienst ingevuld en ingediend?
Antwoord gehoorde:
"Ik ben eerlijk, maar toen ik daar kwam waren het elke keer andere mensen. Er waren allemaal kleine hokjes en daar werd het ingevuld. Ik ben daar gewoon naartoe gegaan, maar ik ken daar helemaal niemand. Ik kan dus niet zeggen wie dat voor mij ingevuld heeft. Op de dag dat ik mijn aangifte liet invullen, kreeg ik de twee kwitanties die ik u zojuist heb overhandigd. De data op de kwitanties hebben zij van de [stichting] erop gezet. Ik heb in ieder geval niet op die data betaald. Ik heb in één keer € 300 of zo betaald. Ik weet niet meer precies hoeveel ik heb betaald maar ik dacht iets van 12 of 15% van € 2.500. Ik heb mijn DigiD code en wachtwoord aan de medewerker van de [stichting] gegeven en die heeft vervolgens mijn aangifte ingediend. Dat ging elk jaar zo."
(…)
Vraag verbalisanten:In uw aangifte inkomstenbelasting 2012 staat in het onderdeel 'giften' een bedrag van € 2.500. Wat kunt u hierover verklaren?
Antwoord gehoorde:
"Daarvoor geldt hetzelfde als het jaar 2011. Ik denk dat ik daar ook ongeveer € 300 voor betaald heb."
(…)
Opmerking verbalisanten:Op de kwitanties over 2012 staan de data 10-03-2012 en 15‑11‑2012. Uw aangifte inkomstenbelasting 2012 is gedaan op 9 maart 2013.
Vraag verbalisanten:Heeft u de kwitanties op dezelfde dag dat uw aangifte is gedaan, ontvangen?
Antwoord gehoorde:
"Ja."
(…)
Vraag verbalisanten:In uw aangifte inkomstenbelasting 2013 staat in het onderdeel ‘giften’ een bedrag van € 2.500. Wat kunt u hierover verklaren?
Antwoord gehoorde:
“Ook hier heb ik maar € 300 of € 350 voor betaald."
Opmerking verbalisanten:Op de kwitanties over 2013 staan de data 23-02-2013 en 24‑05‑2013. Uw aangifte inkomstenbelasting 2013 is gedaan op 26 februari 2014.
Vraag verbalisanten:Heeft u de kwitanties op dezelfde dag dat uw aangifte is gedaan, ontvangen?
Antwoord gehoorde:
"Ja."
2.7.
Het FIOD-rapport bevat een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar van de FIOD betreffende "aangetroffen belastingaangiften en correspondentie op de PC van de [stichting] " (blz. 930 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt onder meer:

"Resumé

Op grond van de volgende feiten en omstandigheden, te weten dat:
(…)
 […] zijn aangifte inkomstenbelasting 2013 voor € 50 in heeft laten vullen door/bij de [stichting] ;
 In de aangifte inkomstenbelasting 2013 op naam van […] een gift is opgenomen van € 3.000;
 […] € 300, ofwel 10%, heeft betaald voor de giftkwitantie, wat overeenkomt met de verklaring van [de penningmeester];
 De aangifte inkomstenbelasting 2013 op naam van […] vermoedelijk opzettelijk onjuist is ingediend;
 De aangifte inkomstenbelasting 2014 op naam van […] die bij de Belastingdienst is ingediend, is verzonden vanaf één van de computers van de [stichting] ;
 In de aangifte inkomstenbelasting 2014 op naam van […] een gift is opgenomen van €1.000;
 […] € 100, ofwel 10%, heeft betaald voor de giftkwitantie, wat overeenkomt met de verklaring van [de penningmeester];
 De kwitantie op naam van […] met nummer [xxx] gelet op de verklaring van [de penningmeester] vermoedelijk valselijk is opgemaakt;
 De aangifte inkomstenbelasting 2014 op naam van […] vermoedelijk opzettelijk onjuist is gedaan;
(…)"
2.8.
Het FIOD-rapport bevat een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar van de FIOD betreffende "onderzoek in administratie [stichting] " (blz. 747 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt onder meer:
"In verband met dit onderzoek heeft op 13 december 2016 een doorzoeking plaatsgevonden op het adres van de [stichting] , waarbij diverse administratie in beslag is genomen. Ik heb verhuisdoos 1 met boekingsnummer C.22.02.01 van object C van totaal 21 dozen nader onderzocht.
(…)

Resumé

 De [stichting] neemt niet alle door hun afgegeven donatieformulieren en/of bewijzen van donaties naar aanleiding van contante stortingen op in het kasboek van de [stichting] .
 Meerdere malen wordt slechts het bedrag of een gedeelte van het bedrag wat vermeld staat op 1 donatieformulier of op het bewijs van donatie opgenomen in het kasboek van de [stichting] ;
 Uit onderstaande tabel is op te maken dat ongeveer 22% procent van de afgegeven donatieformulieren en/of bewijzen van donaties verantwoord is in het kasboek van de [stichting] ;
 (…)"
2.9.
Het FIOD-rapport bevat een op 16 april 2015 bij de FIOD binnengekomen anonieme melding, met nummer 35.04946 (blz. 4180) met de volgende mededeling:
"Belastingfraude door […]. Het gaat om giften/donaties aan de [stichting] te [woonplaats] . De ontvangstbewijzen die ontvangen zijn van de [stichting] zijn meermalen vervalst en gebruikt voor meerdere personen om belastingteruggaaf aan te vrahen (lees: vragen, hof) (alsof zij deze giften/bedragen ook hebben betaald)"
2.10.
Het FIOD-rapport bevat een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar van de FIOD betreffende "Vergelijking opbrengst donaties Stichting [stichting] " (blz. 469 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt onder meer:
"
Ontvangst Excelbestand en kwitanties [stichting]
(…)
De Belastingdienst heeft, onder andere over het jaar 2014, diverse kwitanties op naam van de Stichting [stichting] en een Excelbestand aan de FIOD ter beschikking gesteld.
(…)
Uit onderzoek in het Excelbestand is naar voren gekomen dat er op naam van de [stichting] in de periode 1 januari 2014 tot en met 6 januari 2014 in totaal 232 kwitanties zijn uitgeschreven, die een gezamenlijke waarde van € 564.820 vertegenwoordigen.

