ECLI:NL:GHDHA:2021:2335

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
19 november 2021
Zaaknummer
200.270.048/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslagbesluit bestuurder wegens strijd met redelijkheid en billijkheid; onbehoorlijke taakvervulling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ontslag van Akro Consulting B.V. als bestuurder van VVMZ East European Investment Services B.V. Het hof oordeelde dat het ontslagbesluit van 30 september 2016 vernietigbaar was, omdat het in strijd was met de redelijkheid en billijkheid. Akro was niet aanwezig op de vergadering waar het ontslag werd besproken, maar het hof oordeelde dat VVMZ had moeten wachten op de komst van Akro, die slechts vier minuten te laat was. Het hof benadrukte dat de aandeelhouders zich jegens elkaar moeten gedragen naar hetgeen door de redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. Daarnaast oordeelde het hof dat Akro zich schuldig had gemaakt aan onbehoorlijke taakvervulling, omdat zij als bestuurder van VVMZ handelingen had verricht die in strijd waren met de belangen van de vennootschap. Dit betrof onder andere het zonder goedkeuring van haar medebestuurder SDG verlengen van leningen aan VVMZ s.r.o. en het cederen van vorderingen aan zichzelf. Het hof verklaarde Akro aansprakelijk voor de schade die VVMZ hierdoor had geleden, en veroordeelde Akro in de proceskosten van de procedure in eerste aanleg.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.270.048/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/540049 / HA ZA 17-1129

arrest van 9 november 2021

inzake

VVMZ East European Investment Services B.V.,

gevestigd te Rotterdam,
appellante,
hierna te noemen: VVMZ,
advocaat: mr. R.R.G.M. van Beurden te Den Haag,
tegen

AKRO Consulting B.V.,

gevestigd te Goirle,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Akro,
advocaat: mr. R.G.B. Hermsen te Tilburg.

Het geding

1.1
Bij exploot van 14 november 2019 is VVMZ in hoger beroep gekomen van het door de rechtbank Rotterdam tussen partijen gewezen vonnis van 14 augustus 2019 (hierna: het bestreden vonnis). Bij memorie van grieven met producties heeft VVMZ zeven grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord met producties heeft Akro de grieven bestreden.
1.2
Vervolgens hebben partijen op 1 februari 2021 de zaak doen bepleiten, VVMZ door mr. Van Beurden voornoemd, en Akro door mr. Hermsen voornoemd en mr. J. Touw, advocaat, aan de hand van overgelegde pleitnotities. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is toegezonden. Mr. Van Beurden heeft bij faxbericht van 12 maart 2021 om een aanvulling van het proces-verbaal verzocht. Mr. Hermsen heeft bij faxbericht van 16 maart 2021 om verbetering van het proces-verbaal verzocht. Beide faxberichten zijn aan het proces-verbaal gehecht. De datum voor arrest is nader bepaald op heden.

De beoordeling van het hoger beroep

De feiten
2. De door de rechtbank in het bestreden vonnis vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal daar van uitgaan. Verder stelt het hof ook zelf feiten vast voor zover die tussen partijen niet in geschil zijn. Het gaat in deze zaak om het volgende:
2.1
[bestuurder Akro] (verder: [bestuurder Akro]) is enig bestuurder en aandeelhouder van Akro. [bestuurder SDG] (hierna: [bestuurder SDG]) is enig bestuurder en aandeelhouder van Structural Development Group B.V. (hierna: SDG). Akro en SDG bezitten ieder 50% van de aandelen in VVMZ. Bestuurder van VVMZ is SDG. Tot 30 september 2016 was ook Akro bestuurder van VVMZ (zie hierna onder 2.9 e.v.).
2.2
VVMZ heeft als doelomschrijving het geven van subsidie- en managementadvies en het uitvoeren en coördineren van adviesprojecten in Centraal- en Oost-Europa.
2.3
Akro en SDG houden ieder 40% van de aandelen in de Slowaakse vennootschap VVMZ s.r.o. De overige aandelen in VVMZ s.r.o. worden gehouden door [aandeelhouder VVMZ 1] (10%) en [aandeelhouder VVMZ 2] (10%). Bestuurders van VVMZ s.r.o. zijn [bestuurder Akro] en [aandeelhouder VVMZ 1]. Tot 22 april 2016 was ook [bestuurder SDG] (samen met [bestuurder Akro]) bestuurder van VVMZ s.r.o. (zie hierna onder 2.7 en 2.14).
2.4
In een “letter of understanding” d.d. 25 mei 2007, ondertekend door [aandeelhouder VVMZ 1] toen hij toetrad als aandeelhouder van VVMZ s.r.o., is onder meer het volgende vermeld:
“(…) Relation sro[hof: VVMZ s.r.o.] -
BV[hof: VVMZ]
:

When possible, projects will be contracted by sro
(…)

