ECLI:NL:GHDHA:2021:2874

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 juni 2021
Publicatiedatum
12 september 2022
Zaaknummer
200.279.544
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om benoeming van medische deskundigen in verband met verkeersongeval en voorlopige deskundigenberichten

In deze zaak gaat het om een verzoek van [verzoeker] tot het gelasten van voorlopige deskundigenberichten in het kader van een verkeersongeval dat plaatsvond op 8 mei 2017. [verzoeker] was als bestuurder van een personenauto betrokken bij een kop-staartbotsing, waarbij zijn voertuig werd aangereden door een bij Unigarant N.V. verzekerd voertuig. Unigarant heeft aansprakelijkheid erkend voor de gevolgen van het ongeval. Na het ongeval heeft [verzoeker] medische klachten ervaren, waaronder nekklachten en psychische klachten, en heeft hij een revalidatietraject doorlopen zonder werkhervatting.

Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de rechtbank zijn vastgesteld, en heeft de verzoeken van [verzoeker] om voorlopige deskundigenberichten te gelasten beoordeeld. Het hof oordeelt dat het verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is, en dat er een oorzakelijk verband kan zijn tussen de klachten van [verzoeker] en het ongeval. Het hof heeft besloten om de bestreden beschikking van de rechtbank te vernietigen en heeft neuroloog prof. [neuroloog] en psychiater dr. [psychiater] benoemd als deskundigen om de medische situatie van [verzoeker] te onderzoeken. Unigarant is veroordeeld in de kosten van de procedure en moet de voorschotten voor de deskundigen betalen. De deskundigen zullen hun rapporten indienen bij het hof, en het hof heeft de procedure verder geregeld met betrekking tot de uitvoering van de deskundigenonderzoeken.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.279.544/01
Zaak-/rolnummer rechtbank : C/09/582024 / HA RK 19-608

beschikking van 15 juni 2021

inzake

[verzoeker],

wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: [verzoeker],
advocaat: mr. O. Arslan te Den Haag,
tegen

Unigarant N.V.,

gevestigd te Den Haag,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: Unigarant,
advocaat: mr. D.D. Markvoort te Hoogeveen.

Het geding

Bij beroepschrift ingekomen bij de griffie van het hof op 15 juni 2020, is [verzoeker] in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gewezen beschikking van de rechtbank Den Haag van 6 april 2020 (hierna: de bestreden beschikking), voor zover deze betrekking heeft op het verzoek van [verzoeker] tot het gelasten van voorlopige deskundigenberichten. Hierbij heeft [verzoeker], onder overlegging van producties, een aantal (ongenummerde) bezwaren gericht tegen de beschikking en - opnieuw - verzocht voorlopige deskundigenberichten te gelasten.
Bij verweerschrift ingekomen bij de griffie van het hof op 7 oktober 2020, heeft Unigarant de bezwaren bestreden en verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
De mondelinge behandeling in deze zaak heeft via een videoconferentie, waarbij sprake was van een directe beeld- en geluidsverbinding met het hof, plaatsgevonden op 15 januari 2021.
Partijen hebben hun standpunten over en weer doen toelichten door hun voornoemde advocaten, beiden aan de hand van pleitnotities, die per e-mail aan het hof en de wederpartij zijn toegezonden voorafgaand aan de zitting.
Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt.
Ten slotte is de datum voor de beschikking in hoger beroep vastgesteld.