Vergelijking donaties 2014 met voorliggende Jaren

Ik heb het aantal boekingen, dat over de jaren 2008 tot en met 2013 in de periode 1 januari tot en met 6 januari in de administratie van de Stichting [stichting] is gedaan, vergeleken met het aantal kwitanties, dat in dezelfde periode in 2014 is uitgeschreven.
Ik zag daarbij dat het aantal boekingen in de administratie over de jaren 2008 tot en met 2013 sterk afwijkt van het aantal kwitanties, dat in 2014 is uitgeschreven. Zie onderstaande tabel.
Jaar
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Data van de boekingen
1, 4 en 5 januari
5 en 6 januari
2, 3 en 5 januari
1, 3,4 en 5 januari
4 en 6 januari
1 t/m 6 januari
Aantal boekingen
7
5
3
13
6
232
Bedrag boekingen
€ 9.300
€ 5.450
€ 3.450
€ 13.900
€ 5.250
€ 0
€ 564.820"
2.11.1.
Tijdens het strafrechtelijk onderzoek [FIOD-onderzoek 3] zijn diverse telefoons in beslag genomen. Het FIOD-rapport (blz. 34) vermeldt hierover, onder meer:
"In diverse telefoons die bij de doorzoeking van de woning van [de penningmeester] in beslag werden genomen zijn tekstberichten aangetroffen waarin wordt gesproken over het aankopen van kwitanties en het percentage wat daarvoor moet worden betaald. Ook zijn er berichten aangetroffen waaruit kan worden opgemaakt dat anderen de kwitanties namens belastingplichtigen aankopen."
2.11.2.
Het FIOD-rapport bevat (de vertaling van) de tekstberichten die op de in beslag genomen telefoons zijn gevonden. Het FIOD-rapport bevat onder meer een vertaling van de volgende sms-berichten (blz. 4259, 4261 en 4262):
"*
Folder
Party
Time
(…)
(…)
Message
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
32
Inbox
From
[…]
20-3-2014
21:34:43(…)
Read
Hallo […] Je zou een bon opstellen voor […]. Ik heb de datums genoteerd van de gelden die ik van de bank heb opgenomen. Zou je het na vrijdag kunnen regelen als ik morgen even langskom?
7500 opname op 11.10.2013
1000 opname op 30.09.2013
500 opname op 29.09.2013
2000 opname op 18.12.2013
1000 opname op 17.06.2013
1000 opname op 16.07.2013
1000 opname op 25.07.2013
1000 opname op 30.09.2013
500 opname op 02.10.2013
(…)
33
Sent
To
[...]
20-3-2014
21:35:48 (…)
Sent
Hallo broer, is goed. Ik heb het gereed. Zou je mij je adres en het totaalbedrag van wat je wilt willen doorgeven?
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
54
Inbox
From
[...]
4-7-2014
22:26:10 (…)
Read
Hallo meneer
24-03-2013 800 euro
23-04-2013 1000 euro
10-06-2013 700 euro
(…)
55
Sent
To
[...]
4-7-2014
22.:27:19
Sent
Hallo hoca, Dankjewel. U kunt het morgenavond op komen halen. Gegroet
(…)"
2.12.
Het FIOD-rapport bevat een "TCI proces-verbaal" van het Team Criminele Inlichtingen (blz. 504 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt, onder meer:
"Bij het Team Criminele Inlichtingen van de Belastingdienst/FIOD is in de maand maart 2016 via één informant de navolgende Informatie binnengekomen:
'De leiding van de [ [stichting] ] is op de hoogte van de belastingfraude door middel van de verkoop van valse giftenkwitanties op haar naam. Vals opgemaakte stukken worden ondertekend en gestempeld door […]. Nu de [stichting] geen ANBI meer is, worden andere stichtingen gebruikt voor deze fraude"
2.13.1.
Het FIOD-rapport bevat een handgeschreven kasadministratie, aangeduid als DOC‑480 (blz. 3614 e.v.). Dit kasboek bevat de contante inkomsten en uitgaven van de [stichting] in de periode van 1 december 2013 tot en met 31 december 2016. Het FIOD-rapport bevat voorts een overzicht van de door de [stichting] uitgeschreven kwitanties voor het jaar 2013, aangeduid als DOC-433 (blz. 3399 e.v.).
2.13.2.
De penningmeester heeft over voormelde administratie en voormeld overzicht onder meer verklaard:
a. FIOD-rapport, blz. 1518-1526:
"Ik had zelf een administratie ontwikkeld in excel. Pas toen wij een ANBI controle kregen zijn wij de administratie gaan ontwikkelen. In 2012 als er dan iemand kwam voor een of meerdere kwitanties dan werd deze door mij uitgeschreven en schriftelijk geboekt in een doorschrijf kasboek. Ik boekte dan het bedrag dat wij daadwerkelijk ontvingen. Dus voor een kwitantie van € 1.000 boekte ik een ontvangst van € 100. (…) Later werd door mij het daadwerkelijke bedrag op de kwitantie geboekt. Ik maakte hiervoor een excel bestand aan dat op de computer stond van de [stichting] in dit bestand zette ik het bedrag van de kwitantie, zodat ik kon bijhouden wat er gebeurd was voor als de mensen kwamen voor onder andere donatieverklaringen. (…)"
b. FIOD-rapport, blz. 1535:
"
Opmerking verbalisanten:
Wij tonen u een Excel bestand welke is gerelateerd aan donatiekwitanties die door de [stichting] aan derden zijn verstrekt. In het Excel bestand zijn de kwitantienummers, datum van afgifte, naam donateur en het gedoneerde bedrag opgenomen. (Het Excelbestand wordt onder DOC-511 opgenomen in het dossier)
Vraag verbalisanten:Kunt u aan de hand van dit overzicht aangeven of de geldbedragen vermeld op de bijbehorende kwitanties, in combinatie met de vermelde persoonsnamen, daadwerkelijk zijn gedoneerd aan de [stichting] ?
