ECLI:NL:GHDHA:2021:761

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
26 april 2021
Zaaknummer
BK-20/00571
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WOZ-waarde van een maisonette en de toepassing van verkoopcijfers voor taxatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de WOZ-waarde van een maisonette. De belanghebbende, eigenaar van de woning, was het niet eens met de vastgestelde waarde van € 155.000 door de Heffingsambtenaar, die deze waarde had bepaald op basis van verkoopcijfers van vergelijkbare woningen. De belanghebbende stelde dat alleen verkoopcijfers van woningen met dezelfde inhoud gebruikt mochten worden en dat de uitspraak op bezwaar ondeugdelijk was gemotiveerd. Het Hof verwierp deze stellingen en oordeelde dat de Heffingsambtenaar voldoende inzicht had gegeven in de gehanteerde indexeringspercentages en de vergelijkingsobjecten. Het Hof concludeerde dat de waarde niet te hoog was vastgesteld en dat de uitspraak op bezwaar voldoende gemotiveerd was. De verzoeken van de belanghebbende om de uitspraak van de Rechtbank te vernietigen en om een proceskostenvergoeding werden afgewezen. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank, die het beroep van de belanghebbende ongegrond had verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-20/00571

Uitspraak van 24 maart 2021

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigden: G. Gieben en A. van den Dool)
en
de directeur van het Samenwerkingsverband Vastgoedinformatie, Heffing en Waardebepaling (SVHW),de Heffingsambtenaar,
(vertegenwoordigers: […] , […] en […] )
inzake het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (de Rechtbank) van 10 juni 2020, nummer ROT 19/5089.

