2.2De rechtbank heeft voor haar oordeel dat sprake is van een zwaardere verdenking dan een redelijk vermoeden van schuld, de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking genomen:
( a) het strafrechtelijk onderzoek tegen [verzoeker] is geseponeerd wegens het ontbreken van voldoende of overtuigend bewijs;
( b) dat de bewuste hypotheekaanvraag met valselijk opgemaakte of vervalste stukken is onderbouwd en dat in zoverre sprake is van valsheid in geschrift (art. 225 Sr) is niet in geschil;
( c) er zijn bij de hypotheekaanvraag uiteenlopende stukken ingediend, die op naam van [verzoeker] staan;
( d) de handtekeningen op verschillende documenten komen op het eerste oog behoorlijk overeen met de handtekening op het paspoort van [verzoeker] ;
( e) in de hypotheekaanvraag is ten behoeve van de automatische incasso het bankrekeningnummer van [verzoeker] opgegeven;
( f) op het bij de hypotheekaanvraag ingediende afschrift van het paspoort van [verzoeker] staat een verklaring van tussenpersoon [tussenpersoon] (de heer [tussenpersoon] ) dat hij het originele paspoort heeft gezien en akkoord bevonden; de rechtbank is van oordeel dat, gelet op die verklaring, voorshands zeer waarschijnlijk is dat de heer [tussenpersoon] het originele paspoort heeft gezien en heeft gecontroleerd of de persoon die voor hem zat overeenkwam met de persoon op het paspoort;
( g) tussen de stukken van de hypotheekaanvraag bevindt zich ook een taxatierapport van dhr. [naam 1] dat in opdracht van ‘ [verzoeker] ’ is opgesteld;
( h) gelet op de aard van een hypothecaire lening, waarbij de koopsom uiteindelijk via de notaris aan de verkoper wordt betaald, valt lastig in te zien dat (en met welk motief) een derde partij op deze wijze fraude met de identiteit van [verzoeker] zou plegen.