Antwoord gehoorde:
"Van de lijsten die u mij nu laat zien met de namen en bedragen kan ik zeggen, dat niemand hierop deze lijst dat bedragen echt daadwerkelijk aan de [stichting] betaald heeft zij hebben van deze bedragen slechts 10% of 12% betaald zoals ik eerder heb verklaard. Ik heb al eerder gezegd dat er slechts een handjevol mensen is die daadwerkelijk het volledige bedrag heeft betaald maar dat betreffen bedragen van maximaal 300 of 400 euro. Als er in het kasboek kleine bedragen opgenomen zijn en daar staan soms geen kwitanties tegenover, dan is dat omdat deze mensen dit ook niet in aftrek wilden nemen bij de belastingdienst."
c. FIOD-rapport, blz. 1557:
"
Vraag verbalisanten:Op 6 januari 2014 is de ANBI status van de [stichting] ingetrokken. Er zijn meerdere kwitanties aangetroffen die zijn voorzien van een datum gelegen in de periode 1 tot en met 6 januari 2014. Zijn al deze kwitanties valselijk opgemaakt?
Antwoord gehoorde:
"Niet allemaal, er zijn ook donaties die echt zijn gedaan. Ik kan mij nu niet herinneren wie dat zijn geweest. Ik heb het dan over de kwitanties vanaf 2012 die onder de € 500 zijn, alles wat daarboven is, is vals. Dit geld voor alle kwitanties die u heeft aangetroffen. Jullie kunnen uit de kasboeken uitvissen welke bedragen echt zijn gedoneerd. Dat boek klopt namelijk wel."
2.13.3.
Het FIOD-rapport vermeldt onder meer nog het volgende over de administratie bij de [stichting] (blz. 33):
"Naast de vermoedelijk achteraf opgestelde donatieoverzichten zijn over de periode
(…) december 2013 tot en met december 2016 handgeschreven kasboeken bijgehouden. Het vermoeden bestaat dat in dat kasboek de juiste bedragen zijn vermeld. De gegevens van dit kasboek zijn ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek in een Excel-bestand verwerkt en digitaal bij het dossier gevoegd. In deze kasboeken staan inkomsten en uitgaven vermeld.
(…) Bij onderzoek van de inkomsten die zijn vermeld in de kasboeken is vastgesteld dat over de periode december 2013 tot en met december 2016 totaal 1.192 mutaties zijn opgenomen met de omschrijving 'donatie'. Het totaalbedrag van deze 1.192 donaties is € 489.087,70. Het is opvallend dat het grootste deel van deze donaties kleiner is dan € 500."
2.14.1
In eerste aanleg heeft de Inspecteur drie (geanonimiseerde) verslagen van hoorgesprekken met belastingplichtigen overgelegd (bijlage 51). De verslagen bevatten verklaringen van de belastingplichtigen over (hun deelname aan) de handel in giftkwitanties bij de [stichting] .
2.14.2.
Het "verslag van het horen op vrijdag 13 juni [juli;
Hof] 2018" vermeldt, onder meer:
"6. Het volgende is tijdens het gesprek besproken:
(…)
4. (…) Hij vertelt dat hij één keer per week naar toespraken op de [stichting] ging. Na afloop van de toespraak werd aan de toehoorders vertelt dat zij de [stichting] konden helpen. In ruil voor deze donaties werd er een hoger bedrag op de kwitantie geschreven. Wanneer er een bedrag van € 300 werd betaald, werd er op de kwitantie € 3.000 vermeld. (…)"
2.14.3.
Het "verslag van het horen op donderdag 9 augustus 2018" vermeldt, onder meer:
"6. Het volgende is tijdens het gesprek besproken:
(…)
3. Voor de aankoop van zijn woning is hij in contact gekomen met Advieskantoor […] via iemand genaamd […] (…) Ze waren behulpzaam en gaven goede adviezen. De heer […] hielp hem met zijn hypotheek en […] hielp hem met het indienen van zijn aangifte inkomstenbelasting 2013. Bij het indienen van de aangifte kreeg hij van […] het advies om te doneren aan de [stichting] .
De [belastingplichtige] deelde hen mee dat hij daarvoor geen financiële middelen had. […] deelde hem daarop mee dat het ook anders kon, namelijk eerst het bedrag in aftrek brengen in de aangifte, afhankelijk van de teruggaaf zou dan een bedrag aan de [stichting] worden gedoneerd. De kwitantie hiervoor zou dan achteraf geregeld worden (…)."
2.15.
In eerste aanleg heeft de Inspecteur bladzijde 3740 van het FIOD-rapport overgelegd. Deze bladzijde betreft de onder 2.13.1 genoemde handgeschreven kasadministratie en bevat de volgende informatie:
Naam
Datum
Omschrijving
Bedrag
Blz. van het FIOD-rapport
[Belanghebbende]
28-02-2014
Donatie
€ 350
3740
2.16.
Voorts heeft de Inspecteur in eerste aanleg bladzijden 3403, 3411, 3421, 3426, 3430, 3433 en 3446 van het FIOD-rapport gevoegd. De bladzijden betreffen een deel van het onder 2.13.1 genoemde overzicht van de door [stichting] uitgeschreven kwitanties in het jaar 2013. Dit overzicht vermeldt de naam van belanghebbende bij bedragen van € 500 op 5 februari 2013, 12 april 2013, 15 juni 2013, 14 juli 2013, 5 augustus 2013, 11 september 2013 en 18 december 2013.
2.17.
Bij brieven van 26 september 2017 heeft de Inspecteur aan belanghebbende te kennen gegeven dat hij voor de jaren 2012 en 2013 navorderingsaanslagen IB/PVV zal opleggen waarbij de giftenaftrek ter zake van de [stichting] wordt gecorrigeerd. Verder heeft de Inspecteur te kennen gegeven dat hij voornemens is vergrijpboetes op te leggen als bedoeld in artikel 67e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). De hoogte van de boetes is voor beide jaren vastgesteld op 75% van de nagevorderde belasting.
2.18.
Op 6 oktober 2017 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden. Bij brieven van 1 december 2017 heeft de Inspecteur belanghebbende meegedeeld dat de reactie van belanghebbende voor de Inspecteur geen aanleiding geeft om zijn standpunt te herzien.
2.19.
Met dagtekening 16 december 2017 zijn de navorderingsaanslagen 2012 en 2013 opgelegd met vergrijpboetes van 75%.

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft, voor zover thans van belang, overwogen:
“Giftenaftrek
11. Ingevolge artikel 6.32 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB) zijn aftrekbare giften (a) periodieke giften en (b) andere giften. Ingevolge artikel 6.33, eerste lid, onder a van de Wet IB 2001 wordt onder giften verstaan: bevoordelingen uit vrijgevigheid en verplichte bijdragen waar geen directe tegenprestatie tegenover staat. Verder volgt uit artikel 6:33, eerste lid, onder b in samenhang met artikel 6:35 van de Wet IB dat giften aftrekbaar zijn indien zij worden gedaan aan een ANBI.