For management support VVMZ will invoice to VVMZ sro an amount of € 215,000.= per year. (…)”
2.5
VVMZ heeft een aantal vorderingen op VVMZ s.r.o. De vorderingen hebben betrekking op door VVMZ aan VVMZ s.r.o. verstrekte leningen en op door VVMZ s.r.o. aan VVMZ verschuldigde managementfees.
2.6
Op 12 maart 2016 hebben Akro (voor 60%) en (de vennootschap van) [aandeelhouder VVMZ 1] (voor 40%) de aandelen verworven in de Slowaakse vennootschap Pro4CE s.r.o. (hierna: Pro4CE). Sinds 17 augustus 2017 houdt ook VVMZ s.r.o. 2% van de aandelen in Pro4CE (en hebben Akro en (de vennootschap van) [aandeelhouder VVMZ 1] een belang van 59% respectievelijk 39%). Bestuurders van Pro4CE zijn [bestuurder Akro] en [aandeelhouder VVMZ 1].
2.7
Op 22 april 2016 is [bestuurder SDG] door de algemene vergadering van aandeelhouders van VVMZ s.r.o. ontslagen als bestuurder van VVMZ s.r.o. [bestuurder SDG] heeft de rechtsgeldigheid van het ontslag in rechte (in Slowakije) aangevochten.
2.8
In een e-mailbericht van 28 april 2016 heeft [bestuurder Akro] onder meer het volgende geschreven aan [bestuurder SDG]:
“(…) Bijgevoegd uitleg van splitsing van de huidige activiteiten, klanten en activa van VVMZ sro zoals [aandeelhouder VVMZ 1][hof: [aandeelhouder VVMZ 1]]
en ikzelf die per direct willen doorvoeren. (…)
Algemeen:
1.
VVMZ sro wordt uitgefaseerd en op termijn opgeheven. Aandeelhoudersstructuur blijft gelijk
2.
Aandeelhouders gaan zelfstandig verder
3.
[bestuurder Akro][hof: [bestuurder Akro]]
en [aandeelhouder VVMZ 1] gaan verder met de activiteiten en klanten waarmee zij momenteel zelf actief samenwerken en waartoe zij zelf het initiatief hebben genomen.
4.
[bestuurder SDG][hof: [bestuurder SDG]]
gaat zelfstandig verder met eigen activiteiten en klanten waar hijzelf momenteel actief mee samenwerkt en waartoe hij zelf het initiatief heeft genomen. [bestuurder SDG] maakt geen gebruik meer van VVMZ sro en haar naam (per direct).
5.
Contracten van VVMZ sro die lopen met bestaande klanten worden zsm overgezet naar de eigen entiteit van de aandeelhouder. Gestreefd wordt om alle nieuwe contracten direct met de eigen entiteit te contracteren en niet meer met VVMZ sro.
6.
Geldstromen binnen VVMZ sro worden tot een minimum beperkt en alleen door [aandeelhouder VVMZ 1] en [bestuurder Akro] gedaan.
7.
Interne en externe mededeling omtrent nieuwe situatie. Doel is voorkoming van
reputatieschade voor de aandeelhouders. (…)
Contracten/klanten en gerelateerde inkomsten en verplichtingen/claims die meegaan met [bestuurder SDG] (per 1 mei):
* Ottolift
* CBS
* Procurement en legal activiteiten (…)”
2.9
Bij brief van 14 september 2016 heeft SDG Akro opgeroepen voor de algemene vergadering van aandeelhouders van VVMZ op 30 september 2016 om 9:00 uur in manege De Nieuwe Oranjehoeve te Hoek van Holland. In de brief is, naast de bespreking en vaststelling van de jaarstukken over 2014 en 2015, het volgende agendapunt genoemd:
“(…) Bespreking voornemen tot ontslag AKRO
SDG is ermee bekend geworden dat AKRO, middels haar dochteronderneming Pro4CE s.r.o., Slowakije, diensten aanbiedt aan derden, welke diensten vergelijkbaar zijn met de door VVMZ B.V. en VVMZ s.r.o. aangeboden diensten. Voorts is SDG ermee bekend geworden, dat AKRO dhr. [bestuurder SDG] heeft doen ontslaan als bestuurder van VVMZ s.r.o. SDG is niet behoorlijk opgeroepen voor die vergadering en verzet zich samen met [bestuurder SDG] tegen dat ontslag. Met geen van beide handelingen van AKRO worden de belangen gediend van VVMZ B.V. VVMZ B.V. heeft daarom het voornemen AKRO te doen ontslaan als bestuurder.
VVMZ B.V. wenst AKRO als bestuurder eerst te horen dienaangaande. AKRO zal in de gelegenheid worden gesteld om ter vergadering haar activiteiten middels Pro4CE s.r.o. en het ontslag van [bestuurder SDG] als bestuurder van VVMZ s.r.o. toe te lichten en om advies uit te brengen over het voornemen tot ontslag van AKRO.
VVMZ B.V. wijst erop dat zij het voornemen tot ontslag van AKRO nadat AKRO is gehoord in stemming zal brengen tijdens de AvA. (…)”
2.1
In een brief van de advocaat van Akro aan SDG van 26 september 2016 staat onder meer het volgende:
“(…) Kennelijk beoogt u een besluit te laten nemen waarbij Akro als bestuurder wordt ontslagen. Duidelijk zal zijn dat Akro het daarmee volstrekt niet eens is. Voor zover de AvA doorgang zal vinden (…) zal cliënte van haar kant aansturen op het ontslag van SDG als bestuurder. Nuttiger dan dit soort exercities lijkt het cliënte overigens, dat op korte termijn een bespreking gepland wordt om te bezien of op een normale manier tot oplossing van gerezen geschillen zou kunnen worden gekomen. (…) Een dergelijke bespreking kan niet gepland worden op vrijdag 30 september a.s., omdat cliënte dan verhinderd is.
Mocht u niet tot een gesprek bereid zijn en staan op het houden van een Algemene vergadering van Aandeelhouders, dan kan deze wat cliënte betreft op de hiervoor genoemde data worden gepland. De heer L. [bestuurder Akro] van cliënte zal dan aanwezig zijn. (…)”
2.11
In een e-mail bericht van de advocaat van Akro aan [bestuurder SDG] van 29 september 2016 (10:56 uur) staat onder meer het volgende:
“Als u hecht aan het op korte termijn houden van een AvA kan die ook bijeen geroepen worden op 7 oktober om 11:00 uur bij mij op kantoor, dan kan dat gecombineerd worden met het gesprek”.
2.12
In een e-mailbericht van [bestuurder SDG] aan [bestuurder Akro] en de advocaat van Akro van 29 september 2016 (20:49 uur) staat onder meer het volgende:
“(…) Na twee uur bedenktijd in de file vind ik dat ik die vergadering maar door moet zetten, praktisch omdat het lullig is om nu nog af te blazen, en ook omdat ik volgende week speciaal over moet komen uit Bratislava voor die vergadering die jou dan uitkomt.
Verder denk ik dat het sowieso goed is om die punten op de agenda te bespreken.
(…) tot morgen! (…)”
2.13
