ECLI:NL:GHDHA:2021:2145

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
9 november 2021
Zaaknummer
BK-21/00151
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake navorderingsaanslag IB/PVV en vergrijpboete met betrekking tot giften aan een ANBI-instelling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Inspecteur van de Belastingdienst tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, waarin de navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2012 en de daarbij opgelegde vergrijpboete aan de belanghebbende zijn behandeld. De belanghebbende had in zijn aangifte IB/PVV voor 2012 een bedrag van € 4.500 aan giften aan een ANBI-instelling opgevoerd. De Inspecteur heeft deze giften aanvankelijk toegestaan, maar later de aftrek teruggenomen en een navorderingsaanslag opgelegd, met een vergrijpboete van € 1.253. De Rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de boetebeschikking vernietigd, omdat de Inspecteur niet had aangetoond dat de belanghebbende opzettelijk of door grove schuld te weinig belasting had betaald. In hoger beroep heeft het Hof de zaak opnieuw beoordeeld. Het Hof oordeelt dat de Inspecteur niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de belanghebbende betrokken was bij de handel in valse giftkwitanties. De verklaringen van derden over de gang van zaken bij de ANBI-instelling zijn niet voldoende om te concluderen dat de belanghebbende opzettelijk onjuiste aangiften heeft gedaan. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en vernietigt de boetebeschikking voor het jaar 2012, maar handhaaft de boete voor het jaar 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-21/00151

Uitspraak van 19 oktober 2021

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: S. Atceken-Ata)
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de Inspecteur,

(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 3 februari 2021, nummer SGR 19/6461.