12. Niet in geschil is dat ten tijde van de gestelde giften de [stichting] de ANBI-status had en dat de omstandigheid dat die ANBI-status op 6 januari 2014 met terugwerkende kracht tot
1 januari 2008 is ingetrokken, op zichzelf niet aan de giftenaftrek in de weg staat.
13. De bewijslast dat sprake is van aftrekbare giften rust op [belanghebbende]. Bij contante giften moet een belastingplichtige - zoals [de Inspecteur] terecht heeft gesteld - met schriftelijke bescheiden aantonen dat de door hem gestelde giften daadwerkelijk zijn gedaan, dat wil zeggen aan de [stichting] ten goede zijn gekomen. [Belanghebbende] wijst daartoe op de door hem overgelegde kwitanties. Gezien de verklaringen van de penningmeester van de [stichting] die worden bevestigd door verklaringen van diverse anderen die hebben erkend gebruik te hebben gemaakt van kwitanties waarvoor zij slechts circa 10% van het daarop vermelde bedrag hebben betaald, kan aan de kwitanties niet de bewijskracht worden toegekend die [belanghebbende] eraan verleent. Nu [belanghebbende] geen andere bewijsstukken heeft overgelegd, is hij niet geslaagd in het bewijs dat hij de giften heeft gedaan. Gelet op al het vorenstaande heeft [de Inspecteur] op goede gronden de giften gecorrigeerd en de navorderingsaanslagen opgelegd.
Rentebeschikkingen
14. Niet is gebleken dat de belastingrente in strijd met de daartoe strekkende wettelijke bepalingen of enige andere regel van geschreven of ongeschreven recht in rekening is gebracht.
Vergrijpboetes
15. Op grond van artikel 67e, eerste lid, van de Awr kan de inspecteur een boete opleggen van ten hoogste 100 percent indien het aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige is te wijten dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld. Op [de Inspecteur] rust de bewijslast dat het beboetbare feit zich heeft voorgedaan en op zichzelf mag [de Inspecteur] gebruik maken van bewijsvermoedens, indien die vermoedens redelijkerwijs voortvloeien uit de aanwezige bewijsmiddelen (ECLI:NL:HR:2011:BN6350).
Vergrijpboete 2013
16. Uit wat onder punt 13 is overwogen, volgt dat [belanghebbende] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de door hem in zijn aangifte afgetrokken giften en dat de aanslag daardoor tot een te laag bedrag is vastgesteld. Ter onderbouwing van zijn stelling dat dit te wijten is aan opzet dan wel grove schuld van [belanghebbende] baseert [de Inspecteur] zich onder meer op de verklaringen van de penningmeester van de [stichting] , de verklaringen van getuigen en verdachten die betrokken zijn bij het onderzoek van de [stichting] en verklaringen die andere belastingplichtigen hebben afgelegd tijdens diverse hoorgesprekken. Verder wijst [de Inspecteur] op de handgeschreven kasadministratie van de [stichting] over de periode 1 december 2013 tot en met 31 december 2016. Volgens verklaringen van de penningmeester is de handgeschreven kasadministratie een overzicht van daadwerkelijk ontvangen bedragen van de [stichting] . In deze kasadministratie komt een betaling van € 350 van [belanghebbende] voor op 28 februari 2014, 10% van het bedrag waar - in de op 7 maart 2014 ingediende aangifte IB/PVV voor het jaar 2013 - als giftenaftrek met betrekking tot de [stichting] om wordt verzocht. Het gegeven dat rond de datum van indiening van de aangifte van een voorafgaand jaar, een betaling van 10% van het kwitantiebedrag in de kasadministratie wordt aangetroffen, is een dikwijls terugkerend fenomeen en een bewijs van de stelselmatige frauduleuze aanpak, aldus [de Inspecteur]. Verder wijst [de Inspecteur] op de agenda van de penningmeester, waarin op 28 februari 2014 genoteerd staat: ‘15:00 [belanghebbende] donatie’ en op het feit dat de gift van € 350 niet is aangegeven in de aangifte IB/PVV 2014.
17. Hiermee heeft [de Inspecteur] naar het oordeel van de rechtbank voldoende bewijs voor het jaar 2013 geleverd dat [belanghebbende] wist dat hij in zijn aangiften giften in aanmerking nam die hij feitelijk niet heeft gedaan en dat de daarvoor verstrekte kwitanties vals waren. De rechtbank kent waarde toe aan de kasadministratie - ook al is deze gemaakt door de penningmeester die zelf als verdachte is gehoord in het FIOD-onderzoek - aangezien de daarin opgenomen bedragen in relatie tot de afgegeven kwitanties diverse malen is bevestigd door derden. Uit de handgeschreven kasadministratie en uit de agenda kan worden afgeleid dat [belanghebbende] op 28 februari 2014 een donatie van € 350 heeft gedaan, kort voor het indienen van zijn aangifte IB/PVV 2013 en 10% van de gift die in de aangifte voor het jaar 2013 in aanmerking is genomen en niet in de aangifte 2014 voorkomt. Dit komt overeen met het in het FIOD-PV veelvuldig beschreven fraudepatroon. Het is dus aan opzet van [belanghebbende] te wijten dat de aanslag IB/PVV 2013 op een te laag bedrag is vastgesteld en dat hij daardoor te weinig belasting heeft betaald. [De Inspecteur] is daarmee echter nog niet geslaagd in het bewijs dat sprake is van strafverzwarende omstandigheden. Het enkele gebruik van valse kwitanties is daarvoor onvoldoende. Gezien de aard en ernst van de gedragingen acht de rechtbank daarom een boete van 50% van de nagevorderde belasting passend en geboden.