In de notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders van VVMZ, gehouden op 30 september 2016, staat onder meer het volgende:
“(…) Aanwezig zijn de volgende aandeelhouders: Structural Development Group B.V.
Vertegenwoordigd door [bestuurder SDG]
De vergadering wordt op 09.00 uur geopend
Vastgesteld wordt dat AKRO Consulting B.V. hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen niet is verschenen.
(…)2. Bespreking voornemen tot ontslag AKRO
SDG is van mening dat AKRO verschillende handelingen heeft verricht die de positie van VVMZ B.V. verzwakken. VVMZ s.r.o. is in totaal € 340.000,= verschuldigd aan VVMZ B.V. Daarnaast is [bestuurder SDG] op 22 april 2016 plotseling ontslagen als directeur/partner van VVMZ s.r.o. waardoor de omzet van VVMZ s.r.o. daalt en er onrust is ontstaan. [bestuurder Akro] heeft op 28 april 2016 een notitie in circulatie gebracht waarin hij zijn intentie vermeldt om VVMZ s.r.o. op termijn op te heffen, zonder enige uitleg. Inmiddels heeft AKRO tezamen met de heer [aandeelhouder VVMZ 1] een bedrijf opgericht, Pro4CE s.r.o., dat volgens het handelsregister dezelfde activiteiten uitvoert als VVMZ s.r.o. In een e-mail van [bestuurder Akro] van 14 juli stelt hij, dat hij en [aandeelhouder VVMZ 1] sommige activiteiten van VVMZ s.r.o. binnen VVMZ s.r.o. voortzetten en sommige binnen Pro4CE . Hierover is geen enkel overleg geweest met SDG en er is ook geen enkele garantie dat Pro4CE mede zal aflossen op de schulden van VVMZ s.r.o. aan de vennootschap VVMZ B.V. Vastgesteld wordt dan ook dat AKRO Consulting met het voorgaande handelingen verricht welke indruisen tegen het belang van VVMZ B.V.
AKRO is hoewel behoorlijk opgeroepen niet ter vergadering verschenen. Het ontslag van AKRO Consulting B.V. als bestuurder van VVMZ B.V. wordt in stemming gebracht.
Structural Development B.V. , hierbij vertegenwoordigd door [bestuurder SDG], stemt voor ontslag van AKRO Consulting B.V. en constateert dan ook dat het voorstel tot ontslag is aangenomen. Overgegaan zal worden tot uitschrijving van AKRO Consulting als bestuurder van VVMZ B.V.
3. Sluiting
Aangezien er verder niets ter tafel wordt gebracht sluit de voorzitter de vergadering, om 09.04 uur. (…)”
2.14
Het ontslag van [bestuurder SDG] als bestuurder van VVMZ s.r.o. is op 29 november 2018 door de Slowaakse rechter in tweede aanleg ongeldig verklaard. Op 8 februari 2019 heeft de algemene vergadering van aandeelhouders van VVMZ s.r.o. opnieuw het besluit genomen om [bestuurder SDG] te ontslaan als bestuurder.
Het geschil
In eerste aanleg
3.1
Akro heeft (in conventie) gevorderd, voor zover thans nog van belang en zakelijk weergegeven, vernietiging van het ontslagbesluit van 30 september 2016 (zie 2.13) en veroordeling van VVMZ in de kosten van de procedure.
3.2
VVMZ heeft in reconventie gevorderd, samengevat:
te verklaren voor recht dat Akro jegens VVMZ als bestuurder en/of aandeelhouder heeft gehandeld in strijd met de redelijkheid en billijkheid, en onrechtmatig heeft gehandeld en dat Akro aansprakelijk is voor de daardoor door VVMZ geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
ten aanzien van het onder 1) gevorderde meer specifiek voor recht te verklaren dat Akro jegens VVMZ onrechtmatig heeft gehandeld door:
zich bij de vervulling van haar taak als bestuurder van VVMZ niet te richten naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming;
deel te nemen aan besluitvorming in VVMZ s.r.o. en Pro4CE terwijl zij daarbij een (in)direct persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met VVMZ en haar onderneming;
Pro4CE s.r.o. op te richten (Akro bezit 60% van de aandelen) met de bedoeling VVMZ en de aan haar verbonden onderneming VVMZ s.r.o. te benadelen, en de vorderingen op VVMZ s.r.o. feitelijk oninbaar te maken;
als aandeelhouder van Pro4CE met feitelijke instructiemacht door haar bestuurder [bestuurder Akro], de activiteiten, de opdrachten, de projecten, de knowhow, het personeel en de activa van VVMZ s.r.o. over te hevelen naar Pro4CE en vanaf Pro4CE aan relaties van VVMZ s.r.o. te factureren;
het ondertekenen van verlengingen van leningen aan VVMZ s.r.o. en het ondertekenen van uitstel van betaling van een factuur c.q. rekeningcourantlening aan VVMZ s.r.o., zonder mededirecteur SDG te informeren en zonder diens goedkeuring, en ten nadele van VVMZ;
het weigeren de inmiddels - door toedoen van Akro - ontstane schade in VVMZ zoveel mogelijk te beperken;
het weigeren van overdragen van bedrijfsdocumentatie en boekhouding van VVMZ;
et weigeren mee te werken aan het beheren van de vorderingen op VVMZ s.r.o., in het bijzonder het delen van informatie over VVMZ s.r.o.;
het beëindigen van de duurzame samenwerking met VVMZ en SDG zonder inachtneming van een redelijke opzegtermijn;
3. voor recht te verklaren dat Akro zich jegens VVMZ schuldig heeft gemaakt aan onbehoorlijke taakvervulling als bedoeld in artikel 2:9 BW en dat Akro aansprakelijk is ter zake van onbehoorlijk bestuur voor de daardoor door VVMZ gelden en nog te lijden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
4. Akro te gebieden een creditnota op te stellen van € 750,00 exclusief btw tegen factuur Akro 02 2016 d.d. 3 oktober 2016;
5. Akro te veroordelen om binnen een week na het te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom aan VVMZ te (doen) overhandigen de complete bedrijfsdocumentatie van VVMZ, in origineel;
6. Akro te gebieden om steeds als VVMZ daarom verzoekt, binnen vijftien dagen informatie over VVMZ s.r.o. te delen met VVMZ, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
7. Akro te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.3
Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank het ontslagbesluit van 30 september 2016 vernietigd op grond van artikel 2:15 lid 1 sub b BW nu dit besluit in strijd met de redelijkheid en billijkheid tot stand is gekomen en de vorderingen van VVMZ in reconventie afgewezen, met veroordeling van VVMZ in de kosten van de procedure in conventie en reconventie.