Procesverloop

1.1.
Aan belanghebbende is over het jaar 2012 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.511. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is € 288 aan belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete opgelegd van € 1.253.
1.2.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaren tegen de navorderingsaanslag 2012 en de beschikkingen afgewezen.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Ter zake van dit beroep is een griffierecht geheven van € 47. De beslissing van de Rechtbank luidt, voor zover in hoger beroep van belang, waarbij belanghebbende is aangemerkt als eiser en de Inspecteur als verweerder:
"De rechtbank:
- verklaart het beroep met zaaknummer SGR 19/6461 (2012) gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor het jaar 2012 zover die betrekking heeft op de boetebeschikking;
- vernietigt de boetebeschikking voor het jaar 2012 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde deel van de uitspraak op bezwaar;
(…)
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47 aan eiser te vergoeden."
1.4.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 7 september 2021. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.
Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2012 een bedrag van € 4.500 aan (contante) giften aan de [stichting] opgenomen. Na aftrek van de drempel van € 497 resteerde een aftrek van € 4.003.
2.2.1.
De Inspecteur heeft belanghebbende bij brieven van 12 mei 2015 en 26 mei 2015 verzocht om bewijsstukken van de in de aangifte opgenomen giften. Belanghebbende heeft in reactie op die vragenbrieven afschriften verstrekt met geldopnames van een bankrekening op naam van zijn echtgenote. Uit deze bankafschriften blijken de volgende opnames bij geldautomaten in 2012: € 1.000 (11-09), € 500 (18-09), € 50 (19-09), € 50 (21-09), € 50 (24-09), € 500 (26-10) en € 100 (28-10).
2.2.2.
De Inspecteur heeft de aanslag IB/PVV 2012 met dagtekening 13 november 2015 vastgesteld conform de aangifte naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.508.
2.3.
De [stichting] stond in 2012 geregistreerd als Algemeen nut beogende instelling (ANBI).
2.4.1.
De Belastingdienst is in 2013 een onderzoek gestart naar de houdbaarheid van de ANBI-status van de [stichting] . Daaruit bleek ten aanzien van het jaar 2012 dat belastingplichtigen gezamenlijk voor ten minste een bedrag van € 3.000.000 aan giften aan de [stichting] in aftrek hadden gebracht terwijl in de jaarstukken van de [stichting] voor dat jaar een bedrag van € 591.210 aan ontvangen giften was verantwoord. Voorts bleek dat de [stichting] in het jaar 2012 meer kwitanties (in totaal 2.500) had uitgeschreven dan in haar administratie was verantwoord (531) en dat de [stichting] in de jaarstukken voor 2013 een bedrag van € 88.564 aan ontvangen donaties had verwerkt terwijl in aangiften IB/PVV van diverse belastingplichtigen in totaal € 3.445.808 aan giften aan de [stichting] was aangegeven. Van dit onderzoek is een rapport opgemaakt dat is gedagtekend 17 mei 2016.
2.4.2.
Omdat de administratie van de [stichting] ernstige gebreken vertoonde is de ANBI-status van de [stichting] op 6 januari 2014 ingetrokken met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008.
2.4.3.
In januari 2015 is de FIOD gestart met strafrechtelijke onderzoeken naar het gebruik van valse giftkwitanties bij drie andere ANBI-instellingen dan de [stichting] ( [FIOD-onderzoek 1] en [FIOD-onderzoek 2] ). Uit die onderzoeken bleek dat diverse belastingplichtigen die giften aan voormelde instanties in de aangiften hadden opgenomen ook giften aan de [stichting] hadden opgenomen in hun aangiften.
2.5.1.
Voormelde bevindingen (2.4.1 en 2.4.3) zijn aanleiding geweest voor de FIOD om op 17 september 2015 een strafrechtelijk onderzoek te starten naar de [stichting] en haar bestuurders in verband met het opmaken van valse giftkwitanties en/of donatieverklaringen van de [stichting] en het gebruik hiervan bij het doen van aangiften IB/PVV ( [FIOD-onderzoek 3] ).
2.5.2.
De bevindingen uit het strafrechtelijk onderzoek [FIOD-onderzoek 3] zijn door de FIOD opgenomen in een proces-verbaal, met dossiernummer 57425. De officier van justitie heeft op 16 maart 2017 toestemming verleend de bevindingen uit het FIOD-onderzoek te gebruiken voor fiscale doeleinden. De resultaten van het onderzoek zijn op 23 april 2018 ter beschikking gesteld aan de Belastingdienst/kantoor Den Haag. Het (geanonimiseerde) proces-verbaal met bijlagen is door de Inspecteur verstrekt op een CD-rom (het FIOD-rapport).
2.5.3.