Vergrijpboete 2012
18. Met overeenkomstige toepassing van het arrest van de Hoge Raad van 15 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BN6350 is de rechtbank van oordeel dat [de Inspecteur] voor het jaar 2012 niet aannemelijk heeft gemaakt dat [belanghebbende] opzettelijk een onjuiste aangifte heeft gedaan. Voor het jaar 2012 heeft [de Inspecteur] op zichzelf geen bewijsmiddelen overgelegd dat [belanghebbende] een onjuiste aangifte heeft ingediend. Hij heeft alleen verklaringen van derden overgelegd over wat kennelijk een gebruikelijke werkwijze was binnen de [stichting] . Uit die verklaringen kan weliswaar worden geconcludeerd dat in veel gevallen sprake was van kwitanties die niet in overeenstemming zijn met de bedragen die daadwerkelijk aan de [stichting] zijn geschonken, maar dat betekent niet dat reeds daarom in alle gevallen en dus ook in het geval van [belanghebbende] voor het jaar 2012 sprake is van onjuiste kwitanties en daarmee van het opzettelijk (primair) dan wel grofschuldig (subsidiair) te weinig betalen van belasting. Onder die omstandigheden zou het accepteren van de bewijsvermoedens betekenen dat de bewijslast feitelijk ook voor de boeteoplegging op [belanghebbende] komt te rusten. [De Inspecteur] is voor het jaar 2012 dan ook niet geslaagd in het bewijs dat het aan opzet of grove schuld van [belanghebbende] is te wijten dat te weinig belasting is geheven.
19. Aangezien de vergrijpboete voor 2013 zal worden verlaagd naar 50% van de nagevorderde belasting en de vergrijpboete voor 2012 zal worden vernietigd, zullen de beroepen voor zover gericht tegen de boetebeschikkingen gegrond worden verklaard. De beroepen voor zover gericht tegen de navorderingsaanslagen en rentebeschikkingen zullen ongegrond worden verklaard.
Proceskosten
20. De rechtbank veroordeelt [de Inspecteur] in de door [belanghebbende] gemaakte proceskosten. De rechtbank stelt deze kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 508 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting per punt van € 254 en een wegingsfactor 1).”

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

4.1.1.
In hoger beroep is in geschil is of de navorderingsaanslagen 2012 en 2013 terecht zijn opgelegd en of voor die jaren terecht vergrijpboetes zijn opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en de Inspecteur bevestigend. Verder is in geschil of belanghebbende recht heeft op een integrale proceskostenvergoeding.
4.2.
De Inspecteur concludeert in zijn principaal hoger beroep tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank wat betreft de boetebeschikking voor het jaar 2012 en tot bevestiging van de uitspraak op bezwaar voor het jaar 2012. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het incidenteel hoger beroep.
4.3.
Belanghebbende concludeert tot ongegrondverklaring van het principaal hoger beroep. In het incidenteel hoger beroep concludeert belanghebbende tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar, tot vernietiging van de navorderingsaanslagen 2012 en 2013, tot vernietiging van de vergrijpboetes en tot veroordeling van de Inspecteur in de werkelijke kosten van de advocaat voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Beoordeling van het (incidenteel) hoger beroep

Omvang incidenteel hoger beroep
5.1.1.
Op grond van artikel 8:110, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien hoger beroep is ingesteld, degene die ook hoger beroep had kunnen instellen, incidenteel hoger beroep instellen. De voorschriften omtrent het hoger beroep zijn van toepassing, tenzij in titel 8.5 van de Awb anders is bepaald. In lid 2 is bepaald dat het incidenteel hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken nadat de hogerberoepsrechter de gronden van het hoger beroep aan de desbetreffende partij heeft verzonden.
5.1.2.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 4 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL7972, BNB 2010/263, geoordeeld dat de indiener van het incidenteel hoger beroep zich bij zijn keuze welke beslissing(en) van de rechtbank hij in het incidentele hoger beroep betrekt niet hoeft te beperken tot de beslissing(en) over het besluit of de besluiten waarop het principale hoger beroep betrekking heeft. Dit geldt ook als de rechtbank in één uitspraak heeft beslist op het beroep tegen meerdere belastingaanslagen en het principaal hoger beroep slechts betrekking heeft op één van die belastingaanslagen. In dat geval kan bij incidenteel hoger beroep worden opgekomen tegen de beslissingen betreffende de overige belastingaanslagen, ook als die aanslagen niet op hetzelfde aanslagbiljet zijn vermeld (HR 10 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:913, BNB 2015/1280).
5.1.3.
Belanghebbende kan derhalve in zijn incidenteel hoger beroep ook opkomen tegen de beslissing ten aanzien van de aanslag IB/PVV voor het jaar 2013.
Giftenaftrek
5.2.1.
Andere giften dan periodieke giften zijn aftrekbaar voor zover zij kunnen worden gestaafd met schriftelijke bescheiden (zie artikel 6.39, lid 1, in verbinding met artikel 6.32 van de Wet Inkomstenbelasting 2001). In geval van betwisting door de Inspecteur, zoals hier het geval, rust op belanghebbende de last feiten en omstandigheden te stellen en bij betwisting aannemelijk te maken die de conclusie rechtvaardigen dat hij recht heeft op giftenaftrek.
5.2.2.
Belanghebbende heeft gesteld dat hij in 2012 en 2013 giften in contanten van respectievelijk € 4.000 en € 3.500 aan de [stichting] heeft gedaan. Ter onderbouwing van deze stelling heeft belanghebbende kwitanties overgelegd.
5.2.3.
De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de overgelegde kwitanties van de [stichting] niet zonder meer kunnen dienen ter onderbouwing van de opgevoerde giften en wijst daarbij op de bevindingen uit het strafrechtelijk onderzoek naar de handel in valse giftkwitanties bij de [stichting] .
