2.5Op 12 januari 2016 heeft omstreeks 17.00 uur een stroomstoring plaatsgevonden. Daardoor is schade ontstaan aan de motoren van de koelinstallaties, het compressorsysteem en de beveiligingsinstallatie van [appellant] en zijn opgeslagen vleeswaren verloren gegaan.
De procedure in eerste aanleg
3. [appellant] heeft in eerste aanleg gevorderd, primair, veroordeling van Stedin tot betaling van € 25.079,63 met rente, en subsidiair, benoeming van een deskundige ter beantwoording van de vraag of er sprake is geweest van grove schuld bij Stedin, alles met veroordeling van Stedin tot betaling van € 1.064,- aan buitengerechtelijke kosten en tot betaling van proceskosten inclusief nakosten.
4. De rechtbank heeft de vordering van [appellant] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. Daartoe heeft de rechtbank overwogen, samengevat weergegeven, dat het in deze zaak gaat om de vraag of Stedin zich terecht beroept op artikel 21 lid 1 van de algemene voorwaarden en dat dit beroep niet terecht is wanneer er bij Stedin, haar werknemers of ondergeschikten sprake is van grove schuld. [appellant] heeft wel gesteld dat Stedin grove schuld heeft, maar heeft dit niet onderbouwd, aldus de rechtbank. Met betrekking tot de subsidiaire vordering heeft de rechtbank overwogen dat de vraag of er sprake is geweest van grove schuld, beantwoord moet worden door een rechterlijk oordeel en niet door een deskundige.
Het standpunt van Kaiser in hoger beroep
5. In hoger beroep handhaaft [appellant] zijn vordering. Hij voert aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat geen sprake is van grove schuld aan de zijde van Stedin (grief 1). Verder voert hij aan dat het beroep van Stedin op artikel 21 van de algemene voorwaarden in het onderhavige geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (grief 2).
6. Het betoog van [appellant] dat sprake is geweest van grove schuld bij Stedin, kan als volgt worden samengevat. De door [appellant] ingeschakelde deskundige heeft inmiddels verklaard dat de door [appellant] geleden schade alleen door een spanningspiek kan zijn ontstaan en niet door een spanningsdip. Uit de verklaring van Stedin bij de comparitie in eerste aanleg valt af te leiden dat een spanningspiek kan zijn veroorzaakt bij het aankoppelen of afkoppelen van een noodaggregaat, namelijk wanneer foutief wordt geschakeld en de nulkabel niet wordt benut. Het aan- of afkoppelen van een noodaggregaat brengt de nodige risico’s met zich mee. Nu er sprake is geweest van een spanningspiek, is er derhalve bij het aan- of afkoppelen van het noodaggregaat een schakelfout gemaakt. Door haar besluit om een noodaggregaat aan te sluiten, heeft Stedin welbewust het risico genomen dat er schade zou kunnen ontstaan door een spanningspiek. Derhalve is er sprake geweest van grove schuld in de zin van bewuste roekeloosheid: handelen waarvan men zich bewust is dat daardoor schade zou kunnen ontstaan, waarbij die kans bewust is aanvaard (vgl. HR 5 september 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2984, Telfort/Scaramea). 7. Het betoog van [appellant] dat het beroep van Stedin op artikel 21 van de algemene voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, kan als volgt worden samengevat. In een vergelijkbare zaak heeft de rechtbank Rotterdam een beroep op een exoneratiebeding door Stedin onaanvaardbaar geacht (Rb. Rotterdam 1 februari 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:675). Volgens de Hoge Raad moet in het bijzonder gelet worden op de mate van laakbaarheid van het verzuim, de gevolgen van het verzuim en in hoeverre de schade eventueel door verzekering is gedekt (HR 18 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO6913). Nu er sprake was van een spanningspiek, moet er bij het aan- of afkoppelen van het noodaggregaat een schakelfout zijn gemaakt. [appellant] heeft aanzienlijke schade geleden. Hij