ECLI:NL:GHDHA:2021:2392

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
200.281.202/02
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopig deskundigenbericht inzake rekenrente bij vaststelling toekomstig verlies van verdienvermogen

In deze zaak heeft Allianz Benelux N.V. een verzoek ingediend bij het Gerechtshof Den Haag om een voorlopig deskundigenbericht te gelasten. Dit verzoek betreft de te hanteren rekenrente bij de vaststelling van het toekomstig verlies van verdienvermogen van [verweerder], die op 9 mei 2012 betrokken raakte bij een ongeval met een tram in Den Haag. [verweerder] heeft hierdoor ernstig letsel opgelopen en lijdt aan blijvende klachten en beperkingen. Allianz, als WAM-verzekeraar van HTM, heeft aansprakelijkheid erkend en wil nu een deskundigenbericht laten opstellen door een financial planner, fiscalist en econoom.

Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de rechtbank in de hoofdzaak zijn vastgesteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 juli 2021 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het hof oordeelt dat Allianz geen rechtens te respecteren belang heeft bij het verzoek, omdat het niet ter zake dienend is. Het hof is van mening dat het zelf in staat is om de uitgangspunten voor de rekenrente vast te stellen, zonder dat een deskundigenbericht noodzakelijk is. Bovendien is het verzoek in strijd met de eisen van een goede procesorde, aangezien Allianz niet voornemens lijkt om de procedure voort te zetten op basis van het deskundigenbericht.

Uiteindelijk heeft het hof het verzoek van Allianz afgewezen en haar veroordeeld in de kosten van de verzoekschriftprocedure. De beslissing is genomen op 30 november 2021, waarbij het hof de kosten aan de zijde van [verweerder] heeft begroot op nihil aan verschotten en € 2.228,- aan salaris advocaat.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.281.202/02
Zaaknummer rechtbank : C/09/555296 / HA ZA 18-707

Beschikking van 30 november 2021

in de zaak van

Allianz Benelux N.V.,

gevestigd te Brussel, mede kantoorhoudende in Rotterdam,
verzoekster,
hierna te noemen: Allianz,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,

[verweerder],

wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
verweerder,
hierna te noemen: [verweerder],
advocaat: mr. K.J. Nijman te Alphen aan den Rijn.

Waar het in dit geval over gaat

Partijen twisten over de omvang van de schade die [verweerder] heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van het hem overkomen ongeval van 9 mei 2012. Deze zaak gaat over het verzoek van Allianz om een voorlopig deskundigenbericht te gelasten met betrekking tot de te hanteren rekenrente, uit te brengen door een - nader te benoemen - financial planner, fiscalist en econoom op basis van de door Allianz voorgestelde vraagstelling.

Het procesverloop

Bij verzoekschrift gedateerd 1 december 2020 heeft Allianz het hof verzocht een voorlopig deskundigenbericht te gelasten, uit te brengen door een - nader te benoemen - financial planner, fiscalist en econoom op basis van de in het verzoekschrift opgenomen vraagstelling, met bepaling dat de kosten van het voorlopig deskundigenbericht door partijen gezamenlijk worden gedragen, en voor het overige kosten rechtens.
[verweerder] heeft bij verweerschrift ingekomen ter griffie op 18 juni 2021 verweer gevoerd tegen het verzoek van Allianz en verzocht Allianz te veroordelen in de proceskosten. Subsidiair heeft [verweerder] zijnerzijds verzocht een of meerdere deskundigen te benoemen met de door hem in zijn verweerschrift voorgestelde, aangepaste vraagstelling.
Vervolgens heeft het hof in overleg met partijen een gecombineerde mondelinge behandeling in de hoofdzaak en de verzoekschriftprocedure bepaald op 8 juli 2021.
De mondelinge behandeling heeft op die datum plaatsgevonden. Tijdens deze zitting hebben partijen beide zaken mondeling doen toelichten, Allianz door mr. Lauxterman en [verweerder] door mr. K.J. Nijman. Mr. Lauxterman heeft daarbij gebruik gemaakt van een pleitnotitie die is overgelegd, en mr. Nijman van een PowerPoint presentatie (die is overgelegd). Van de gecombineerde zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan partijen is verstrekt. Bij brief van 29 juli 2021 heeft mr. Nijman een aantal opmerkingen over het proces-verbaal gemaakt. Deze brief behoort eveneens tot de processtukken.
Ten slotte hebben partijen een beschikking in deze verzoekschriftprocedure gevraagd (evenals arrest in de hoofdzaak).