5.2.4.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de Inspecteur in beroep en hoger beroep onder meer de volgende feiten en omstandigheden aangevoerd ten aanzien van de handel in valse giftkwitanties bij de [stichting] :
  • de vaststelling van een controlemedewerker dat namens de [stichting] in het jaar 2012 in totaal 2.500 kwitanties zijn uitgeschreven, terwijl slechts 531 kwitanties in de administratie zijn verantwoord;
  • dat in het jaar 2013 in de jaarstukken van de [stichting] € 88.564 aan donaties is verantwoord, terwijl in de diverse aangiften over dat jaar in totaal € 3.445.808 aan giften aan de [stichting] is aangegeven;
  • de verklaringen van verdachten dat giftkwitanties voor een bepaald percentage van het giftbedrag werden gekocht/verkocht van de [stichting] ;
  • dat uit de inbeslaggenomen administratie van de [stichting] volgt dat 22% van de ontvangen giften is verwerkt in het kasboek;
  • een anonieme tip aan de FIOD dat de kwitanties zijn vervalst en gebruikt door meerdere personen om een belastingteruggaaf te bewerkstelligen;
  • dat na het intrekken van de ANBI-status van de [stichting] op 6 januari 2014, dat op 19 december 2013 was aangekondigd, in de periode van 1 januari tot 6 januari 2014 een opvallend groter aantal kwitanties is geboekt dan in voorgaande jaren;
  • de whatsapp- en sms-berichten en de verklaringen van onder andere de penningmeester van de [stichting] waaruit volgt dat een levendige handel in giftkwitanties bestond en dat uit die berichten volgt dat de data op de kwitanties worden afgestemd op de data van willekeurige pinopnamen;
  • de verklaring van een informant aan het Team Criminele Inlichtingen waaruit volgt dat de leiding van de [stichting] op de hoogte is van de belastingfraude door middel van de giftkwitanties en meewerkt aan de uitgifte daarvan;
  • de verklaring van de penningmeester van de [stichting] dat slechts een handvol mensen het volledige vermelde bedrag op de giftkwitanties hebben betaald maar dat die bedragen maximaal € 300 of € 400 betreffen;
  • de verklaringen van diverse personen aan de FIOD en de Belastingdienst die de handel in kwitanties hebben bevestigd;
  • een overzicht van uitgeschreven kwitanties voor 2013 waarvan de gegevens die in dit document zijn opgenomen niet overeenkomen met de daadwerkelijk ontvangen bedragen;
  • een doorlopend handgeschreven kasboek waarin de werkelijk ontvangen bedragen werden opgenomen; de werkelijk ontvangen bedragen (donaties) bedroegen veelal 10% tot 12% van de uitgegeven kwitanties;
  • dat de Belastingdienst bij 2.040 belastingplichtigen navorderingsaanslagen heeft opgelegd dan wel correcties heeft aangebracht bij het opleggen van de aanslagen en indien mogelijk een vergrijpboete. Van deze 2.040 gevallen zijn ongeveer 450 belastingplichtigen in bezwaar gegaan en 150 in beroep;
  • dat bij belastingplichtigen van wie aanslagen zijn gecorrigeerd of bij wie is nagevorderd doorgaans een giftenaftrek van minimaal € 500 in de aangifte is opgenomen.
5.2.5.
Uit hetgeen de Inspecteur onder 5.2.4 heeft aangevoerd volgt dat op grote schaal valse giftkwitanties van de [stichting] werden verhandeld en gebruikt door belastingplichtigen om giften op te voeren die zij niet daadwerkelijk hebben gedaan. Gelet op deze bevindingen kunnen de kwitanties van de [stichting] niet zonder meer dienen als bewijs voor de door belanghebbende gestelde giften. Het is aan belanghebbende aanvullende feiten en omstandigheden aan te voeren en bij betwisting aannemelijk te maken die de conclusie rechtvaardigen dat hij recht heeft op giftenaftrek.
5.2.6.
Nu belanghebbende geen ander (schriftelijk) bewijs heeft bijgebracht waaruit volgt dat giften ten goede zijn gekomen aan de [stichting] , acht het Hof niet aannemelijk dat belanghebbende in de onderhavige jaren giften aan de [stichting] heeft gedaan. De Inspecteur heeft dan ook terecht geen giften in aftrek toegestaan en de navorderingsaanslagen 2012 en 2013 terecht opgelegd.
De vergrijpboetes 2012 en 2013
5.3.1.
De Inspecteur kan op grond van artikel 67e, lid 1, AWR een boete opleggen van ten hoogste 100% indien het aan opzet of grove schuld van belanghebbende is te wijten dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld. De bewijslast hiervan rust op de Inspecteur.
5.3.2.
Bij de beantwoording van de vraag of de inspecteur het bewijs van een beboetbaar feit heeft geleverd, dienen de waarborgen in acht te worden genomen die een belanghebbende kan ontlenen aan artikel 6, lid 2, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Die waarborgen houden onder meer in dat de bewijslast op de inspecteur rust en de belanghebbende in geval van twijfel het voordeel van de twijfel moet worden gegund. De rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) laat toe dat voor het bewijs gebruik wordt gemaakt van vermoedens. De belanghebbende moet wel een redelijke mogelijkheid hebben zich daartegen te verweren en het gebruik van vermoedens mag er niet toe leiden dat de bewijslast wordt verschoven van de inspecteur naar de belanghebbende; het vermoeden moet redelijkerwijs voortvloeien uit de aanwezige bewijsmiddelen (vgl. HR 15 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BN6350, BNB 2011/207 en HR 28 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:63, BNB 2013/207). Het EVRM eist niet dat de inspecteur bij het bewijzen van de opzet of grove schuld is gebonden aan de bewijsregels van het nationale strafrecht. Er hoeft geen wettig en overtuigend bewijs te worden geleverd overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 338 e.v. van het Wetboek van Strafvordering (vgl. HR 18 november 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC5166, BNB 1993/40). Wel moet de uit die vermoedens af te leiden opzet buiten redelijke twijfel zijn (vgl. HR 23 juni 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC5391, BNB 1993/272).
5.4.1.
De Inspecteur heeft ten aanzien van de vergrijpboete voor het jaar 2012 primair gesteld dat sprake is van opzet waarbij een boete van 75% wegens strafverzwarende omstandigheden passend en geboden is. Subsidiair heeft de Inspecteur gesteld dat sprake is van grove schuld waarbij, naar het Hof begrijpt, een boete van 50% wegens strafverzwarende omstandigheden passend en geboden is. Meer subsidiair heeft de Inspecteur gesteld dat – in het geval het Hof geen strafverzwarende omstandigheden aannemelijk geacht – een boete van 25% passend en geboden is. Belanghebbende heeft gesteld dat de vergrijpboete voor het jaar 2012 terecht door de Rechtbank is vernietigd.
5.4.2.
De vergrijpboete 2013 is door de Rechtbank verminderd tot op 50% van de nagevorderde inkomstenbelasting. De Inspecteur heeft tegen deze beslissing geen hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft in zijn incidenteel hoger beroep gesteld dat de vergrijpboete voor het jaar 2013 dient te worden vernietigd.
5.5.