Procesverloop

1.1.
De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (de Wet WOZ) de waarde op 1 januari 2018 (de waardepeildatum) van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres 1] te [woonplaats] (de woning), voor het kalenderjaar 2019 vastgesteld op € 155.000 (de beschikking). Met de beschikking zijn in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aanslagen in de lokale belastingen van de gemeente [Y] voor het jaar 2019 (de aanslag), waaronder de aan belanghebbende voor het jaar 2019 opgelegde aanslag in de onroerende-zaakbelastingen.
1.2.
De Heffingsambtenaar heeft de tegen de beschikking en de aanslag gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Er is een griffierecht geheven van € 47. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende is tegen de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Er is griffierecht geheven van € 131. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Op 25 januari 2021 heeft de Heffingsambtenaar een nader stuk ingediend.
1.5.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 10 februari 2021. De gemachtigde van belanghebbende en de vertegenwoordigers van de Heffingsambtenaar hebben per videoconferentie (Skype) deelgenomen aan de zitting, waarbij sprake was van een directe beeld- en geluidsverbinding met het Hof. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende heeft het appartementsrecht van de woning. Het betreft een maisonnette gelegen in de wijk [naam] , gebouwd in 1977, bestaande uit de begane grond met een berging, de eerste verdieping en de tweede verdieping, een dakkapel en een tuin. De woning is gelegen in een complex van 8 maisonnettes. Parkeerruimte is gelegen aan de zijkant van het gebouw. De Heffingsambtenaar heeft de bruto-inhoud van het hoofdgebouw berekend op 366 m3. Belanghebbende heeft de woning in 2008 gekocht voor
€ 170.000. Het in de koopsom begrepen aandeel in de reserve van de Vereniging van Eigenaren (VvE-reserve) bedroeg € 1.757,37.
2.2.
De Heffingsambtenaar heeft in de beroepsfase een taxatierapport overgelegd, dat op 16 december 2019 is opgemaakt door [A] en [B] , WOZ-taxateurs. Daarin is de waarde per de waardepeildatum bepaald op € 155.000. De onderhoudstoestand en bouwkundige constructie van de woning zijn als volgt omschreven:
- binnenonderhoud: matig (i.v.m. niet inpandig, niet kunnen controleren)
- buitenonderhoud: voldoende
- bouwkundige constructie: voldoende
De tuinligging is west en de tuin is gemeten op 56 m2. Belanghebbende heeft geen toestemming gegeven voor een inpandige bezichtiging.
2.3.
De bij het taxatierapport behorende matrix bevat verkooptransacties van vier in de directe nabijheid van de woning ook aan de [straatnaam] gelegen maisonnettes, te weten [adres 2] , [adres 3] , [adres 4] en [adres 5] (hierna ook: de vergelijkingsobjecten). De gegevens van de vergelijkingsobjecten zijn als volgt:
Vergelijkingsobject:
Bouwjaar:
Bruto-inhoud:
Overige
objectdelen:
Verkoopprijs:
Leveringsdatum:
[adres 2]
1977
366 m3
Berging tuin
€ 156.000
21 december 2018
[adres 3]
1977
285 m3
Berging tuin
€ 155.000
21 september 2018
[adres 4]
1977
366 m3
Berging tuin
€ 155.500
2 februari 2017
[adres 5]
1977
285 m3
Berging tuin
€ 150.000
16 april 2018
2.4.
De matrix vermeldt factor 3 (voldoende) voor kwaliteit en factor 2 (matig) voor onderhoud van de woning. De vergelijkingsobjecten hebben ook factor 3 voor kwaliteit. De vergelijkingsobjecten [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] hebben factor 3 voor onderhoud, [adres 5] factor 4 (goed). Elk punt dat afwijkt van het cijfer 3 leidt tot een verlaging respectievelijk verhoging van de m3-prijs. In de matrix is de m3-prijs voor het hoofdgebouw bepaald op € 384 voor de woning en voor de vergelijkingsobjecten op respectievelijk € 368 ( [adres 2] ), € 479 ( [adres 3] ), € 411 ( [adres 4] ) en € 475 ( [adres 5] ). In de matrix is het bedrag dat de kopers van de vergelijkingsobjecten hebben betaald voor de verkrijging van hun deel in de VvE-reserve opgenomen en hiermee zijn de verkoopcijfers gecorrigeerd.
Verder zijn de verkoopcijfers gecorrigeerd met de gemiddelde waardestijging binnen de gemeente [Y] van woningen (categorie gestapelde bouw) tussen de waardepeildatum en de datum van levering. Het percentage van 4,96 per jaar (2017 en 2018) is gebaseerd op marktonderzoek door de Heffingsambtenaar. De lijst met verkoopcijfers die hiervoor zijn gebruikt heeft de Heffingsambtenaar als nader stuk overgelegd.
2.5.
Belanghebbende heeft een matrix overgelegd, opgesteld door taxateur [C] . In die matrix is de WOZ-waarde van de woning op de waardepeildatum bepaald op € 153.000. Hierbij zijn dezelfde vergelijkingsobjecten gebruikt als in de matrix van de Heffingsambtenaar. De taxateur van belanghebbende vermeldt een prijs per m3 voor het hoofdgebouw van € 377 voor de woning en van € 361 ( [adres 2] ), € 463 ( [adres 3] ), € 411 ( [adres 4] ) en € 447 ( [adres 5] ) na correctie voor onderhoud en kwaliteit. De gehanteerde factoren voor onderhoud en kwaliteit en het percentage afwijking per factor zijn hetzelfde als in de matrix van de Heffingsambtenaar. Verder zijn er factoren voor uitstraling, doelmatigheid, luxe/voorzieningen en ligging gehanteerd van 3. Deze leiden niet tot een afwijking/correctie op de m3-prijs. Het indexeringspercentage dat is toegepast om de verkoopcijfers te herleiden naar de waardepeildatum zijn respectievelijk 6,60% ( [adres 2] ), 5,20% ( [adres 3] ), 4,50% ( [adres 4] ) en 2,40% ( [adres 5] ). Deze percentages zijn ontleend aan de site Vastgoed Pro.