De feiten

1. Nu daarover geen discussie bestaat, gaat het hof ook in deze verzoekschriftprocedure uit van de door de rechtbank in het tussenvonnis in de hoofdzaak vastgestelde feiten. Het gaat in deze zaak, voor zover voor het onderhavige verzoek van belang, om het volgende.
1.1.
Op 9 mei 2012 is [verweerder] op een kruising in Den Haag als fietser betrokken geraakt bij een aanrijding met een tram van vervoersbedrijf HTM. [verweerder] heeft hierdoor ernstig letsel opgelopen, waaronder fracturen van de schedel, het bekken, ribfracturen links en rechts, een
fractuur van het rechter sleutelbeen en in het gezicht, alsmede een bloeding onder het hersenvlies, een kneuzing van de hersenen en een klaplong. Hij heeft ruim twee weken in
coma gelegen. [verweerder] heeft langdurig moeten revalideren.
1.2.
[verweerder] heeft als gevolg van het ongeval te kampen met blijvende klachten en beperkingen, waaronder cognitieve beperkingen als gevolg van hersenletsel, (orthopedische) beperkingen aan onder meer heup, knie, linkerarm en rug, verlies van geur, smaak en seksuele beleving, en hij heeft slaapproblemen. Er is sprake van een aanzienlijk percentage blijvende invaliditeit (volgens [verweerder] van omstreeks 42%, volgens Allianz van omstreeks 31%).
1.3.
Allianz is de WAM-verzekeraar van HTM. Zij heeft namens HTM aansprakelijkheid erkend voor de gevolgen van het ongeval.
1.4.
Allianz heeft op 14 juni 2018 de inleidende dagvaarding in de hoofdzaak laten betekenen, waarmee de procedure in de hoofdzaak is aangevangen. Nadat de rechtbank Den Haag op 13 mei 2020 een tussenvonnis had gewezen in de hoofdzaak, is [verweerder] daarvan - met toestemming van de rechtbank - in hoger beroep gekomen. Allianz heeft incidenteel appel ingesteld in de hoofdzaak. Heden wijst het hof arrest in de hoofdzaak, tegelijk met deze beschikking.

