Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 19 januari 2021
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
[geïntimeerde] ,
Het geding
omdatde minister de belangen anders weegt draait de zaak om en kan dan ook niet worden gevolgd.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om de gratieverlening voor een levenslanggestrafte, [geïntimeerde], die in 1984 is veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf voor een schietpartij waarbij zes doden vielen. [geïntimeerde] heeft meerdere gratieverzoeken ingediend, waarvan de laatste op 20 december 2019 door de minister voor Rechtsbescherming werd afgewezen. De voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag oordeelde op 30 december 2020 dat de minister deze beslissing onvoldoende had gemotiveerd en dat de minister binnen vier weken een nieuwe beslissing moest nemen. De Staat, vertegenwoordigd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid, ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Het Gerechtshof Den Haag heeft op 19 januari 2021 geoordeeld dat de voorzieningenrechter terecht heeft vastgesteld dat de minister zijn beslissing niet goed had gemotiveerd. Het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter en oordeelde dat de minister een nieuwe beslissing op het gratieverzoek van [geïntimeerde] moet nemen. Het hof benadrukte dat de minister bij zijn beslissing rekening moet houden met het advies van de rechter en dat er bijzondere omstandigheden moeten zijn om van dit advies af te wijken. De minister had in zijn motivering niet voldoende aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het rechterlijk advies rechtvaardigden. Het hof concludeerde dat de grieven van de Staat falen en dat de kosten van het geding in hoger beroep voor de Staat komen.