Oordeel van de rechtbank

3. De Rechtbank heeft overwogen:
“3. Op grond van artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ wordt de waarde van de onroerende zaak bepaald op de waarde die eraan moet worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom ervan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet WOZ blijkt dat de WOZ-waarde gelijk dient te zijn aan de prijs die de meest biedende koper betaalt na de meest geschikte voorbereiding.
4. [De Heffingsambtenaar] dient aannemelijk te maken dat hij de waarde van de onroerende zaak niet te hoog heeft vastgesteld. Met het door hem overgelegde taxatierapport van [A] en [B] van 16 december 2019 en de daarop gegeven toelichting slaagt verweerder daarin. Daarbij dient te worden opgemerkt dat verweerder ondanks pogingen daartoe geen inpandige opname heeft kunnen verrichten.
5. Eiser beroept zich er op dat [de Heffingsambtenaar] ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de VvE-reserve. Daarnaast heeft [de Heffingsambtenaar] ondeugdelijk gemotiveerd waarom er geen rekening is gehouden met de VvE-reserve.
5.1.
In zijn bewaarschrift van 14 maart 2019 voert [belanghebbende] aan dat de verkoopcijfers gecorrigeerd dienen te worden in verband met de VvE-reserve. [De Heffingsambtenaar] heeft in de uitspraak op bezwaar gemotiveerd dat gelet op de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 maart 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:2109) terecht geen rekening is gehouden met de VvE-reserve. In zijn beroepschrift van 3 oktober 2019 stelt [belanghebbende] dat wederom niet inzichtelijk is gemaakt in hoeverre de verkoopcijfers gecorrigeerd dienen te worden en hij naar aanleiding van de ondeugdelijke motivering genoodzaakt was beroep in te dienen.
In zijn verweerschrift van 20 december 2019 heeft [de Heffingsambtenaar] bepaald dat inmiddels, gelet op de nieuwe en gewijzigde jurisprudentie, wel rekening gehouden dient te worden met de VvE-reserve. Naar het de rechtbank voorkomt vloeit dat onder meer voort uit de uitspraak van het Hof Den Haag van 30 oktober 2019 (gepubliceerd op 5 november 2019), onder nummer ECLI:NL:GHDHA:2019:2863. Gelet hierop kan niet worden gesteld dat de uitspraak op bezwaar op dat moment berustte op een ondeugdelijke motivering.
6. De in het taxatierapport vermelde vergelijkingsobjecten zijn bruikbaar bij de waardering, omdat deze op de belangrijkste waardebepalende kenmerken, zoals ligging, type, bouwjaar, inhoud, oppervlakte en onderhoudstoestand voldoende vergelijkbaar zijn met de onroerende zaak. Bij de taxatie hebben de taxateurs rekening gehouden met de matige staat van onderhoud van de onroerende zaak.
6.1. [
De Heffingsambtenaar] maakt, gelet op de bij het taxatierapport gevoegde matrix, verder inzichtelijk hoe met de verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en de onroerende zaak wat betreft onder meer inhoud rekening is gehouden en maakt aannemelijk dat bij de waardering in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en de onroerende zaak. Wat dat betreft ligt de m³-prijs van de onroerende zaak op € 404,- tegen een gemiddelde m³-prijs van € 429,- voor de vergelijkbare objecten. Daarnaast heeft verweerder voor het onderhoud een lagere waardering gegeven voor de onroerende zaak.
6.2.
Met de beroepsgrond dat de waarde van [adres 2] op zichzelf genomen een relatief lagere waarde van de onroerende zaak zou onderschrijven, miskent [belanghebbende] de systematiek van de WOZ dat uitgegaan dient te worden van meerdere vergelijkingsobjecten.
6.3.
Verder kan de rechtbank [belanghebbende] niet volgen in zijn beroepsgrond dat [de Heffingsambtenaar] niet zonder meer met behulp van een percentage verkoopcijfers mag terugrekenen naar de waardepeildatum. De verkoopcijfers geven een indicatie van de waarde van de verkochte woningen op de peildatum. Derhalve dient een correctie plaats te vinden op dit gerealiseerde transactiecijfer, in aanmerking genomen de periode die ligt tussen realisatie hiervan en de peildatum.
Ter zitting stelt [belanghebbende] dat uit de volgende tekst bij de matrix blijkt dat het percentage van 4,96% afkomstig is van de waarderingskamer.
****waarde 01-01-2018 is het verkoopcijfer gecorrigeerd naar de waardepeildatum volgens stijging WOZ-waarde woningen gemeente
Bron: waarderingskamer
[De Heffingsambtenaar] heeft toegelicht dat het percentage afkomstig is van eigen marktonderzoek. Om die reden is het percentage ook in een ander tekstvak geplaatst.

wpd 2017-2018 4,96%
De waarderingskamer is genoemd als bronvermelding en verwees slechts naar de tekst daarvoor. De systematiek van hantering van een eigen percentage gebaseerd op eigen marktonderzoek komt de rechtbank niet onjuist voor.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”

Omschrijving geschil en conclusies van partijen

4.1.
In hoger beroep is primair in geschil of de waarde van de woning op een te hoog bedrag is vastgesteld en subsidiair of de uitspraak op bezwaar moet worden vernietigd omdat deze berust op een ondeugdelijke motivering. Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend en de Heffingsambtenaar ontkennend.
4.2.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak op bezwaar, tot wijziging van de beschikking aldus dat de waarde van de woning wordt vastgesteld op € 153.000, dienovereenkomstige vermindering van de aanslag en tot een veroordeling van de Heffingsambtenaar in de proceskosten.
4.3.
De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