In hoger beroep
4.1
VVMZ vordert, zakelijk weergegeven, dat het bestreden vonnis wordt vernietigd, dat het door haar in eerste aanleg in reconventie gevorderde alsnog wordt toegewezen en dat de vorderingen van Akro alsnog worden afgewezen, met veroordeling van Akro in de kosten in beide instanties.
4.2
Akro concludeert tot afwijzing van de vorderingen van VVMZ, althans tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van VVMZ in de kosten van beide instanties.
Vernietiging ontslagbesluit
5.1
De grieven genummerd I tot en met V van VVMZ richten zich tegen de vernietiging door de rechtbank van het ontslagbesluit van 30 september 2016 (hierna: het ontslagbesluit), waarbij de algemene vergadering van aandeelhouders van VVMZ Akro als bestuurder van VVMZ heeft ontslagen.
5.2
VVMZ stelt zich op het standpunt dat er sprake is van een rechtsgeldig ontslagbesluit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat Akro op correcte wijze was opgeroepen, de aandeelhoudersvergadering was uitgeroepen en op tijd was aangevangen en Akro - zonder nader bericht - niet aanwezig was. Dat Akro mogelijk aanwezig wilde zijn doet voor de rechtsgeldigheid van het ontslagbesluit niet ter zake. Het was voor VVMZ gelet op de onder 2.10 en 2.11 genoemde correspondentie helemaal niet zeker dat Akro op de vergadering zou of wilde verschijnen. Als Akro vreesde dat zij te laat zou komen had het op haar weg gelegen om te bellen of een bericht te sturen en het verzoek te doen op haar met de vergadering te wachten. Nu Akro dat niet heeft gedaan behoren de consequenties daarvan voor haar rekening te komen. Er bestond geen verplichting voor VVMZ om bij aanvang van de vergadering te verifiëren of Akro van plan was daarbij aanwezig te zijn althans daarvoor bestaat geen grondslag in wet of jurisprudentie. Ten onrechte heeft de rechtbank overwogen dat het enige belang van VVMZ om geen contact op te nemen met Akro, gelegen was in het buitenspel zetten van Akro en dat VVMZ geen rechtens te respecteren belang had bij het laten doorgaan van de aandeelhoudersvergadering (waarin het ontslag van directeur Akro op de agenda stond) zonder te verifiëren of de aandeelhouder/ bestuurder alsnog zou verschijnen. VVMZ had wel degelijk een gerechtvaardigd belang bij het ontslag van Akro als bestuurder omdat Akro de belangen van VVMZ schaadde en daarmee had VVMZ ook belang bij een stemming over het voorgenomen ontslagbesluit. De rechtbank had de inhoudelijke rechtmatigheid van het ontslagbesluit daarom niet onbesproken mogen laten, aldus VVMZ.
5.3
Het hof stelt voorop dat VVMZ en Akro zich op grond van artikel 2:8 lid 1 BW jegens elkaar dienen te gedragen naar hetgeen door de redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. In het kader van het (voorgenomen) besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders van VVMZ tot het ontslag van Akro als bestuurder van VVMZ wordt die norm ingekleurd door de verplichting om:
- Akro als bestuurder in de gelegenheid te stellen haar raadgevende stem in de aandeelhoudersvergadering uit te brengen zodat de algemene vergadering van aandeelhouders van VVMZ de gevolgen van het ontslag van de bestuurder voor de vennootschap bij de besluitvorming kan betrekken en daarmee rekening kan houden (art. 2:227 lid 7 BW);
- Akro als bestuurder – van wie het voorgenomen ontslag op de agenda stond – te horen teneinde de gevolgen voor de bestuurder bij de besluitvorming te betrekken;
- Akro als aandeelhouder in de gelegenheid te stellen ten aanzien van het voorgenomen besluit in de aandeelhoudersvergadering haar stem uit te brengen (art. 2:227 lid 3 BW).
Een en ander betekent dat Akro zoveel mogelijk in de gelegenheid gesteld diende te worden deel te nemen aan en toegelaten te worden tot de aandeelhoudersvergadering, zodat met Akro een inhoudelijke gedachtewisseling zou kunnen plaatsvinden over het voorgenomen besluit.
5.4
Met inachtneming van het voorgaande neemt het hof voor de beoordeling van de vraag of het ontslagbesluit vernietigbaar is wegens strijd met de door artikel 2:8 BW vereiste redelijkheid en billijkheid, de volgende omstandigheden in aanmerking:
- de algemene vergadering van aandeelhouders van VVMZ was enkel bijeengeroepen teneinde te besluiten over het ontslag van Akro als bestuurder;
- gelet op het feit dat Akro en SDG ieder 50% van de stemmen hadden in de aandeelhoudersvergadering van VVMZ en Akro al bij brief van 26 september 2016 had laten weten dat zij niet zou instemmen met het voorgenomen ontslagbesluit, zou het ontslagbesluit alleen genomen kunnen worden als Akro verstek zou laten gaan;
- Akro had gelet op het voorgaande een groot belang om bij de aandeelhoudersvergadering aanwezig te zijn en had via haar advocaat bij diezelfde brief van 26 september 2016 ook laten weten dat zij aanwezig wilde zijn. De algemene vergadering van aandeelhouders van VVMZ had er daarom sterk rekening mee moeten houden dat Akro om die reden ook zou verschijnen. Hierop werd door [bestuurder SDG] in het laatste schriftelijk contact tussen partijen (de e-mail van 29 september 2016 (20:49 uur) voorafgaand aan de vergadering ook geanticipeerd: “
(…) Na twee uur bedenktijd in de file vind ik dat ik die vergadering maar door moet zetten (…). Verder denk ik dat het sowieso goed is om die punten op de agenda te bespreken. (…) tot morgen! (…)” (zie 2.12);
- de vergadering vond plaats bij een manege (De Nieuwe Oranjehoeve te Hoek van Holland) waar niet eerder een aandeelhoudersvergadering had plaatsgevonden en waarbij het voorstelbaar is dat niet aanstonds duidelijk is in welke ruimte de vergadering plaatsvond en er daarom rekening mee moest worden houden dat een geringe vertraging van Akro ([bestuurder Akro]) daarmee verband kon houden;