was indertijd niet verzekerd voor schade door overspanning. Stedin heeft niet gewezen op de mogelijkheid om dit te verzekeren. Stedin is wel verzekerd tegen fouten van monteurs. [appellant] heeft met Stedin, die een monopoliepositie heeft, niet kunnen onderhandelen over de voorwaarden. Stedin heeft, hoewel zij bekend was met de mogelijke risico’s van aansluiting van een noodaggregaat, [appellant] niet geïnformeerd om zijn apparatuur uit te schakelen en ook geen andere maatregelen genomen om de schade bij klanten als gevolg van mogelijke schakelfouten te beperken. Ook bij het afsluiten van de overeenkomst heeft Stedin niet gewezen op maatregelen die [appellant] zou kunnen nemen om schade als gevolg van overspanning te voorkomen. 8. Stedin voert tegen de grieven onder meer het volgende aan. Een schakelfout als waarover tijdens de comparitie in eerste aanleg is gesproken, is bij een aggregaat als door Stedin gebruikt, niet mogelijk. Er is geen aanleiding om te denken dat er sprake is geweest van een fout bij het aansluiten van het aggregaat. Bij een schakelfout zou er ook bij de andere 37 aangesloten klanten schade zijn ontstaan, maar Stedin heeft van geen van hen een melding of schadeclaim ontvangen. De schade kan ook het gevolg zijn geweest van een spanningsdip, zoals de expert van Stedin tijdens de comparitie in eerste aanleg heeft verklaard, of een gebrek in de installatie van [appellant]. Maar ook als er wel een schakelfout zou zijn gemaakt, is er geen sprake van grove schuld aan de zijde van Stedin. Op Stedin rust een inspanningsverbintenis. Omdat veel klanten graag snel weer elektriciteit willen hebben, is besloten een noodaggregaat in te zetten. Dat besluit diende om schade bij klanten te voorkomen. Een dergelijke handelwijze is gebruikelijk als het stroomtransport niet door een reparatie ter plekke kan worden hersteld. Dat [appellant] schade zou leiden, behoefde Stedin niet te verwachten. De elektrische installatie van [appellant] diende bestand te zijn tegen de gevolgen van een schakelfout. Stedin heeft de storing gemeld via Twitter en via haar website, waar zij ook vermeldt dat klanten bij storingen de stekkers van gevoelige apparaten uit het stopcontact kunnen trekken. In die zin heeft Stedin derhalve maatregelen ter voorkoming van schade genomen.
9. Het hof volgt [appellant] niet in zijn stelling dat er bij Stedin sprake is geweest van grove schuld. Uit de enkele (gestelde) omstandigheid dat Stedin bij haar besluit om een noodaggregaat aan te sluiten zich ervan bewust was dat daardoor – indien een schakelfout zou worden gemaakt – schade zou kunnen ontstaan en deze kans op schade bewust is aanvaard, volgt niet dat er bij Stedin sprake is geweest van met grove schuld gelijk te stellen bewuste roekeloosheid. Voor het aannemen van bewuste roekeloosheid zou op zijn minst ook nodig zijn dat het besluit in de gegeven omstandigheden – waaronder in het bijzonder de mate van waarschijnlijkheid van de schade – moet worden beschouwd als ernstig verwijtbaar, bijvoorbeeld doordat daarbij risico’s zijn genomen die vermeden hadden moeten worden of door het treffen van veiligheidsmaatregelen verkleind hadden moeten worden. Dat niet ieder handelen waarbij degene die handelt zich ervan bewust is dat daaraan een kans op schade is verbonden, kan gelden als grove schuld dan wel bewuste roekeloosheid maar dat daarvoor ook sprake moet zijn van ernstige verwijtbaarheid, volgt al uit de klassieke omschrijving van grove schuld als “een inlaakbaarheidaan opzet grenzende schuld” (HR 12 maart 1954, ECLI:NL:HR:1954:9, Codam/Merwede, cursivering toegevoegd). Verder karakteriseert de Hoge Raad in het door [appellant] genoemde arrest van 5 september 2008 (rov. 6) bewust roekeloos handelen als het “zich welbewust opzodanig onzorgvuldige wijze” jegens de wederpartij gedragen “dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn indien zij zich op de exoneratieclausule zou mogen beroepen” (cursivering toegevoegd). 