Belanghebbende is in voormeld onderzoek niet als verdachte aangemerkt noch is hij als getuige gehoord.
2.6.
In het FIOD-rapport zijn proces-verbalen van verhoor van verdachten opgenomen uit de strafrechtelijke onderzoeken [FIOD-onderzoek 1] en [FIOD-onderzoek 2] . De verdachten hebben onder andere verklaringen afgelegd over de handel in giftkwitanties bij de [stichting] .
2.6.1.
Het FIOD-rapport bevat een "proces-verbaal van verhoor verdachte" uit het onderzoek [FIOD-onderzoek 1] (blz. 2040 e.v.). De verdachte heeft, onder meer verklaard:
"[…] is belastingadviseur en hij werkt samen met de [stichting] met betrekking tot het kopen van kwitanties. Hij koopt de kwitanties in voor 10% en verkoopt ze voor 12 tot 15% aan zijn klanten zodat zij dit kunnen aftrekken van de belasting."
2.6.2.
Het FIOD-rapport bevat een "proces-verbaal van verhoor verdachte" uit het onderzoek [FIOD-onderzoek 2] (blz. 2140 e.v.). De verdachte heeft, onder meer verklaard:
"Ik ga u alles vertellen in 2011, 2012 en 2013 heb ik kwitanties gekocht bij [stichting] . Dit was niet voor 10% maar voor 15% of zelfs 20% procent weet ik niet meer zeker. Het zijn allemaal oplichters van die stichtingen. Ze stoppen alles in de eigen zak en melden niets aan de Belastingdienst. In 2011 heb ik geld betaald aan [de bestuurder/directeur] van de [stichting] . In 2012 en 2013 heb ik geld betaald aan [de penningmeester] van de [stichting] . De door mij overgelegde kwitanties over het jaar 2013 van de [stichting] heb ik van die [penningmeester] gekregen. Dit geld heb ik op de [adres] in [woonplaats] betaald. De kwitanties heeft [de penningmeester] mij op het adres aan de [adres] waar de [stichting] is gevestigd gegeven."
2.6.3.
Het FIOD-rapport bevat een "proces-verbaal van verhoor verdachte" uit het onderzoek [FIOD-onderzoek 3] (blz. 1900 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt, voor zover van belang:
"
Opmerking verbalisanten:Uit onderzoek is naar voren gekomen dat uw aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2013 zijn ingediend vanaf het IP-adres van de [stichting] .
Vraag verbalisanten:Wie heeft uw aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2013 ingevuld en ingediend bij de Belastingdienst?
Antwoord gehoorde:
"Omdat ik slecht Nederlands spreek, ben ik door diverse mensen geadviseerd om naar de [stichting] te gaan. Ik ging naar de [stichting] om mijn aangiften in te laten vullen.
(…)
Vraag verbalisanten:Wie heeft de aangifte Inkomstenbelasting 2011 op uw naam bij de Belastingdienst ingevuld en ingediend?
Antwoord gehoorde:
"Ik ben eerlijk, maar toen ik daar kwam waren het elke keer andere mensen. Er waren allemaal kleine hokjes en daar werd het ingevuld. Ik ben daar gewoon naartoe gegaan, maar ik ken daar helemaal niemand. Ik kan dus niet zeggen wie dat voor mij ingevuld heeft. Op de dag dat ik mijn aangifte liet invullen, kreeg ik de twee kwitanties die ik u zojuist heb overhandigd. De data op de kwitanties hebben zij van de [stichting] erop gezet. Ik heb in ieder geval niet op die data betaald. Ik heb in één keer € 300 of zo betaald. Ik weet niet meer precies hoeveel ik heb betaald maar ik dacht iets van 12 of 15% van € 2.500. Ik heb mijn DigiD code en wachtwoord aan de medewerker van de [stichting] gegeven en die heeft vervolgens mijn aangifte ingediend. Dat ging elk jaar zo."
(…)
Vraag verbalisanten:In uw aangifte inkomstenbelasting 2012 staat in het onderdeel 'giften' een bedrag van € 2.500. Wat kunt u hierover verklaren?
Antwoord gehoorde:
"Daarvoor geldt hetzelfde als het jaar 2011. Ik denk dat ik daar ook ongeveer € 300 voor betaald heb."
(…)
Opmerking verbalisanten:Op de kwitanties over 2012 staan de data 10-03-2012 en 15112012. Uw aangifte inkomstenbelasting 2012 is gedaan op 9 maart 2013.
Vraag verbalisanten:Heeft u de kwitanties op dezelfde dag dat uw aangifte is gedaan, ontvangen?
Antwoord gehoorde:
"Ja."
(…)
Vraag verbalisanten:In uw aangifte inkomstenbelasting 2013 staat in het onderdeel ‘giften’ een bedrag van € 2.500. Wat kunt u hierover verklaren?
Antwoord gehoorde:
“Ook hier heb ik maar € 300 of € 350 voor betaald."
Opmerking verbalisanten:Op de kwitanties over 2013 staan de data 23-02-2013 en 24052013. Uw aangifte inkomstenbelasting 2013 is gedaan op 26 februari 2014.
Vraag verbalisanten:Heeft u de kwitanties op dezelfde dag dat uw aangifte is gedaan, ontvangen?
Antwoord gehoorde:
"Ja."
2.7.
Het FIOD-rapport bevat een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar van de FIOD betreffende "aangetroffen belastingaangiften en correspondentie op de PC van de [stichting] " (blz. 930 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt onder meer:

"Resumé

Op grond van de volgende feiten en omstandigheden, te weten dat:
(…)
 […] zijn aangifte inkomstenbelasting 2013 voor € 50 in heeft laten vullen door/bij de [stichting] ;
 In de aangifte inkomstenbelasting 2013 op naam van […] een gift is opgenomen van € 3.000;
 […] € 300, ofwel 10%, heeft betaald voor de giftkwitantie, wat overeenkomt met de verklaring van [de penningmeester];
 De aangifte inkomstenbelasting 2013 op naam van […] vermoedelijk opzettelijk onjuist is ingediend;
 De aangifte inkomstenbelasting 2014 op naam van […] die bij de Belastingdienst is ingediend, is verzonden vanaf één van de computers van de [stichting] ;
 In de aangifte inkomstenbelasting 2014 op naam van […] een gift is opgenomen van € 1.000;
 […] € 100, ofwel 10%, heeft betaald voor de giftkwitantie, wat overeenkomt met de verklaring van [de penningmeester];
 De kwitantie op naam van […] met nummer [xxx] gelet op de verklaring van [de penningmeester] vermoedelijk valselijk is opgemaakt;
 De aangifte inkomstenbelasting 2014 op naam van […] vermoedelijk opzettelijk onjuist is gedaan;
(…)"
2.8.
Het FIOD-rapport bevat een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar van de FIOD betreffende "onderzoek in administratie [stichting] " (blz. 747 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt onder meer:
"In verband met dit onderzoek heeft op 13 december 2016 een doorzoeking plaatsgevonden op het adres van de [stichting] , waarbij diverse administratie in beslag is genomen. Ik heb verhuisdoos 1 met boekingsnummer C.22.02.01 van object C van totaal 21 dozen nader onderzocht.
(…)

Resumé

 De [stichting] neemt niet alle door hun afgegeven donatieformulieren en/of bewijzen van donaties naar aanleiding van contante stortingen op in het kasboek van de [stichting] .
 Meerdere malen wordt slechts het bedrag of een gedeelte van het bedrag wat vermeld staat op 1 donatieformulier of op het bewijs van donatie opgenomen in het kasboek van de [stichting] ;
 Uit onderstaande tabel is op te maken dat ongeveer 22% procent van de afgegeven donatieformulieren en/of bewijzen van donaties verantwoord is in het kasboek van de [stichting] ;
 (…)"
2.9.
Het FIOD-rapport bevat een op 16 april 2015 bij de FIOD binnengekomen anonieme melding, met nummer 35.04946 (blz. 4180) met de volgende mededeling:
"Belastingfraude door […]. Het gaat om giften/donaties aan de [stichting] te [woonplaats] . De ontvangstbewijzen die ontvangen zijn van de [stichting] zijn meermalen vervalst en gebruikt voor meerdere personen om belastingteruggaaf aan te vrahen (lees: vragen,
Hof) (alsof zij deze giften/bedragen ook hebben betaald)"
2.10.
Het FIOD-rapport bevat een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar van de FIOD betreffende "Vergelijking opbrengst donaties [stichting] " (blz. 469 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt onder meer:
"
Ontvangst Excelbestand en kwitanties [stichting]
(…)
De Belastingdienst heeft, onder andere over het jaar 2014, diverse kwitanties op naam van de [stichting] en een Excelbestand aan de FIOD ter beschikking gesteld.
(…)
Uit onderzoek in het Excelbestand is naar voren gekomen dat er op naam van de [stichting] in de periode 1 januari 2014 tot en met 6 januari 2014 in totaal 232 kwitanties zijn uitgeschreven, die een gezamenlijke waarde van € 564.820 vertegenwoordigen.