- Akro was in ieder geval om 9:04 uur ter vergadering aanwezig, op welk moment de vergadering reeds was gesloten.
5.5
Tegen de hiervoor geschetste achtergrond had van de algemene vergadering van aandeelhouders van VVMZ gevergd mogen worden dat zij, ook zonder bericht van vertraging van Akro, coulance had betracht toen om 9:00 uur bleek dat Akro nog niet aanwezig was, teneinde haar in de gelegenheid te stellen aan de aandeelhoudersvergadering deel te nemen. Vanzelfsprekend zal na verloop van korte tijd het moment daar zijn dat van de algemene vergadering van aandeelhouders in redelijkheid niet (meer) verlangd kan worden dat zij het voorgenomen besluit nog langer aanhoudt in afwachting van de komst van de bestuurder/aandeelhouder. Akro was om 9:04 uur aanwezig. Het hof is van oordeel dat VVMZ tot dat moment, zeer kort gelegen na het aanvangstijdstip van de vergadering, had moeten en kunnen wachten met de besluitvorming die zag op het ontslag van Akro als bestuurder van VVMZ. Dat een dergelijk gering uitstel tot (onoverkomelijke) bezwaren voor VVMZ zou leiden, is niet gesteld of gebleken.
5.6
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt het hof dat het ontslagbesluit van 30 september 2016 vernietigbaar is op grond van artikel 2:15 lid 1 sub b BW omdat dit besluit door de wijze van totstandkoming daarvan strijdig is met de redelijkheid en billijkheid die door art. 2:8 BW wordt geëist. Nu het ontslagbesluit om deze formele reden niet in stand kan blijven, kan, anders dan VVMZ heeft betoogd, een inhoudelijke beoordeling van het ontslagbesluit achterwege blijven. De grieven I tot en met V van VVMZ, voor zover gericht tegen de vernietiging van het ontslagbesluit, falen dan ook.
Onrechtmatig handelen/ onbehoorlijke taakvervulling
5.7
Grief VII richt zich tegen de afwijzing van de reconventionele vorderingen van VVMZ (zie hierboven onder 3.2). Volgens VVMZ heeft Akro in strijd met de redelijkheid en billijkheid en/of onrechtmatig jegens haar gehandeld alsmede heeft Akro zich jegens haar schuldig gemaakt aan onbehoorlijke taakvervulling als bedoeld in art. 2:9 BW.
5.8
De verwijten die VVMZ aan Akro maakt, zijn in hoofdzaak tweeërlei:
I. Akro heeft de gelijkwaardigheid van de aandeelhouders/bestuurders Akro en SDG in VVMZ verstoord, waardoor VVMZ onbestuurbaar is geworden. Dit heeft zij gedaan door [bestuurder SDG] te ontslaan als bestuurder van VVMZ s.r.o. en Pro4CE op te richten en daarmee vergelijkbare diensten als die van VVMZ s.r.o. te verlenen. Akro heeft daarbij [bestuurder Akro] aangesteld als bestuurder van Pro4CE en daarmee de omstandigheden geschapen voor [bestuurder Akro], als zijnde ook bestuurder van VVMZ s.r.o., om opdrachten, klanten en knowhow van VVMZ s.r.o. over te dragen naar Pro4C en leningen van VVMZ aan VVMZ s.r.o. te laten boeken als kapitaal, waardoor VVMZ met oninbare vorderingen op VVMZ s.r.o. is achtergebleven. Dit alles heeft geleid tot een verstoring van het evenwicht in de bestaande structuur van VVMZ en VVMZ s.r.o., zoals dit tussen Akro/[bestuurder Akro] en SDG/[bestuurder SDG] was vastgelegd in de Letter of Understanding (productie 4) en is in strijd met de redelijkheid en billijkheid (vgl. het Cancun-arrest, Hoge Raad 4 april 2014; ECLI:NL:HR:2014:799).
II. Akro heeft als bestuurder van VVMZ, zonder goedkeuring van haar medebestuurder SDG, door VVMZ aan VVMZ s.r.o. verstrekte leningen met enkele jaren verlengd en uitstel van betaling aan VVMZ s.r.o. verleend alsmede een vordering van VVMZ op VVMZ s.r.o. aan Akro gecedeerd ten nadele van VVMZ. Daarmee heeft Akro gehandeld in strijd met het belang van VVMZ, wier belang zij als bestuurder diende voorop te stellen.
5.9
Bij de beoordeling van voornoemde verwijten neemt het hof – net als de rechtbank in rov. 4.8 van het bestreden vonnis waartegen geen grieven zijn gericht - het volgende tot uitgangspunt:
- Akro is medeaandeelhouder (met SDG) voor 50% van VVMZ en bestuurder van VVMZ (zie het oordeel onder 5.6 hierboven);
- Akro is medeaandeelhouder voor 40% van VVMZ s.r.o., zij is geen bestuurder van VVMZ s.r.o. (dat is – onder meer – haar bestuurder en enig aandeelhouder [bestuurder Akro]);
- Akro is (mede)aandeelhouder (thans 59%) van de Slowaakse rechtspersoon Pro4CE, zij is geen bestuurder van Pro4CE (dat is – onder meer - [bestuurder Akro]).
Verder geldt dat VVMZ s.r.o. geen vennootschapsrechtelijke relatie heeft met VVMZ, wel hebben zij grotendeels dezelfde aandeelhouders (Akro en SDG).
5.1
Ten aanzien van de onder I. aan Akro verweten verstoring van het evenwicht in de bestaande structuur en de gelijkwaardigheid tussen de bestaande aandeelhouders/ bestuurders in VVMZ overweegt het hof als volgt.
In het (hiervoor genoemde) Cancun-arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat het belang van de vennootschap in geval van een joint venture-vennootschap mede wordt bepaald door de aard en de inhoud van de tussen de aandeelhouders overeengekomen samenwerking en dat dit in een joint venture-vennootschap waarin de aandeelhouders een gelijkwaardig aandeel hebben kan meebrengen dat (ook) het vennootschapsbelang gebaat is bij continuering van evenwichtige verhoudingen tussen de aandeelhouders en dat die verhoudingen tussen de aandeelhouders niet verder mogen veranderen dan in het licht van de omstandigheden geboden is (zie rov. 4.2.1. van dat arrest). VVMZ beroept zich in dit verband op (handelen door Akro in strijd met) de in de Letter of Understanding vastgelegde gelijkwaardige samenwerking tussen de aandeelhouders. Het hof volgt VVMZ hierin niet. De Letter of Understanding kan niet aangemerkt worden als een aandeelhoudersovereenkomst tussen partijen, zoals VVMZ stelt. Dit document is opgesteld ten behoeve van [aandeelhouder VVMZ 1] in het kader van het door hem verwerven van 10% van de aandelen in VVMZ s.r.o. en is alleen door [aandeelhouder VVMZ 1] ondertekend. VVMZ noch Akro