Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 30 maart 2021
Stichting GGZ Momentum,
Zilveren Kruis Zorgverzekering N.V.,
FBTO Zorgverzekeringen N.V.,
OZF Zorgverzekeringen N.V.,
Avero Achmea Zorgverzekeringen N.V.,
IAK Volmacht B.V.,
Interpolis Zorgverzekeringen N.V.,
Het verloop van het geding
21 november 2018 tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag, team Handel. Bij memorie van grieven (met producties) van 21 april 2020 heeft Momentum zeven grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord (met producties) van 30 juni 2020 hebben geïntimeerden de grieven bestreden.
Beoordeling van de zaak
“marktconform tarief”:
primairtot (na)betaling van de declaraties van Momentum op basis van 75% van het NZa-tarief, een verklaring voor recht dat Momentum jegens Zilveren Kruis c.s. minimaal aanspraak kan maken op vergoeding van haar declaraties op deze basis,
subsidiaireen verklaring voor recht dat Momentum jegens Zilveren Kruis c.s. aanspraak kan maken op vergoeding van 100% van het gemiddeld gecontracteerd tarief, en
primair en subsidiairvernietiging van de in r.o. 1.5 genoemde vergoedingsregeling in de polisvoorwaarden. Daarnaast vorderde Momentum een proceskostenveroordeling.
art. 13 Zvw,
grievenbetoogt Momentum dat de regeling die Zilveren Kruis c.s. hanteren voor het vergoeden van zorg door niet-gecontracteerde zorgaanbieders in strijd is met het hinderpaalcriterium als besloten liggend in art. 13 lid 1 Zvw en dat het toepassen van deze regeling daarom onrechtmatig jegens haar is. De grieven lenen zich voor een gezamenlijke behandeling, omdat zij in de kern dezelfde strekking hebben.
“doelmatige, klantgerichte regisseurs van de zorg”en dat de financiering van de zorg is ingericht op deze ‘regierol’.
“op een door de zorgverzekeraar te bepalen vergoeding van de voor deze zorg of dienst gemaakte kosten”.
“de gemiddelde (‘modale’) zorggebruiker”als referentiesubject – anders gezegd: maatman – voor de bepaling van de hoogte van de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg, aanvaardbaar is.
“op onaanvaardbare wijze”worden ondergraven.
“in algemene zin”niet verzet tegen een generieke korting op het marktconforme tarief [15] , zoals een ‘vlaktaks’, maar
“of en in hoeverre het hinderpaalcriterium zich in bepaalde gevallen verzet tegen een generieke korting kan slechts worden bepaald aan de hand van concrete feiten en omstandigheden, waaronder eventuele beleidsregels van de NZa”. Bij
“bepaalde gevallen”gaat het, zo begrijpt het hof, niet om individuele gevallen maar om situaties met een gemene deler.
“mits”in r.o. 3.1.2 – volgt geen andere verdeling van stelplicht en bewijslast.
“maandelijkse reserveringsuitgave”van de gemiddelde modale zorggebruiker € 211,-- per persoon bedraagt. Deze reservering biedt geen ruimte voor het betalen van de eigen bijdrage.
“Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg”(hierna: Nivel) volgt dat een eigen bijdrage van € 200,-- per jaar al een hinderpaal oplevert voor de gemiddelde modale zorggebruiker. In ieder geval is een eigen jaarlijkse eigen bijdrage van € 420,-- een feitelijke hinderpaal.
de bereidheidvan mensen om gebruik te maken van de tweedelijns GGZ wanneer een eigen bijdrage wordt ingevoerd in het kader van de Zvw.
op basis van (…) jurisprudentie de NZa van oordeel [is] dat vergoedingspercentages voor niet gecontracteerde zorg van minder dan 75% van het marktconforme tarief naar verwachting een feitelijke hinderpaal zullen opleveren, tenzij de zorgverzekeraar kan motiveren en zo nodig onderbouwen waarom het lagere percentage geen feitelijke hinderpaal zal opleveren” (productie D bij memorie van grieven). Daarnaast blijft de hoogte van de vergoeding van niet-gecontracteerde zorg onderwerp van het publieke debat (productie M, memorie van antwoord).
Zilveren Kruis c.s. hanteren voor het vergoeden van zorg door niet-gecontracteerde zorgaanbieders in strijd is met het hinderpaalcriterium als besloten liggend in art. 13 lid 1 Zvw, en dat het toepassen van deze regeling daarom onrechtmatig jegens Momentum is.
Beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag, team Handel van 21 november 2018;
- veroordeelt Momentum in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Zilveren Kruis c.s. tot op heden begroot op € 2.020,-- aan verschotten en € 3.342,-- aan salaris advocaat (3 punten, tarief II volgens Liquidatietarief 2021) en op € 163,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 85,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 85,--, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.