Vergelijking donaties 2014 met voorliggende Jaren

Ik heb het aantal boekingen, dat over de jaren 2008 tot en met 2013 in de periode 1 januari tot en met 6 januari in de administratie van de [stichting] is gedaan, vergeleken met het aantal kwitanties, dat in dezelfde periode in 2014 is uitgeschreven.
Ik zag daarbij dat het aantal boekingen in de administratie over de jaren 2008 tot en met 2013 sterk afwijkt van het aantal kwitanties, dat in 2014 is uitgeschreven. Zie onderstaande tabel.
Jaar
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Data van de boekingen
1, 4 en 5 januari
5 en 6 januari
2, 3 en 5 januari
1, 3,4 en 5 januari
4 en 6 januari
1 t/m 6 januari
Aantal boekingen
7
5
3
13
6
232
Bedrag boekingen
€ 9.300
€ 5.450
€ 3.450
€ 13.900
€ 5.250
€ 0
€ 564.820"
2.11.1.
Tijdens het strafrechtelijk onderzoek [FIOD-onderzoek 3] zijn diverse telefoons in beslag genomen. Het FIOD-rapport (blz. 34) vermeldt hierover, onder meer:
"In diverse telefoons die bij de doorzoeking van de woning van [de penningmeester] in beslag werden genomen zijn tekstberichten aangetroffen waarin wordt gesproken over het aankopen van kwitanties en het percentage wat daarvoor moet worden betaald. Ook zijn er berichten aangetroffen waaruit kan worden opgemaakt dat anderen de kwitanties namens belastingplichtigen aankopen."
2.11.2.
Het FIOD-rapport bevat (de vertaling van) de tekstberichten die op de in beslag genomen telefoons zijn gevonden. Het FIOD-rapport bevat onder meer een vertaling van de volgende sms-berichten (blz. 4259, 4261 en 4262):
"*
Folder
Party
Time
(…)
(…)
Message
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
32
Inbox
From
[…]
20-3-2014
21:34:43(…)
Read
Hallo […] Je zou een bon opstellen voor […]. Ik heb de datums genoteerd van de gelden die ik van de bank heb opgenomen. Zou je het na vrijdag kunnen regelen als ik morgen even langskom?
7500 opname op 11.10.2013
1000 opname op 30.09.2013
500 opname op 29.09.2013
2000 opname op 18.12.2013
1000 opname op 17.06.2013
1000 opname op 16.07.2013
1000 opname op 25.07.2013
1000 opname op 30.09.2013
500 opname op 02.10.2013
(…)
33
Sent
To
[...]
20-3-2014
21:35:48 (…)
Sent
Hallo broer, is goed. Ik heb het gereed. Zou je mij je adres en het totaalbedrag van wat je wilt willen doorgeven?
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
54
Inbox
From
[...]
4-7-2014
22:26:10 (…)
Read
Hallo meneer
24-03-2013 800 euro
23-04-2013 1000 euro
10-06-2013 700 euro
(…)
55
Sent
To
[...]
4-7-2014
22.:27:19
Sent
Hallo hoca, Dankjewel. U kunt het morgenavond op komen halen. Gegroet
(…)"
2.12.
Het FIOD-rapport bevat een "TCI proces-verbaal" van het Team Criminele Inlichtingen (blz. 504 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt, onder meer:
"Bij het Team Criminele Inlichtingen van de Belastingdienst/FIOD is in de maand maart 2016 via één informant de navolgende Informatie binnengekomen:
'De leiding van de [ [stichting] ] is op de hoogte van de belastingfraude door middel van de verkoop van valse giftenkwitanties op haar naam. Vals opgemaakte stukken worden ondertekend en gestempeld door […]. Nu de [stichting] geen ANBI meer is, worden andere stichtingen gebruikt voor deze fraude"
2.13.1.
Het FIOD-rapport bevat een handgeschreven kasadministratie, aangeduid als DOC480 (blz. 3614 e.v.). Dit kasboek bevat de contante inkomsten en uitgaven van de [stichting] in de periode van 1 december 2013 tot en met 31 december 2016. Het FIOD-rapport bevat voorts een overzicht van de door de [stichting] uitgeschreven kwitanties voor het jaar 2013, aangeduid als DOC-433 (blz. 3399 e.v.).
2.13.2.
De penningmeester heeft over voormelde administratie en voormeld overzicht onder meer verklaard:
a. FIOD-rapport, blz. 1518-1526:
"Ik had zelf een administratie ontwikkeld in excel. Pas toen wij een ANBI controle kregen zijn wij de administratie gaan ontwikkelen. In 2012 als er dan iemand kwam voor een of meerdere kwitanties dan werd deze door mij uitgeschreven en schriftelijk geboekt in een doorschrijf kasboek. Ik boekte dan het bedrag dat wij daadwerkelijk ontvingen. Dus voor een kwitantie van € 1.000 boekte ik een ontvangst van € 100. (…) Later werd door mij het daadwerkelijke bedrag op de kwitantie geboekt. Ik maakte hiervoor een excel bestand aan dat op de computer stond van de [stichting] in dit bestand zette ik het bedrag van de kwitantie, zodat ik kon bijhouden wat er gebeurd was voor als de mensen kwamen voor onder andere donatieverklaringen. (…)"
b. FIOD-rapport, blz. 1535:
"
Opmerking verbalisanten:
Wij tonen u een Excel bestand welke is gerelateerd aan donatiekwitanties die door de [stichting] aan derden zijn verstrekt. In het Excel bestand zijn de kwitantienummers, datum van afgifte, naam donateur en het gedoneerde bedrag opgenomen. (Het Excelbestand wordt onder DOC-511 opgenomen in het dossier)
Vraag verbalisanten:Kunt u aan de hand van dit overzicht aangeven of de geldbedragen vermeld op de bijbehorende kwitanties, in combinatie met de vermelde persoonsnamen, daadwerkelijk zijn gedoneerd aan de [stichting] ?
Antwoord gehoorde:
"Van de lijsten die u mij nu laat zien met de namen en bedragen kan ik zeggen, dat niemand hierop deze lijst dat bedragen echt daadwerkelijk aan de [stichting] betaald heeft zij hebben van deze bedragen slechts 10% of 12% betaald zoals ik eerder heb verklaard. Ik heb al eerder gezegd dat er slechts een handjevol mensen is die daadwerkelijk het volledige bedrag heeft betaald maar dat betreffen bedragen van maximaal 300 of 400 euro. Als er in het kasboek kleine bedragen opgenomen zijn en daar staan soms geen kwitanties tegenover, dan is dat omdat deze mensen dit ook niet in aftrek wilden nemen bij de belastingdienst."
c. FIOD-rapport, blz. 1557:
"
Vraag verbalisanten:Op 6 januari 2014 is de ANBI status van de [stichting] ingetrokken. Er zijn meerdere kwitanties aangetroffen die zijn voorzien van een datum gelegen in de periode 1 tot en met 6 januari 2014. Zijn al deze kwitanties valselijk opgemaakt?
Antwoord gehoorde:
"Niet allemaal, er zijn ook donaties die echt zijn gedaan. Ik kan mij nu niet herinneren wie dat zijn geweest. Ik heb het dan over de kwitanties vanaf 2012 die onder de € 500 zijn, alles wat daarboven is, is vals. Dit geld voor alle kwitanties die u heeft aangetroffen. Jullie kunnen uit de kasboeken uitvissen welke bedragen echt zijn gedoneerd. Dat boek klopt namelijk wel."
2.13.3.
Het FIOD-rapport vermeldt onder meer nog het volgende over de administratie bij de [stichting] (blz. 33):
"Naast de vermoedelijk achteraf opgestelde donatieoverzichten zijn over de periode
(…) december 2013 tot en met december 2016 handgeschreven kasboeken bijgehouden. Het vermoeden bestaat dat in dat kasboek de juiste bedragen zijn vermeld. De gegevens van dit kasboek zijn ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek in een Excel-bestand verwerkt en digitaal bij het dossier gevoegd. In deze kasboeken staan inkomsten en uitgaven vermeld.
(…) Bij onderzoek van de inkomsten die zijn vermeld in de kasboeken is vastgesteld dat over de periode december 2013 tot en met december 2016 totaal 1.192 mutaties zijn opgenomen met de omschrijving 'donatie'. Het totaalbedrag van deze 1.192 donaties is € 489.087,70. Het is opvallend dat het grootste deel van deze donaties kleiner is dan € 500."
2.13.4.
Het FIOD-rapport vermeldt onder meer het volgende over sponsoring en facturen (dossiernummer 57425, documentcode 1-ZPV-01, blz. 30):