is partij bij deze Letter of Understanding. VVMZ/SDG kan dan ook geen rechten aan deze Letter of Understanding jegens Akro ontlenen. Bovendien valt ook uit de bewoordingen van de Letter of Understanding niet op te maken dat bedoeld is hiermee (i) de gelijkwaardigheid tussen Akro en SDG in VVMZ vast te leggen dan wel (ii) afdwingbare rechten aan VVMZ/SDG toe te kennen. Voor zover is beoogd daarin afspraken over de evenwichtige structuur binnen VVMZ s.r.o. vast te leggen, regardeert dit VVMZ niet nu er geen vennootschapsrechtelijke verhouding bestaat tussen VVMZ en VVMZ s.r.o. VVMZ heeft – gelet op de betwisting door Akro – evenmin voldoende gesteld op grond waarvan geconcludeerd kan worden dat het evenwicht in de structuur van VVMZ voort zou vloeien uit een ‘overeenkomst uit gewoonte’ tussen partijen. Nu de verhoudingen tussen de aandeelhouders/bestuurders (Akro en SDG) binnen VVMZ ongewijzigd zijn gebleven (nog immer 50% - 50% en, gelet op het oordeel in 5.6, ieder bestuurder), kan op basis van de aan Akro verweten gedragingen op het niveau van VVMZ s.r.o. niet de conclusie worden getrokken dat Akro jegens VVMZ in strijd met de redelijkheid en billijkheid en/of onrechtmatig heeft gehandeld.
5.11
Voor zover VVMZ betoogt dat de onder I. genoemde verwijten zelfstandig dan wel in onderlinge samenhang als onrechtmatig handelen kwalificeren, overweegt het hof dat dit onderdeel van het geschil tussen VVMZ en Akro zich op het niveau van de Slowaakse VVMZ s.r.o. in Slowakije afspeelt. Dat geldt in ieder geval voor de (on)rechtmatigheid van het ontslag van [bestuurder SDG] als bestuurder van VVMZ s.r.o., waarover de rechtbank heeft overwogen dat het oordeel daarover is voorbehouden aan de rechter in Slowakije. Nu Akro niet tegen deze overweging heeft gegriefd valt dit buiten de beoordeling door het hof.
5.12
Ten aanzien van het verwijt dat Akro de Slowaakse vennootschap Pro4CE heeft opgericht (dan wel in deze vennootschap een meerderheidsaandelenbelang heeft verworven) en dit onrechtmatig is jegens VVMZ overweegt het hof dat het Akro in beginsel vrijstond een buitenlandse vennootschap op te richten dan wel daar een belang in te nemen en de bestuurders te benoemen. VVMZ heeft gesteld dat Akro van meet af aan hiermee de intentie had activiteiten en inkomsten van VVMZ s.r.o. naar Pro4CE over te hevelen waardoor VVMZ met oninbare vorderingen op VVMZ s.r.o. zou achterblijven en daartoe verwezen naar het voorstel van ‘splitsing van de huidige activiteiten, klanten en activa van VVMZ sro’ van 28 april 2016 bij e-mail van [bestuurder Akro] aan [bestuurder SDG]. Akro heeft deze stelling betwist en erop gewezen dat zij slechts medeaandeelhouder (en geen bestuurder) is van Pro4CE en VVMZ s.r.o. en de verweten gedragingen haar daarom niet kunnen worden toegerekend. Het hof is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat het deelnemen van Akro in Pro4CE is geschied met het oogmerk van benadeling van VVMZ. De wens van Akro tot splitsing van VVMZ s.r.o. en het beëindigen van de samenwerking met SDG en [bestuurder SDG] is daartoe onvoldoende.
5.13
De overige onder I genoemde verwijten van VVMZ aan Akro spelen zoals gezegd op het niveau van de Slowaakse VVMZ s.r.o. en Pro4CE. De verwijten zien niet op de bestuurstaken van Akro als bestuurder van VVMZ. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat Akro, die slechts
medeaandeelhouderis van Pro4CE en van VVMZ s.r.o., onrechtmatig jegens VVMZ heeft gehandeld waarbij geldt dat VVMZ slechts debiteur van VVMZ s.r.o. is. Evenmin aannemelijk is geworden dat Akro – die slechts 40% van de aandelen in VVMZ s.r.o. houdt en 59% van de aandelen in Pro4CE - de “feitelijk (instructie)machthebber” is bij VVMZ s.r.o. en Pro4CE. Gelet op de betwisting door Akro van deze stellingen, heeft VVMZ deze onvoldoende onderbouwd.
5.14
De onder II. genoemde verwijten zien er in het bijzonder op dat Akro als bestuurder van VVMZ eigenmachtig en zonder goedkeuring van SDG:
- ( i) in 2016 de opeisbare factuur van VVMZ aan VVMZ s.r.o. (waar [bestuurder Akro] bestuurder van is) van € 120.000,- heeft omgezet in een lening aan VVMZ s.r.o. (althans de betalingsdatum met twee jaar heeft verlengd), tot 31 december 2019 (prod. 23g CvA);
- ( ii) in 2016 de leningen van € 98.676 en € 56.677 aan VVMZ s.r.o. (waar [bestuurder Akro] bestuurder van is) die (na een eerdere verlenging) nog twee jaar liepen heeft verlengd tot in 2020 (prod. 23f en 23h CvA);
- ( iii) in 2016 een deel (€ 34.458,-) van de vordering van VVMZ op VVMZ s.r.o. van in totaal € 59.939 aan Akro heeft gecedeerd op grond waarvan VVMZ s.r.o. dit bedrag aan Akro heeft betaald, met verrekening van de rekening courant vordering van Akro op VVMZ.
Hiermee heeft Akro betaling van VVMZ s.r.o. aan VVMZ gefrustreerd en VVMZ schade toegebracht, aldus VVMZ. De leningen en de eerdere verlengingen waren in het verleden door Akro en SDG gezamenlijk ondertekend, en de lening en nadere verlengingen hadden daarom alleen met instemming van SDG mogen plaatsvinden. Door het handelen van Akro en de aanpassing van de condities van de leningen heeft VVMZ in elk geval rente-inkomsten misgelopen. Gelet op het tegenstrijdig belang van Akro (haar bestuurder [bestuurder Akro] was immers tevens bestuurder van VVMZ s.r.o.) is er sprake van onbehoorlijk bestuur, aldus nog steeds VVMZ.
5.15
Akro heeft ten aanzien van de verwijten onder (i) en (ii) als verweer aangevoerd dat de factuur en de leningen niet opeisbaar waren, althans dat zowel ten aanzien van de vordering als de leningen partijen voor ogen hadden dat betaling pas zou plaatsvinden zodra daarvoor genoeg en afdoende financiële middelen voorhanden waren, en dat in verband met de slechte financiële positie van VVMZ s.r.o. in 2016 (die sinds 2012 verlies leed en in 2016 met haar grootste jaarlijkse verlies kampte) terugbetaling niet kon plaatsvinden. De opeisbaarheid van de vordering en leningen is daarom uitgesteld, aldus Akro.