Op de Inspecteur rust de bewijslast aannemelijk te maken primair dat belanghebbende ten tijde van het doen van zijn aangiften IB/PVV 2012 en 2013 zich ervan bewust is geweest dat (een aanmerkelijke kans bestond dat) de aangiften voor wat betreft de giftenaftrek onjuist waren en subsidiair dat belanghebbende zodanig onzorgvuldig heeft gehandeld dat hem kan worden verweten dat de aangiften op het punt van de giftenaftrek onjuist waren.
5.6.
Naast de in 5.2.4 aangevoerde feiten en omstandigheden ten aanzien van de handel in valse giftkwitanties bij de [stichting] , heeft de Inspecteur ten aanzien van belanghebbendes betrokkenheid bij voormelde handel in giftkwitanties het volgende aangevoerd:
- de naam van belanghebbende komt voor in het overzicht van uitgeschreven kwitanties (DOC-433). Dit overzicht vermeldt de naam van belanghebbende bij bedragen van € 500 op 5 februari 2013, 12 april 2013, 15 juni 2013, 14 juli 2013, 5 augustus 2013, 11 september 2013 en 18 december 2013. De gegevens die in dit overzicht zijn opgenomen komen niet overeen met de daadwerkelijk door de [stichting] ontvangen bedragen. Dit overzicht is achteraf door de [stichting] opgesteld;
- de naam van belanghebbende komt voor in het handgeschreven kasboek. Op 28 februari 2014 voor een bedrag van € 350 met de omschrijving “Donatie”;
- de giftenaftrek in de ingediende aangifte IB/PVV 2013 bedraagt € 3.500. De aangifte is op 7 maart 2014 bij de Belastingdienst ontvangen. De betaling van € 350 is exact 10% van het in de aangifte opgevoerde bedrag aan giften aan de [stichting] en de betaling heeft plaatsgevonden kort voor het indienen van de aangifte IB/PVV 2013. Dit komt overeen met het fraudepatroon zoals in het FIOD-pv is omschreven;
- de agenda van de penningmeester van de [stichting] vermeldt op 28 februari 2014 een afspraak van belanghebbende met de penningmeester. Dat is de datum waarop de betaling van € 350 volgens de handgeschreven kasadministratie heeft plaatsgevonden;
- voor het jaar 2014 heeft belanghebbende ook een kwitantie overgelegd met een bedrag van € 2.000, gedagtekend op 3 januari 2014. Belanghebbende heeft verklaard dat hij in 2014 maar éénmaal bij de [stichting] is geweest. Volgens de agenda-afspraak van de penningmeester en de betaling in het handgeschreven kasboek vond dat bezoek op 28 februari 2014 plaats. Dit brengt volgens de Inspecteur mee dat de kwitantie voor het jaar 2014 niet op waarheid berust. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat belanghebbende over meerdere jaren deelnam aan de handel in valse giftkwitanties.
5.7.1.
Uit hetgeen de Inspecteur heeft aangevoerd, volgt een handelwijze waarbij op grote schaal valse giftkwitanties van de [stichting] werden verhandeld voor een percentage van veelal 10%-12% van de op de kwitanties vermelde bedragen. Voorts volgt daaruit dat de valse giftkwitanties door de belastingplichtigen werden gekocht op een latere datum dan de datum die is vermeld op de betreffende giftkwitantie.
5.7.2.
Uit het onderzoek van de FIOD volgt dat de handgeschreven kasboeken van de [stichting] in totaal 1.192 donaties vermelden met een totaalbedrag van € 489.087,70 in de periode december 2013 tot en met december 2016. Hierbij is het bedrag van het grootste deel van de donaties lager dan € 500. Gelet op i) voormelde handelwijze waarbij de valse giftkwitanties veelal werden verhandeld voor 10%-12% van daarop vermelde bedragen en ii) de verklaringen van getuigen en belastingplichtigen waaruit blijkt dat veelal een paar honderd euro is betaald voor de giftkwitanties, heeft de Inspecteur aannemelijk gemaakt dat het handgeschreven kasboek de juiste gegevens vermeldt.
5.8.1.
De naam van belanghebbende komt in het handgeschreven kasboek voor onder vermelding van een donatie van € 350 op 28 februari 2014. De agenda van de penningmeester vermeldt op deze datum een afspraak met belanghebbende. Het bedrag van € 350 is exact 10% van de in 2013 in aftrek gebrachte giften aan de [stichting] . De bevindingen ten aanzien van belanghebbende komen overeen met de handelwijze die volgt uit het strafrechtelijke onderzoek naar de handel in valse kwitanties van de [stichting] .
5.8.2.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en de omstandigheid dat belanghebbende volgens zijn eigen verklaring in het jaar 2014 maar éénmaal bij de [stichting] is geweest en hij een kwitantie voor dat jaar heeft overgelegd met de dagtekening 3 januari 2014, derhalve een andere datum dan is vermeld in de handgeschreven kasadministratie en de agenda van de penningmeester, is het vermoeden gerechtvaardigd dat belanghebbende in de jaren 2012 en 2013 gebruik heeft gemaakt van valse giftkwitanties van de [stichting] en hij zich er ten tijde van het doen van de aangiften IB/PVV 2012 en 2013 bewust van is geweest dat de aangiften voor wat betreft de giftenaftrek onjuist waren.
5.9.
De belastingplichtige die wil ontkomen aan bewijs door middel van een bewijsvermoeden, kan zich verweren hetzij door de feiten en omstandigheden te betwisten die aan het bewijsvermoeden ten grondslag zijn gelegd, hetzij door andere feiten te stellen en bij betwisting aannemelijk te maken waardoor redelijke twijfel wordt gewekt aan de redengevende kracht van dat bewijsvermoeden, zodat dit vermoeden wordt ontzenuwd (vgl. HR 25 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE9354, BNB 2003/14 en HR 28 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:63, BNB 2013/207).
5.10.
Belanghebbende betwist dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het doen van een valse aangiften. De giften aan de [stichting] heeft hij daadwerkelijk gedaan. Verder voert belanghebbende aan dat de verklaringen van de penningmeester niet betrouwbaar zijn en dit eveneens geldt voor het handgeschreven kasboek van de [stichting] .
5.11.1.
Het Hof ziet geen reden te twijfelen aan de verklaringen van de penningmeester over de handelwijze met betrekking tot de valse giftkwitanties. De verklaringen van de penningmeester zijn bevestigd door verklaringen van diverse getuigen en belastingplichtigen die door de FIOD en de Inspecteur zijn gehoord. Daarnaast bevat het FIOD-rapport diverse onderzoeken van opsporingsambtenaren naar onder andere tekstberichten op in beslag genomen telefoons en de administratie van de [stichting] die voormelde handelwijze bevestigen.