Beoordeling van het hoger beroep

1. Voor de inhoud van het (herhaald) verzoek tot het gelasten van voorlopige deskundigenberichten en voor de bezwaren gericht tegen de bestreden beschikking, verwijst het hof naar het beroepschrift van [verzoeker].
2. Het hof gaat bij de beoordeling uit van de door de rechtbank in haar beschikking vastgestelde feiten, nu deze niet in geschil zijn. Het gaat om de navolgende feiten.
2.1.
[verzoeker] is in de vooravond van 8 mei 2017 als bestuurder van een personenauto
betrokken geraakt bij een kop-staartbotsing (verder: het ongeval). De personenauto die
[verzoeker] bestuurde werd van achteren aangereden door een bij Unigarant verzekerd
voertuig, waarna [verzoeker] achterop de auto voor hem is gebotst.
2.2.
Unigarant heeft namens haar verzekerde aansprakelijkheid jegens [verzoeker] erkend
voor de gevolgen van het ongeval.
2.3.
Direct na het ongeval is [verzoeker] gezien op de Spoedeisende Hulp (SEH) van het
MHC Westeinde Ziekenhuis in Den Haag. Bij het onderzoek werden geen lichamelijke
afwijkingen geconstateerd en [verzoeker] is na het onderzoek naar huis gestuurd.
2.4.
Op 26 mei 2017 heeft [verzoeker] voor het eerst na het ongeval zijn huisarts bezocht.
2.5.
Op 17 mei 2017 heeft [verzoeker] een claim ingediend bij AllSecur/Allianz onder de
door hem afgesloten schadeverzekering voor inzittenden (SVI). Allianz heeft begin juli
2017 een voorschot van € 1.500,- aan [verzoeker] overgemaakt. Op 8 januari 2018 heeft
mr. Arslan namens [verzoeker] het schaderegelingstraject bij AllSecur/Allianz gestaakt.
2.6.
[verzoeker] was voor het ongeval werkzaam als kraanmachinist en hulpmonteur. Hij
werd als zelfstandige zonder personeel (hierna: ZZP’er) ingehuurd door Milano Infra B.V. te Rijswijk.
2.7.
[verzoeker] en Unigarant hebben aanvankelijk getracht een pragmatische regeling te
bereiken. Toen dat niet mogelijk bleek, heeft Unigarant in april 2018 een multidisciplinair
revalidatietraject, een arbeidsdeskundig traject en een bedrijfsanalyse door Athenos
voorgesteld.
2.8.
Het revalidatietraject is begeleid door OCA Den Haag (hierna: OCA). Dit heeft niet geleid tot werkhervatting.
2.9.
Het arbeidsdeskundig onderzoek is uitgevoerd door de heer drs. [arbeidsdeskundige],
registerarbeidsdeskundige bij Bureau Terzet (hierna: [arbeidsdeskundige]), die op 1 augustus 2018 zijn rapport heeft uitgebracht.
2.10.
De bedrijfsanalyse door Athenos is begeleid door de heer [bedrijfsanalist]. De
conceptrapportage in het bedrijfskundig onderzoek is verzonden op 20 februari 2019.
2.11.
Unigarant heeft in totaal € 49.000,- aan voorschotten aan [verzoeker] verstrekt.
Daarnaast heeft zij € 7.416,52 voldaan als voorschot op de buitengerechtelijke kosten.
2.12.
Bij brief van 10 juli 2019 heeft Unigarant te kennen gegeven de actieve
behandeling van de zaak te staken.
3. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van [verzoeker] tot het gelasten van voorlopige deskundigenberichten afgewezen (evenals zijn verzoeken in het deelgeschil tussen partijen). Blijkens het beroepschrift heeft [verzoeker] verzocht de beschikking voor zover deze betrekking heeft op het verzoek tot het gelasten voorlopige deskundigenberichten, te vernietigen en alsnog voorlopige deskundigenberichten te gelasten. [verzoeker] verzoekt het hof tevens om de benoeming van deskundigen te doen met inachtneming van de in het oorspronkelijk verzoekschrift voorgestelde, dan wel door het hof aan te wijzen, personen te benoemen, en om de deskundigen op te dragen de vragen zoals geadviseerd door de Interdisciplinaire Werkgroep Medische Deskundigen, versie 2010 (hierna ook: de IWMD-vraagstelling), te beantwoorden en Unigarant aan te wijzen als degene die de voorschotten van de deskundigen dient te voldoen, kosten rechtens.