10. [appellant] heeft in de toelichting op grief 1 niets aangevoerd waaruit zou kunnen volgen dat het besluit van Stedin om een noodaggregaat in te zetten, gelet op de daarbij zich voordoende mogelijkheid van een schakelfout, in de gegeven omstandigheden ernstig verwijtbaar is geweest. Dat wordt niet anders door wat [appellant] in zijn toelichting op grief 2 nog heeft gesteld over het niet informeren van [appellant] over de mogelijkheid om zich te verzekeren tegen de gevolgen van overspanning en de maatregelen die [appellant] in dat verband had kunnen treffen en over het niet treffen van andere maatregelen om de schade als gevolg van mogelijke schakelfouten te beperken. Stedin heeft terecht aangevoerd dat het niet haar taak is om [appellant] op de mogelijkheden van het afsluiten van een verzekering te wijzen. Het feit dat Stedin dat niet heeft gedaan, kan in ieder geval niet bijdragen aan het oordeel dat sprake is van grove schuld van Stedin. De vraag of de overige stellingen van [appellant], indien juist, zouden meebrengen dat het besluit van Stedin tot het inzetten van een noodaggregaat als ernstig verwijtbaar moet worden beschouwd, behoeft het hof niet te beantwoorden. Stedin heeft immers de stellingen van [appellant] bij memorie van antwoord gemotiveerd weersproken, zodat de juistheid van die stellingen tussen partijen niet vaststaat. Aan bewijslevering komt het hof niet toe, nu [appellant] geen daarop gericht voldoende gespecificeerd bewijsaanbod heeft gedaan. In dit verband merkt het hof nog op dat ook als drie andere klanten van Stedin eveneens schade hebben geleden aan hun apparatuur, zoals [appellant] aanbiedt te bewijzen, daaruit nog niet volgt dat aan de zijde van Stedin een schakelfout is gemaakt en dat dit als grove schuld moet worden gekwalificeerd. Grief 1 faalt derhalve.
11. Het hof volgt [appellant] evenmin in zijn betoog dat het beroep van Stedin op artikel 21 van de algemene voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht. In dit verband merkt het hof allereerst op dat een exoneratiebeding als dit tussen ondernemers niet ongebruikelijk is en in de door [appellant] genoemde uitspraak van de rechtbank Rotterdam in de verhouding tot een consument niet onredelijk bezwarend is geacht. Verder neemt het hof in aanmerking:
- dat het inzetten van een noodaggregaat in de gegeven omstandigheden als een redelijke maatregel ter voorkoming van (verdere) schade bij klanten van Stedin kan worden beschouwd;
- dat niet is komen vast te staan dat aan de zijde van Stedin gesproken kan worden van grove schuld;
- dat een niet onaanzienlijk deel van de door [appellant] geleden schade is vergoed door een verzekeraar (proces-verbaal d.d. 11 maart 2019, p. 2);
- dat [appellant] zich voor schade door overspanning had kunnen verzekeren;
- dat het niet de taak van Stedin is om [appellant] op de mogelijkheden van het sluiten van een verzekering te wijzen;
- dat niet is komen vast te staan dat Stedin verzekerd is voor fouten van haar monteurs.
Het verwijt van [appellant] dat Stedin heeft nagelaten hem voldoende te informeren over de risico’s van stroomstoring en de mogelijkheden om die risico’s te beperken, is door Stedin gemotiveerd weersproken, zodat van de juistheid van dat verwijt niet kan worden uitgegaan. Ook hier zal het hof [appellant] niet tot bewijslevering toelaten, nu hij geen daarop gericht voldoende gespecificeerd bewijsaanbod heeft gedaan. Grief 2 faalt.
12. Nu de grieven niet slagen, zal het hof het bestreden vonnis bekrachtigen. Daarbij past dat [appellant] met toepassing van het gebruikelijke liquidatietarief wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, zoals hierna vermeld. Het hof zal het arrest uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals door Stedin gevorderd.