5.11.2.
Het Hof ziet evenmin reden te twijfelen aan de in het handgeschreven kasboek vermelde data en bedragen. Die kasadministratie vormt een (administratieve) weergave van de handelwijze waarbij de giftkwitanties voor een bepaald percentage van de daarop vermelde bedragen werden verkocht. Verder volgt uit die kasadministratie en uit de verklaringen van diverse getuigen en belastingplichtigen dat de kwitanties werden gekocht op een latere datum dan vermeld op de uitgeschreven kwitanties. Belanghebbende heeft bovendien onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat ten aanzien van de op hem betrekking hebbende bedragen en data van andere data of bedragen dan die vermeld in het kasboek moet worden uitgegaan.
5.12.
Gelet op hetgeen onder 5.10 tot en met 5.11.2 is overwogen heeft belanghebbende het bewijsvermoeden dat hij in 2012 en 2013 gebruik heeft gemaakt van valse giftkwitanties van de [stichting] niet ontzenuwd. Dit betekent dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende ten tijde van het doen van zijn aangiften IB/PVV 2012 en 2013 zich ervan bewust is geweest dat de aangiften voor wat betreft de giftenaftrek onjuist waren, zodat het opzet bewezen is.
5.13.1.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat de Inspecteur etnisch geprofileerd heeft gehandeld door bij belanghebbende na te vorderen over de jaren 2012 en 2013 en wijst in dit verband naar de toeslagenaffaire. De Inspecteur weerspreekt het betoog van belanghebbende.
5.13.2.
Het Hof begrijpt het betoog van belanghebbende aldus dat hij stelt dat de Inspecteur het zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden. Belanghebbende heeft het echter gelaten bij een blote stelling, zonder daarvoor een onderbouwing te geven. Derhalve is belanghebbende in zijn stelplicht tekortgeschoten en gaat het Hof aan die stelling voorbij.
De hoogte van de boetes
6.1.
De Inspecteur heeft de boetes beide jaren bepaald op 75%, te weten 50% voor het opzet van belanghebbende, verhoogd met 25% wegens strafverzwarende omstandigheden als bedoeld in paragraaf 8 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (tekst 2013). Ingevolge laatstvermelde bepaling is voor het in aanmerking nemen van strafverzwarende omstandigheden in elk geval aanleiding indien sprake is van listigheid, valsheid of samenspanning.
6.2.
De Inspecteur stelt dat het gebruik maken van falsificaties (de valse giftkwitanties) geldt als een strafverzwarende omstandigheid. Nu de Inspecteur niet tegen de beslissing van de Rechtbank tot vermindering van de vergrijpboete voor het jaar 2013 tot op 50% van de nagevorderde belasting in hoger beroep is gekomen, kan de boete voor het jaar 2013 niet hoger worden bepaald dan op 50%.
6.3.
Gelet op hetgeen onder 5.6 tot en met 5.12 is overwogen acht het Hof aannemelijk dat belanghebbende zich schuldig heeft gemaakt aan het willens en wetens doen van onjuiste aangiften als gevolg waarvan de aanslagen tot een te laag bedrag zijn vastgesteld, waarna de onderhavige navorderingsaanslagen zijn gevolgd. Gelet op de ernst van de gedragingen, waaronder het gebruikmaken van valse giftkwitanties, acht het Hof de opgelegde boete voor 2012 van 75% van de nagevorderde belasting, alsmede de tot op 50% verminderde boete voor het jaar 2013, passend en geboden.
Proceskostenvergoeding
7.1.
Belanghebbende heeft gesteld dat hij de kosten van de advocaat voor het maken van bezwaar tegen de navorderingsaanslagen vergoed wil hebben.
7.2.
Toekenning van een hogere proceskostenvergoeding dan de forfaitaire is slechts mogelijk indien sprake is van bijzondere omstandigheden (artikel 2, lid 3, Besluit proceskosten bestuursrecht). Van een bijzondere omstandigheid als hiervóór bedoeld kan sprake zijn indien het bestuursorgaan in vergaande mate onzorgvuldig heeft gehandeld (HR 4 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP2975, BNB 2011/103). Voor een integrale proceskostenvergoeding is voorts plaats indien het bestuursorgaan het verwijt treft dat het een beschikking geeft of uitspraak doet of in rechte handhaaft, terwijl op dat moment duidelijk is dat die beschikking of uitspraak in een (de) daartegen ingestelde procedure geen stand zal houden (HR 13 april 2007, ECLI:NL:HR:BA2802, BNB 2007/260).
7.3.
Het Hof ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de werkelijke kosten van het bezwaar, aangezien gesteld noch gebleken is dat de Inspecteur een verwijt treft als bedoeld in 7.2.
7.4.
De Rechtbank heeft in haar uitspraak de Inspecteur veroordeeld in de door belanghebbende gemaakte proceskosten voor het bezwaar. De Rechtbank heeft de veroordeling evenwel abusievelijk niet opgenomen in het dictum. Het Hof zal doen wat de Rechtbank had behoren te doen en de proceskostenveroordeling opnemen in het dictum van het Hof.
Slotsom
8. Het principale hoger beroep van de Inspecteur is gegrond, het incidentele hoger beroep van belanghebbende is ongegrond.

Proceskosten

9. Er is geen aanleiding voor een veroordeling van de Inspecteur in de proceskosten in hoger beroep.

Beslissing

Het Gerechtshof:
  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikking 2012;
  • bevestigt de uitspraak op bezwaar voor het jaar 2012;
  • bevestigt de uitspraak van de Rechtbank voor het overige; en
  • veroordeelt de Inspecteur tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende voor de bezwaarfase tot een bedrag van € 508, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf vier weken na de openbaarmaking van de uitspraak van de Rechtbank op 24 december 2019 tot aan de dag van algehele voldoening.
Deze uitspraak is vastgesteld door Chr.Th.P.M. Zandhuis, P.J.J. Vonk en I. Obbink-Reijngoud, in tegenwoordigheid van de griffier J. de Vormer. De beslissing is op 19 januari 2021 in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd de uitspraak mede te ondertekenen.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.