5.1.
De waarde van de woning wordt ingevolge artikel 17, lid 2, van de Wet WOZ bepaald op de waarde die daaraan dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom van de woning zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de woning in de staat waarin deze zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Deze waarde is naar de bedoeling van de wetgever "de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding" (Kamerstukken II 1992/93, 22 885, nr. 3, blz. 4344).
5.2.
De Heffingsambtenaar dient aannemelijk te maken dat de door hem vastgestelde waarde van € 155.000 niet te hoog is. De Heffingsambtenaar heeft aan de op hem rustende bewijslast voldaan. Bij dit oordeel overweegt het Hof het volgende.
5.3.
De Heffingsambtenaar heeft de woning getaxeerd en de waarde bepaald met behulp van een methode van systematische vergelijking met woningen waarvan marktgegevens beschikbaar zijn. Dit blijkt uit het taxatierapport en de daarbij gevoegde matrix.
5.4.
De marktgegevens van de vergelijkingsobjecten die zijn genoemd in de matrix zijn bruikbaar voor de bepaling van de waarde van de woning. De vergelijkingsobjecten zijn allen gelegen in dezelfde straat, deels in hetzelfde complex, en zijn van dezelfde bouwaard en leeftijd. De vergelijkingsobjecten en de woning vertonen verschillen voor wat betreft de ligging (oost of west), de oppervlakte van de tuin, de inhoudsmaat en de staat van onderhoud en de kwaliteit, maar de Heffingsambtenaar heeft met behulp van zijn toelichting op de taxatie en de matrix aannemelijk gemaakt dat met deze verschillen in voldoende mate rekening is gehouden bij het bepalen van de waarde van de woning. Die verschillen zijn voorts niet van een zodanige omvang dat zij afbreuk doen aan de bruikbaarheid van de bedoelde vergelijkingsobjecten. De Heffingsambtenaar heeft de staat van onderhoud aan de binnenzijde van de woning ingeschat op matig. Nog daargelaten dat belanghebbende geen gelegenheid heeft gegeven tot een inpandige bezichtiging van de woning en de Heffingsambtenaar niet in staat heeft gesteld om een andere inschatting te maken van de staat van onderhoud dan deze heeft gedaan, is gesteld noch gebleken dat de staat van onderhoud slechter is dan waarmee de Heffingsambtenaar rekening heeft gehouden.
5.5.
Het staat de Heffingsambtenaar vrij die vergelijkingsverkopen te kiezen die hem het beste voorkomen omdat zij het beste voldoen aan de onder 5.1 gegeven omschrijving van de beste verkoop tegen de beste prijs en daarmee de door hem vastgestelde waarde van de woning onderbouwen. Gelet op het hiervoor overwogene heeft hij daarvan gebruik gemaakt en kunnen maken en met de door hem gekozen vergelijkingsobjecten en de in aanmerking genomen correcties aan de op hem rustende bewijslast voldaan en de waarde van de woning aannemelijk gemaakt. Hieraan doet niet af hetgeen belanghebbende ter betwisting van de vastgestelde waarde heeft aangevoerd.
5.6.
Belanghebbende heeft gesteld dat de Heffingsambtenaar voor de waardebepaling slechts gebruik mag maken van de verkoopcijfers van de woningen [adres 2] en [adres 4] omdat die een gelijke inhoudsmaat hebben. Het Hof verwerpt dit standpunt. Bij de waardering kan de Heffingsambtenaar de vergelijkingsobjecten gebruiken die hem het beste voorkomen mits hij aannemelijk maakt dat hij met de verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten voldoende rekening heeft gehouden. Blijkens het hiervoor in 5.4 en 5.5 overwogene is dat het geval geweest. Het Hof merkt daarover nog op dat de woning van belanghebbende beschikt over een dakkapel die de vergelijkingsobjecten aan de [adres 2] en [adres 4] niet hebben.
5.7.