5.16
Het hof stelt bij de beoordeling van deze verwijten voorop dat voor het aannemen van onrechtmatig handelen dan wel onbehoorlijke taakvervulling in de zin van artikel 2:9 BW er sprake moet zijn van een aan Akro – als bestuurder van VVMZ – te maken
ernstig verwijt. Of hieraan voldaan is moet worden beantwoord aan de hand van alle omstandigheden van het geval, zoals de aard van de door de rechtspersoon uitgeoefende activiteiten, de taakverdeling binnen het bestuur, de gegevens waarover de bestuurder beschikte ten tijde van de hem verweten beslissing of gedraging (Hoge Raad 10 januari 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2243 (Staleman/Van de Ven). Bij de vervulling van zijn taak moet de bestuurder zich richten naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming en mag hij niet deelnemen aan de besluitvorming indien hij daarbij direct of indirect een persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de vennootschap (art. 2:239 lid 5 en 6 BW). Het wettelijk uitgangspunt is dat er binnen het bestuur sprake is van collegiale besluitvorming (art. 2:239 lid 1 BW). Weliswaar is een interne taakverdeling mogelijk maar ook bestuurders zijn jegens elkaar gebonden aan de redelijkheid en billijkheid van art. 2:8 BW.
5.17
De volgende omstandigheden neemt het hof in aanmerking. Tussen partijen is niet in geschil dat VVMZ vanaf 2012 geen eigen onderneming meer dreef. De activiteiten van VVMZ waren beperkt tot het in rekening brengen aan VVMZ s.r.o. van de management fee (die intern door VVMZ geboekt werd op de post rekening-courant) en de financiering van VVMZ s.r.o. De openstaande vorderingen van VVMZ op VVMZ s.r.o. betreffen gefactureerde management fees van eind 2013/ begin 2014 (zie hierboven onder 5.14 (i) en (iii)). Nadien zijn de management fees rechtstreeks aan VVMZ s.r.o. in rekening gebracht door de Slowaakse vennootschappen van [bestuurder SDG] en [bestuurder Akro]. Daarnaast stond nog een aantal (oudere) leningen open die in het kader van de financiering door VVMZ aan VVMZ s.r.o. waren verstrekt. Dit betrof twee achtergestelde leningen van € 56.677,26 en € 98.676,- (zie hierboven onder 5.14 (ii)). VVMZ kreeg uitsluitend inkomsten uit betalingen door VVMZ s.r.o. Tussen VVMZ en VVMZ s.r.o. bestaat geen vennootschapsrechtelijke relatie; VVMZ s.r.o. is enkel debiteur van VVMZ. De bestuurder van Akro, te weten [bestuurder Akro], was tevens bestuurder van VVMZ s.r.o.
5.18
Dat tussen VVMZ en VVMZ s.r.o. een afspraak is gemaakt dat er pas betaald hoefde te worden als er geld was, is door VVMZ betwist, en deze afspraak is ook niet aannemelijk geworden. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de factuur van € 120.000,- die in een lening is omgezet eerst in 2017 opeisbaar was (“not later than 31.12.2017”; prod. 23g CvA) en dat de leningen – na eerdere verlenging – in 2018 opeisbaar waren (respectievelijk 1 maart 2018 (23f CvA) en 31 december 2018 (23h CvA)). Op geen enkele wijze valt in te zien, dan wel is door Akro aannemelijk gemaakt dat en waarom VVMZ reeds op 29 april 2016 een (zakelijk) belang had om nog vóór afloop van de initiële overeengekomen (betalings)termijnen in te stemmen met uitstel van de opeisbaarheid daarvan. Dat VVMZ in 2016 niet tot terugbetaling in staat was doet in dat verband dan ook niet ter zake. Het ontbreken van een zakelijk belang voor VVMZ klemt temeer nu Akro ([bestuurder Akro]) deze transacties als bestuurder van VVMZ namens VVMZ is aangegaan zonder haar medebestuurder SDG daarin te kennen en Akro daarbij bovendien een tegenstrijdig belang had omdat haar bestuurder ([bestuurder Akro]) tevens bestuurder van VVMZ s.r.o was en VVMZ s.r.o. baat had bij uitstel van de betalingstermijn. Gelet op het hiervoor genoemde wettelijk uitgangspunt dat er binnen het bestuur sprake is van collegiale besluitvorming (art. 2:239 lid 1 BW) en gelet op de omstandigheid dat – onbetwist is gebleven dat - ook in het verleden het besluit tot het verstrekken van de leningen aan VVMZ s.r.o. en de verlengingen daarvan altijd door Akro en SDG gezamenlijk plaatsvond (onder andere producties 94 en 95 MvG), had Akro in het kader van de redelijkheid en billijkheid die zij op grond van artikel 2:8 BW als bestuurder jegens haar medebestuurder SDG in acht dient te nemen, ook SDG moeten betrekken bij de besluitvorming omtrent het omzetten van de factuur van € 120.000,- in een lening aan VVMZ s.r.o. en het verlengen van de looptijd van de leningen aan VVMZ s.r.o. met nog eens twee jaar. Dat door de omzetting en uitstel van betalingen sprake is geweest van het mislopen van rente-inkomsten door VVMZ (door het bedingen van een lagere rente in de opgestelde overeenkomsten) heeft Akro onvoldoende betwist. Hiermee is aannemelijk geworden dat VVMZ door de handelwijze van Akro (mogelijk) schade heeft geleden. Verder heeft de verlenging van de opeisbaarheid van de betalingstermijnen er niet toe geleid dat VVMZ s.r.o. tot betaling is overgegaan. Van het voorgaande kan Akro, gelet op alle voornoemde omstandigheden van het geval, een ernstig verwijt worden gemaakt, zodat dit de conclusie rechtvaardigt dat er sprake is van onbehoorlijke taakvervulling door Akro nu Akro zich als bestuurder van VVMZ onvoldoende heeft gericht naar het belang van VVMZ.
5.19
