Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaarvan
Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 maart 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 16 maart 2018. De zaak betreft de waardevaststelling van een woning aan [a-straat] 78 07 te [Z] voor het jaar 2017, vastgesteld door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht op € 546.000. De heffingsambtenaar handhaafde deze waarde na bezwaar, waarna belanghebbende in beroep ging. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.
Belanghebbende stelde in hoger beroep dat de waarde van de woning hoger zou moeten zijn dan door de heffingsambtenaar vastgesteld. Het Hof beoordeelde de waarde op basis van de Wet WOZ, die bepaalt dat de waarde moet worden vastgesteld op de prijs die bij verkoop zou worden gerealiseerd. De heffingsambtenaar had ter onderbouwing van zijn waarde een matrix overgelegd met vergelijkingsobjecten, waaruit bleek dat de waarde van de woning correct was vastgesteld. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar erin was geslaagd aannemelijk te maken dat de waarde van de woning per waardepeildatum 1 januari 2016 juist was.
Het Hof volgde de argumenten van de heffingsambtenaar en verwierp de stellingen van belanghebbende. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en het Hof zag geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.