De beoordeling van het verzoek

2. In het hoger beroep in de hoofdzaak gaat het (onder meer) om de vraag welke rekenrente dient te worden gehanteerd bij de kapitalisatie van het verlies aan verdienvermogen van [verweerder]. Op die vraag heeft ook het onderhavige verzoek van Allianz betrekking.
3. Allianz heeft het hof hangende de procedure in de hoofdzaak verzocht een voorlopig deskundigenbericht te gelasten, uit te brengen door een - nader te benoemen - financial planner, fiscalist en econoom op basis van de in het verzoekschrift opgenomen vraagstelling, die betrekking heeft op de vaststelling van de rekenrente.
4. [verweerder] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen het verzoek.
5. Bij de beoordeling van het verzoek stelt het hof het navolgende voorop. Een voorlopig deskundigenonderzoek kan ertoe dienen een partij de mogelijkheid te verschaffen aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen omtrent de voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden en aldus beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is een procedure te beginnen of voort te zetten. Aan de rechter die heeft te oordelen over het verzoek een dergelijk onderzoek te gelasten, komt geen discretionaire bevoegdheid toe. Hij dient het onderzoek in beginsel te gelasten, mits het daartoe strekkende verzoek terzake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden (HR 30 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:482, rov. 3.3.2). Dit is echter anders indien de rechter op grond van in zijn beslissing te vermelden feiten en omstandigheden van oordeel is dat het verzoek in strijd is met de goede procesorde, dat van de bevoegdheid toepassing van dit middel te verlangen misbruik wordt gemaakt, of dat het verzoek moet afstuiten wegens een ander zwaarwichtig geoordeeld bezwaar (HR 19 december 2003, NJ 2004, 584).
6. Het hof is van oordeel dat Allianz geen rechtens te respecteren belang heeft bij het onderhavige verzoek, nu dit niet ter zake dienend is. Zoals blijkt uit hetgeen in het arrest in de hoofdzaak is overwogen in rov. 20-24, acht het hof zich, mede bezien op grond van het in appel gevoerde partijdebat in de hoofdzaak en de relatief beperkte looptijd van de schade met betrekking tot toekomstig verlies van verdienvermogen, goed in staat zelf de uitgangspunten te bepalen die gelden voor het vaststellen van de rekenrente in dit geschil. Verder heeft het hof in zijn arrest beslist dat de persoonlijke omstandigheden van [verweerder] (anders dan Allianz ook blijkens het verzoek en de daarbij voorgestelde inhoudelijke vraagstelling aan deskundigen meent) rechtens niet van belang zijn voor het vaststellen van de rekenrente. Gelet op dit een en ander, is de benoeming van een financial planner, fiscalist en econoom, als door Allianz verzocht, niet van belang in het kader van de vaststelling van de rekenrente.
7. Wel van belang is de inzet van een rekenkundig expert op het gebied van letselschadeberekeningen, met het oog op de berekening van een concreet bedrag aan (nog te betalen) materiële schadevergoeding, aan de hand van de hiervoor door het hof genoemde uitgangspunten ten aanzien van de rekenrente. Het hof verwijst naar het arrest in de hoofdzaak. Op de inzet van een rekenkundige (eventueel door partijen nog in onderling overleg aan te zoeken), heeft het onderhavige verzoek echter geen betrekking. Het hof zal het verzoek dan ook afwijzen.
8. Ten overvloede overweegt het hof dat het verzoek in strijd is met de eisen van een goede procesorde en ook om die reden niet voor toewijzing in aanmerking komt. Het voorlopig deskundigenbericht is namelijk bedoeld om een partij de mogelijkheid te verschaffen om te beoordelen of zij de aangevangen procedure wil voortzetten (dan wel om in te schatten op grond waarvan een vordering wordt ingesteld), en hoe deze partij bewijs kan verschaffen van feiten en omstandigheden die zij in de procedure zou dienen te bewijzen. Aan deze redenen voor het verzoeken van een voorlopig deskundigenbericht is niet voldaan. Allianz is gelet op de inhoud van haar processtukken namelijk niet voornemens om via het verzoek te (kunnen) beoordelen of het raadzaam is de procedure al dan niet voort te zetten. Dat Allianz met het voorlopig deskundigenbericht haar stellingen over de rekenrente zou wensen te onderbouwen (als door haar betoogd) ligt ook niet in de rede, gelet op het zeer late stadium van de procedure ten tijde van het indienen van het verzoekschrift (te weten gelijktijdig met het indienen van de memorie van grieven in incidenteel appel aan de zijde van Allianz, waarmee het schriftelijke debat in hoger beroep aan de zijde van Allianz ten einde was) en het feit dat Allianz uiteindelijk (ook) in de hoofdzaak arrest heeft gevraagd. Allianz heeft in haar processtukken bovendien zelf gewezen op het principiële karakter van de discussie over de rekenrente en wil het voorlopig deskundigenbericht met name inzetten met het oog op het financiële belang van die discussie in verband met toekomstige zaken, waarvoor het procesinstrument van het voorlopig deskundigenbericht ex artikel 202 Rv evenwel niet is bedoeld. Daarnaast is zij van mening dat de rechter over onvoldoende deskundigheid beschikt om over de rekenrente een oordeel te geven. Dit laatste is echter blijkens de inhoud van het arrest in de hoofdzaak niet het geval.
9. De conclusie is dat het verzoek zal worden afgewezen en dat Allianz als de in het ongelijk gestelde partij zal worden veroordeeld in de kosten van de verzoekschriftprocedure.

Beslissing

Het hof,:
- wijst het verzoek van Allianz af;
- veroordeelt Allianz in de kosten van de verzoekschriftprocedure, tot op heden aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil aan verschotten en € 2.228,- aan salaris advocaat (2 punten in tarief II, Liquidatietarief 2021).
Dit arrest is gewezen door mrs. D.A. Schreuder, P.M. Verbeek en J.B. Backhuijs, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 november 2021 in aanwezigheid van de griffier.