Belanghebbende heeft verder gewezen op de door hem overgelegde matrix. Deze matrix leidt tot een waarde die slechts € 2.000 lager is dan die van de Heffingsambtenaar en gaat uit van dezelfde vergelijkingsobjecten en correctiefactoren. De stelling van belanghebbende dat de Heffingsambtenaar in zijn matrix de indexering van de verkoopsommen van de vergelijkingsobjecten naar de waardepeildatum niet inzichtelijk heeft gemaakt, faalt. De Heffingsambtenaar heeft in zijn nader stuk en ter zitting toegelicht dat hij tot het gehanteerde percentage van 4,96 is gekomen door de verkoopcijfers binnen de gemeente van de categorie gestapeld gebouwde woningen te nemen en deze te middelen voor de periode 2017 en 2018. De Heffingsambtenaar heeft met deze lijst inzicht gegeven in de gemaakte keuzes en van de daarbij gebruikte gegevens en aannames en daarmee in het door hem gehanteerde percentage. Van een “black box”- situatie als bedoeld in het arrest van de Hoge Raad van 17 augustus 2018, ECLI:NL:HR:2018:1316, BNB 2018/182 is geen sprake. De indexering die in de matrix en de rapporten prijsontwikkeling van de taxateur van belanghebbende is toegepast berust daarentegen op minder exacte gegevens dan de indexering door de Heffingsambtenaar, omdat deze is ontleend aan de prijsindex voor woningen in de hele provincie Zuid-Holland. De door de Heffingsambtenaar overgelegde lijst is derhalve gebaseerd op meer relevante gegevens.
5.8.
Belanghebbende heeft voorts gesteld dat de Heffingsambtenaar onvoldoende rekening heeft gehouden met het afnemend grensnut. Deze stelling faalt eveneens. De Heffingsambtenaar heeft een lagere waarde per m3 gehanteerd dan het gemiddelde. Deze gehanteerde waarde per m3 van € 404 per m3 is berekend door toepassing van de formule: (wortel gemiddelde inhoud van de vergelijkingsobjecten (325 m3)/inhoud van de woning (366 m3)) vermenigvuldigd met de gemiddelde waarde per m3 (€429).
5.9.
Hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd doet niet af aan de door de Heffingsambtenaar aannemelijk gemaakte waarde van € 155.000.
Is de uitspraak op bezwaar ondeugdelijk gemotiveerd?
5.10.1.
Belanghebbende heeft het Hof verzocht de Heffingsambtenaar te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten die hij heeft gemaakt, omdat hij van mening is dat de uitspraak op bezwaar ondeugdelijk is gemotiveerd.
5.10.2.
Het Hof overweegt als volgt. De Heffingsambtenaar is in de uitspraak op bezwaar ingegaan op alle door belanghebbende naar voren gebrachte bezwaren. Daarbij heeft hij toegelicht welke vergelijkingsobjecten zijn gebruikt en hoe rekening is gehouden met de verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten. Ook op de vraag of bij de waardebepaling rekening moest worden gehouden met het onderdeel van de koopsom dat betrekking heeft op het aandeel in de VvE-reserve is ingegaan. De Heffingsambtenaar heeft deze vraag ontkennend beantwoord en gemotiveerd waarom geen rekening werd gehouden met het aandeel in de VvE-reserve. De Heffingsambtenaar is daarbij uitgegaan van een andere interpretatie van het arrest van de Hoge Raad van 8 september 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC3446, BNB 1993/325. Hij heeft ter zitting toegelicht dat de vraag of de koopsom moest worden gecorrigeerd met de gehele VvE-reserve in de jurisprudentie wisselend werd beantwoord en de Waarderingskamer eveneens in antwoord op vragen aangaf dat in het algemeen met het aandeel in de VvE-reserve geen rekening gehouden moest worden. Toen duidelijk werd dat rekening moest worden gehouden met het aandeel in de VvE-reserve, onder andere vanwege de uitspraak van het Hof van 30 oktober 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:2863, heeft de heffingsambtenaar het aandeel in de VvE-reserve in aanmerking genomen in de door hem in beroep overgelegde matrix. Een en ander heeft niet geleid tot een lagere waarde dan de Heffingsambtenaar bij de beschikking heeft vastgesteld.
5.10.3.
Op grond van het vorenstaande kan niet worden gezegd dat de Heffingsambtenaar de uitspraak op bezwaar ondeugdelijk heeft gemotiveerd. Het Hof ziet onder die omstandigheden geen aanleiding de Heffingsambtenaar de kosten van de bezwaarfase en het (hoger) beroep te laten vergoeden.
Slotsom
5.11.
Het hoger beroep is ongegrond.

Proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door I. Reijngoud, T.A. de Hek en L.D. van Wijck-Koolstra in tegenwoordigheid van de griffier Y. Postema. De beslissing is op 24 maart 2021 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.