In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kinderalimentatie voor een minderjarige wiens ouders nooit hebben samengewoond. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had een verzoek ingediend tot wijziging van de eerder vastgestelde kinderalimentatie, die in 2018 was vastgesteld op € 200,- per maand. De moeder stelde dat deze bijdrage was aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven, omdat de vader geen financiële gegevens had verstrekt en zijn werkelijke inkomen veel hoger was dan het bedrag waarop de alimentatie was gebaseerd. Het hof oordeelde dat de overeengekomen bijdrage niet in overeenstemming was met de wettelijke maatstaven en stelde de behoefte van de minderjarige vast op € 373,- per maand, met een bijdrage van de vader van € 310,- per maand vanaf 1 januari 2018. Het hof heeft ook rekening gehouden met de wijziging van omstandigheden, zoals de fluctuaties in het inkomen van de moeder en de stijging van het inkomen van de vader. De uiteindelijke beslissing was dat de vader vanaf 1 januari 2019 € 247,- per maand, vanaf 1 januari 2020 € 372,- per maand, en vanaf 1 januari 2021 € 268,- per maand aan kinderalimentatie moest betalen. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.