Ten aanzien van het onder 5.14 onder (iii) genoemde verwijt met betrekking tot de cessie die heeft plaatsgevonden (d.d. 3 oktober 2016; prod. 23e CvA) – ten gevolge waarvan VVMZ s.r.o. een bedrag aan Akro heeft betaald waarna intern verrekening van de rekening-courantvordering van Akro op VVMZ heeft plaatsgevonden – overweegt het hof in navolging van hetgeen hiervoor is overwogen als volgt. Akro heeft ten aanzien van de cessie op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat en waarom VVMZ hierbij een belang had. Onmiskenbaar had Akro een tegenstrijdig (persoonlijk) belang bij de cessie; in plaats van betaling door VVMZ s.r.o. aan VVMZ vond betaling aan Akro plaats die daarmee door de cessie en de betaling was gebaat. Gelet op dit tegenstrijdig belang en gelet op het uitgangspunt van collegiale besluitvorming door het bestuur had het besluit tot cessie dat Akro namens VVMZ heeft genomen bovendien niet zonder goedkeuring van haar medebestuurder SDG (en zonder haar te informeren) mogen plaatsvinden. Weliswaar kan gezegd worden dat VVMZ per saldo geen schade heeft geleden doordat voor het bedrag van de cessie de rekeningcourant vordering van Akro op VVMZ is verminderd, maar dit laat onverlet dat niet aannemelijk is geworden dat indien het geld rechtstreeks door VVMZ s.r.o. aan VVMZ was betaald, dit bedrag (enkel) was aangewend om Akro te betalen. Het is aan VVMZ, en niet enkel aan de solo opererende bestuurder Akro, om zelf te bepalen op welke wijze besteding van de ontvangen gelden plaatsvindt. Onweersproken is dat VVMZ een juridische procedure heeft gevoerd tegen VVMZ s.r.o. ter incassering van de vordering van in hoofdsom € 59.939,- en de Slowaakse rechter de cessie heeft teruggedraaid in die zin dat VVMZ s.r.o nog altijd het gehele bedrag van € 59.939,- aan VVMZ moet betalen. Aannemelijk is dat VVMZ hierdoor kosten heeft moeten maken en mogelijk schade heeft geleden nu verder ook niet in redelijkheid te verwachten is dat nog enige betaling van VVMZ s.r.o. te verwachten is. Het hof is van oordeel dat gelet op alle voornoemde omstandigheden van het geval Akro ook hiervan een ernstig verwijt valt te maken, zodat de conclusie gerechtvaardigd is dat Akro jegens VVMZ haar taak onbehoorlijk heeft vervuld nu Akro handelend met een tegenstrijdig belang zich onvoldoende heeft gericht naar het belang van VVMZ.
5.2
Conclusie van het voorgaande in 5.18 en 5.19 is dat de onder 3.2 sub 3. gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen zoals hierna geformuleerd. Voor zover VVMZ daarnaast nog belang heeft bij de door haar gevorderde verklaring voor recht dat Akro hiermee tevens onrechtmatig jegens VVMZ heeft gehandeld, is het hof van oordeel dat VVMZ hiertoe onvoldoende heeft gesteld, gelet op de betwisting van Akro ter zake.
5.21
Akro heeft niet, althans niet voor het hof voldoende kenbaar gegriefd tegen het oordeel van de rechtbank over:
- het weigeren de schade van VVMZ te beperken (4.18 van het bestreden vonnis);
- het weigeren bedrijfsdocumentatie en boekhouding van VMZ over te dragen (4.19);
- het weigeren informatie over VVMZ s.r.o. te delen (4.20);
- het beëindigen van de samenwerking met SDG/[bestuurder SDG] zonder inachtneming van een redelijke opzegtermijn (4.20 en 4.21);
- het opstellen van de creditnota (4.24).
Dit betreft in het bijzonder de vorderingen van VVMZ onder 2.f, g, h, en i en onder 4, 5 en 6 (zie hierboven onder 3.2). Ook overigens heeft zij in hoger beroep geen stellingen aangedragen dan wel deze onderbouwd die tot een ander oordeel leiden. Het hof bekrachtigt dan ook het oordeel van de rechtbank op deze onderdelen.
VVMZ heeft in haar memorie van grieven nog aangevoerd dat Akro onrechtmatig heeft gehandeld doordat zij namens VVMZ het onder VVMZ s.r.o. gelegde beslag heeft opgeheven en niet wilde meewerken aan de aanvraag van het faillissement van VVMZ s.r.o.. Akro heeft daartegen – door VVMZ niet voldoende weersproken – aangevoerd dat het beslag slechts een zeer gering saldo betrof en dat er thans geen reële mogelijkheid is dat VVMZ s.r.o. tot betaling overgaat. Niet geoordeeld kan dan ook worden dat Akro daardoor onrechtmatig heeft gehandeld jegens VVMZ dan wel zich schuldig heeft gemaakt aan onbehoorlijk bestuur.
5.22
Het voorgaande betekent dat grief VII gedeeltelijk slaagt. Het hof zal het bestreden vonnis van de rechtbank gedeeltelijk vernietigen. Bij de behandeling van grief VI heeft VVMZ geen belang nu dit niet tot een ander beslissing kan leiden.
5.23
In het licht van het mogelijk beperkte financiële belang voor VVMZ bij een schadestaatprocedure – gelet op de overwegingen ten aanzien van de door VVMZ geleden schade (hoewel aannemelijk, doch beperkt) – geeft het hof partijen in overweging te bezien of verder procederen voor haar wel voldoende zinvol zal kunnen zijn en of een (financiële) ontvlechting van de samenwerking tussen partijen niet te verkiezen is boven een verdere procedure.
5.24
Partijen zijn over en weer in het ongelijk gesteld. Het hof zal daarom de proceskosten in hoger beroep compenseren in die zin dat partijen elk de eigen kosten dragen.

Beslissing

Het hof:
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 14 augustus 2019 voor zover daarbij (in reconventie) de vorderingen van VVMZ (onder 5.4) zijn afgewezen en VVMZ (onder 5.5) in de kosten van de procedure (in reconventie) is veroordeeld,
en
in zoverre opnieuw rechtdoende:
  • verklaart voor recht dat Akro zich jegens VVMZ heeft schuldig gemaakt aan onbehoorlijke taakvervulling als bedoeld in artikel 2:9 BW en dat Akro aansprakelijk is ter zake van onbehoorlijk bestuur voor de daardoor door VVMZ geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
  • veroordeelt Akro in de kosten van het geding in eerste aanleg (in reconventie), aan de zijde van VVMZ begroot op € 2.172,-, en op € 163,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 85,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 85,-, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen;
  • bekrachtigt het vonnis voor het overige;
  • bepaalt dat partijen ieder de eigen kosten dragen van het geding in hoger beroep;
  • verklaart dit arrest voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
  • wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.D. Ruizeveld, G.C. de Heer en S.M.H.A. Dumoulin en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 november 2021 in aanwezigheid van de griffier