4. Unigarant heeft ook in appel verweer gevoerd tegen het verzoek en daartoe - samengevat - het navolgende aangevoerd. Omdat ter discussie staat dat het een geloofwaardige claim betreft, is het verzoek van [verzoeker] prematuur en in strijd met de eisen van een goede procesorde. Ook is niet duidelijk welk belang er is bij de verzochte medische deskundigenonderzoeken, nu er al geruime tijd geen medische behandelingen meer plaatsvinden, aldus Unigarant.
5. Het hof stelt bij de beoordeling het volgende voorop. Een voorlopig deskundigenonderzoek kan ertoe dienen een partij de mogelijkheid te verschaffen aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen omtrent de voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden en aldus beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is een procedure te beginnen of voort te zetten. Aan de rechter die heeft te oordelen over het verzoek een dergelijk onderzoek te gelasten, komt geen discretionaire bevoegdheid toe. Hij dient het onderzoek in beginsel te gelasten, mits het daartoe strekkende verzoek terzake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden (HR 30 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:482, rov. 3.3.2).
6. Het hof is van oordeel dat het verzoek om medische deskundigen te benoemen ter zake dienend en voldoende concreet is, en dat het feiten betreft die met de deskundigenonderzoeken bewezen kunnen worden. Vast staat immers dat [verzoeker] slachtoffer is geworden van een verkeersongeluk (een kop-staart botsing) en dat Unigarant de aansprakelijkheid voor de gevolgen voor het ongeval heeft erkend. Na het ongeval is hij op de SEH van het MCH Westeinde gezien en heeft hij enige tijd later zijn huisarts bezocht. [verzoeker] ervaart blijkens de stukken onder andere nekklachten, hoofdpijnklachten en psychische klachten als gevolg van het ongeval (zie o.a. de overgelegde rapporten van [arbeidsdeskundige], onder 2, en de rapporten van MediThemis van 20 december 2017 en 18 oktober 2019). Hij is (kort) na het ongeval uitgevallen voor zijn werkzaamheden als zelfstandig hulpmonteur en kraanmachinist (ZZP-er) en heeft een (volgens [arbeidsdeskundige]: intensief) multidisciplinair revalidatietraject gevolgd, dat echter niet heeft geleid tot werkhervatting.
7. Op grond van het voorgaande heeft [verzoeker] naar het oordeel van het hof recht op en belang bij het gelasten van de gevraagde voorlopige deskundigenberichten, nu hij op grond daarvan zekerheid kan verkrijgen over de vraag of sprake is van oorzakelijk verband tussen de - door hem gestelde - voortdurende klachten en beperkingen en het plaatsvinden van het verkeersongeval, en aldus beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is een (bodem)procedure te beginnen ter vergoeding van zijn geleden (en nog te lijden) schade.
8. Dat er bij [verzoeker] sprake is van sprake is van een sterk belaste medische voorgeschiedenis, als door Unigarant gesteld, doet aan het voorgaande niet af. Het is, gezien de erkenning van de aansprakelijkheid door Unigarant, in dit stadium juist aan de te benoemen medische deskundigen om (indien en voor zover relevant) op die medische voorgeschiedenis in te gaan en aan te geven welke klachten en beperkingen (op hun vakgebied) al dan niet het gevolg zijn van het ongeval.
9. De stelling van Unigarant dat de tot dusverre beschikbare medische gegevens onvolledig zijn, is evenmin reden het verzoek af te wijzen. Vast staat dat in elk geval het huisartsenjournaal tot vijf jaar voor het ongeval door [verzoeker] is verstrekt. Ook zijn medische gegevens vervat in (onder meer) het overgelegde advies van MediThemis van 18 oktober 2019 (prod. 14 van het verzoekschrift in eerste aanleg van [verzoeker]). Het is aan de deskundigen om verdere medische informatie op te vragen indien en voor zover zij deze nodig achten in het kader van hun onderzoek en rapportage. [verzoeker] heeft zich bovendien bereid verklaard (aanvullende) medische gegevens aan de deskundigen ter beschikking te stellen. Dat er momenteel geen medische behandelingen (meer) plaatsvinden, sluit overigens niet uit dat er als gevolg van het ongeval langdurige of blijvende klachten en beperkingen bestaan. Het is aan de medische deskundigen om hier verder onderzoek naar te doen en daarover te rapporteren.
