ECLI:NL:GHDHA:2021:431
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de hardheidsclausule in het kader van de schuldsaneringsregeling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toepassing van de schuldsaneringsregeling voor de appellant, die eerder door de rechtbank Rotterdam was afgewezen. De appellant had op 2 december 2020 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin zijn verzoek tot schuldsanering was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de appellant niet te goeder trouw was geweest in de vijf jaar voorafgaand aan zijn verzoek, omdat hij aanzienlijke schulden had opgebouwd en niet had aangetoond dat hij zich had ingespannen om zijn schulden te voldoen. De appellant had in 2014 Nederland verlaten vanwege financiële problemen en was in 2019 teruggekeerd, maar had in de tussentijd nieuwe schulden gemaakt.
Tijdens de mondelinge behandeling op 15 februari 2021 heeft de appellant verklaard dat hij zijn psychische problemen onder controle heeft en dat hij weer aan het werk gaat. Het hof heeft de verklaringen van de appellant en de overgelegde stukken in overweging genomen en vastgesteld dat de appellant inmiddels voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn financiële en persoonlijke situatie onder controle heeft gekregen. Het hof heeft geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de appellant niet in staat zou zijn om zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling na te komen. Het hof heeft daarom het vonnis van de rechtbank vernietigd en de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken voor de appellant, met de waarschuwing dat hij zijn verplichtingen stipt moet nakomen om verdere problemen te voorkomen.