10. Dat Unigarant twijfels heeft over de betrouwbaarheid van de door [verzoeker] verstrekte gegevens, onder meer op medisch en bedijfseconomisch gebied, doet aan al het voorgaande niet af. Voorlopig kan, bij gebreke van uitsluitsel over de vraag of sprake is van langdurige klachten en beperkingen als gevolg van het ongeval, niet worden uitgesloten dat [verzoeker] meer schade heeft geleden (met name als gevolg van arbeidsongeschiktheid) dan het bedrag aan voorschotten dat hem is toegekend door Unigarant. Dit alles kan nog in een eventuele bodemprocedure worden behandeld en beoordeeld, mede aan de hand van de nog op te maken medische deskundigenrapporten, als verzocht.
11. Het gelasten van de verzochte deskundigenonderzoeken is, gelet op het voorgaande en anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, niet prematuur of in strijd met de eisen van een goede procesorde. Evenmin stuit het verzoek af op een ander zwaarwichtig bezwaar.
Het hof tekent hierbij nog aan dat de benoeming van een psychiater en een neuroloog als deskundigen, anders dan Unigarant stelt, niet zonder (meer)waarde is. Zij kunnen namelijk beoordelen of en in welke mate er op hun vakgebied ongevalsgerelateerde klachten en beperkingen bestaan, en wel aan de hand van de daarop gerichte vragen in de IWMD-vraagstelling.
12. De conclusie is dat de bestreden beschikking zal worden vernietigd en dat het verzoek alsnog zal worden toegewezen als na te melden. Het hof zal de zaak niet terugwijzen naar de rechtbank en in verband met proceseconomische redenen aan zich houden.
13. Het hof heeft neuroloog prof. [neuroloog] en psychiater dr. [psychiater], beiden werkzaam bij DC Expertisecentrum te Amsterdam, verzocht als deskundigen op te treden. Partijen hebben met hun benoeming als deskundigen ingestemd.
14. Partijen hebben eveneens ingestemd met de door deze deskundigen in rekening te brengen voorschotten van € 4.029,30 (inclusief BTW) voor het neurologisch onderzoek respectievelijk € 5.505,50 (inclusief BTW) voor het psychiatrisch onderzoek.
De kosten van de deskundigenonderzoeken zullen – in ieder geval voorlopig – worden gedragen door Unigarant. Het hof acht dit aangewezen, omdat Unigarant als WAM-verzekeraar aansprakelijkheid heeft erkend voor de gevolgen van het ongeval.
15. Aan beide deskundigen worden in verband met het ongeval van 8 mei 2017 de vragen voorgelegd als geadviseerd door de Interdisciplinaire Werkgroep Medische Deskundigen, versie 2010
(https://www.rechten.vu.nl/nl/onderzoek/organisatie/onderzoeksinstituten-en-centra/projectgroep-medische-deskundigen/projecten/vraagstellingen/vraagstelling-januari-2010/index.aspx)
16. Het hof acht het, mede gezien het medisch advies van MediThemis van 18 oktober 2019 (antwoord op vraag 4), aangewezen dat eerst de neurologische expertise zal plaatsvinden, waarna de psychiater mede aan de hand van de uitkomsten van de neurologische expertise zijn onderzoek kan doen, dit tenzij de deskundigen in onderling overleg een andere volgorde kiezen.
17. DC Expertisecentrum heeft in haar offerte voor het neurologisch onderzoek een eventueel aanvullend neuropsychologisch onderzoek voorgesteld. Het hof zal dat aanvullend onderzoek echter achterwege laten, omdat dit geen onderdeel vormt van het verzoekschrift en de advocaat van [verzoeker] heeft bericht dat een aanvullend neuropsychologisch onderzoek – in dit stadium – niet noodzakelijk is.
18. Unigarant zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze verzoekschriftprocedure in beide instanties, als door [verzoeker] verzocht in appel.

Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beschikking en,
opnieuw recht doende:
- beveelt een onderzoek door een neuroloog en een onderzoek door een psychiater teneinde aan het hof bericht uit te brengen omtrent de hiervoor in rechtsoverweging 15 bedoelde vragen;
- benoemt als deskundigen:
● neuroloog prof. [neuroloog], werkzaam bij DC Expertisecentrum, Tesselschadestraat 4
1054 ET Amsterdam (tel. nr. 020 773 70 43);
● psychiater dr. [psychiater], werkzaam bij DC Expertisecentrum, Tesselschadestraat 4
1054 ET Amsterdam (tel. nr. 020 773 70 43);
de voorschotten
- bepaalt dat de deskundigen hun werkzaamheden niet zullen behoeven aan te vangen voordat door Unigarant als voorschot op de nader te bepalen kosten van de deskundigenonderzoeken een bedrag van € 4.029,30 (inclusief BTW), respectievelijk € 5.505,50 (inclusief BTW) zal zijn betaald. Hiertoe ontvangt Unigarant facturen van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) met betaalinstructies;
- bepaalt dat deze twee voorschotten uiterlijk
vier weken na de desbetreffende factuurdatummoeten zijn voldaan. De griffier zal aan de twee deskundigen mededeling doen van de ontvangst van de voorschotten;
de over te leggen stukken
- bepaalt dat partij [verzoeker] het procesdossier in afschrift binnen
veertien dagen na hedenaan elk van de deskundigen ter hand zal stellen;
de onderzoeken
- bepaalt dat eerst de neurologische expertise zal plaatsvinden en daarna de psychiatrische expertise, tenzij de deskundigen in onderling overleg een andere volgorde kiezen;
- bepaalt dat de deskundigen bij het verrichten van hun werkzaamheden naast de normen van hun betreffende beroepsgroep tevens de Leidraad deskundigen in civiele zaken in acht zullen nemen;
- bepaalt dat de deskundigen hun schriftelijke berichten ter griffie civiel van het gerechtshof Den Haag (Postbus 20302, 2500 EH Den Haag, P2-267A) zullen deponeren. Uit die berichten moet blijken dat de deskundige:
● partijen in de gelegenheid heeft gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen waarvan de inhoud in het bericht vermeld dient te worden;
● alvorens een definitief rapport op te maken, partijen een conceptrapport heeft doen toekomen en hij partijen daarbij in de gelegenheid heeft gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen, waarvan de inhoud in het definitieve bericht vermeld dient te worden;
- bepaalt dat de deskundigen tegelijk met hun schriftelijk bericht elk een declaratie van loon en kosten ter griffie van het hof zullen indienen, onder vermelding van partijen [verzoeker]-Unigarant N.V., zaaknummer 200.279.544/01;
- wijst partijen erop dat indien zij schriftelijke opmerkingen aan de deskundigen doen toekomen, daarvan terstond een afschrift aan de wederpartij dient te worden verstrekt;
de proceskosten
- veroordeelt Unigarant in de kosten van de procedure in eerste aanleg, tot op heden aan de zijde van [verzoeker] begroot op € 81,- aan verschotten (griffierecht) en € 1.086,- aan salaris advocaat (twee punten in tarief II, Liquidatietarief per 1 mei 2018);
- veroordeelt Unigarant in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [verzoeker] begroot op € 332,- aan verschotten (griffierecht) en € 2.228,- aan salaris advocaat (twee punten in tarief II, Liquidatietarief per 1 februari 2021);
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van de proceskosten.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.M. Verbeek, M.J. van Cleef-Metsaars en B.R. ter Haar, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 juni 2021 in aanwezigheid van de griffier.