"Sponsorbijdragen

Indien er sprake is van sponsorring door ondernemers, waarmee een reëel zakelijk belang gemoeid is, zijn de kosten voor de onderneming fiscaal aftrekbaar. Is er geen sprake van een reëel zakelijk belang dan zijn de kosten niet aftrekbaar. Het zakelijk belang kan zich uiten in de publiciteit die de onderneming met de sponsoring verwerft. De hoogte van het geïnvesteerde bedrag dient in een redelijke verhouding te staan tot de meerwaarde van de sponsoring voor de onderneming.
[stichting] sloot met diverse ondernemers sponsorovereenkomsten. De op de sponsorovereenkomsten zijn voor een deel via de bank betaald. Bij contante betalingen werden sponsorkwitanties uitgeschreven.
Later werd het bedrag dat via de bank werd overgemaakt contant door [stichting] opgenomen en voor 90% terugbetaald aan de betreffende ondernemer. Bij contante betalingen door de sponsoren werden er kwitanties uitgeschreven voor hogere bedragen dan feitelijk werd betaald.

Administratie

Door het verwerken van de valse giften en/of sponsorbijdragen ontstond er een administratief hoog kassaldo. In de administratie van [stichting] zijn tegenover dit hoge kassaldo ook fictieve uitgaven verwerkt."
2.13.5. Het FIOD-rapport vermeldt onder meer het volgende over sponsoring en facturen (dossiernummer 57425, documentcode 1-ZPV-01, blz. 35):

"3.2.2. Sponsoring en facturen

In de loop van het onderzoek is vastgesteld dat naast de valse bescheiden voor giften en donaties aan [stichting] ook sprake is van vermoedelijk valse bescheiden die voor ondernemers zijn opgemaakt voor sponsoring en advertenties. De betalingen die door de ondernemers zijn verricht zijn door [stichting] en/of (…) voor het grootste deel terugbetaald.
De sponsoring betreft meerdere vermoedelijk valse sponsorkwitanties en sponsorovereenkomsten die zijn aangetroffen in de bij [stichting] inbeslaggenomen administratie. In deze inbeslaggenomen administratie zijn notities aangetroffen waarin terugbetalingen zijn beschreven van sponsorbijdragen. Tevens is vanuit het kasboek een overzicht samengesteld van de daarin vermelde inkomsten en uitgaven betreffende sponsoring.
In de administratie van [stichting] zijn tien kwitantieboekjes aangetroffen met de opdruk ‘ [stichting] ’ en ‘sponsoring’. De kwitanties waren genummerd van 1 tot en met 500. De kwitantieboekjes waren voor een deel ingevuld. De ingevulde kwitanties waren niet opvolgend ingevuld maar verdeeld over de tien boekjes. Tussen de ingevulde kwitanties zaten kartonnen kaartjes, kennelijk bedoeld om de volgorde van de kwitanties bij het invullen te kunnen bijhouden. Het totale bedrag van de kwitanties bedroeg € 559.770."
2.13.6.
Het FIOD-rapport vermeldt de volgende verklaring over sponsoring en facturen (dossiernummer 57425, documentcode 1-ZPV-01, blz. 39):
"In zijn handgeschreven verklaring verklaarde (…) over de giftkwitanties van [stichting] :
"…Na de intrekking van de ANBI-status was er een einde gekomen aan de donaties. De
bedrijven, echter, wilden nu ons 'sponsoren' in plaats van doneren. Het zou even gunstig zijn en behoefden geen ANBI-status omdat er een tegenprestatie tegenover staat.. De [stichting] had plots 75% minder inkomsten wegens de intrekking. De [stichting] was behoorlijk gegroeid maar de groei zorgde ook voor hogere vaste uitgaven en meer variabele uitgaven. (…) besloot zo verder te gaan. De inkomsten zouden alsnog veel minder zijn maar zouden genoeg zijn om in ieder geval de huur te kunnen betalen. Ik wilde dit niet en was erop tegen. (…) zelf vond dat ook maar besloot dat dit tijdelijk door moest gaan."
2.14.
In eerste aanleg heeft de Inspecteur drie (geanonimiseerde) verslagen van hoorgesprekken met belastingplichtigen overgelegd. De verslagen bevatten verklaringen van de belastingplichtigen over (hun deelname aan) de handel in giftkwitanties bij de [stichting] .
2.14.1.
Het "verslag van het horen op vrijdag 13 juni [juli;
Hof] 2018" vermeldt, onder meer:
"6. Het volgende is tijdens het gesprek besproken:
(…)
4. (…) Hij vertelt dat hij één keer per week naar toespraken op de [stichting] ging. Na afloop van de toespraak werd aan de toehoorders vertelt dat zij de [stichting] konden helpen. In ruil voor deze donaties werd er een hoger bedrag op de kwitantie geschreven. Wanneer er een bedrag van € 300 werd betaald, werd er op de kwitantie € 3.000 vermeld. (…)"
2.14.2.
Het "verslag van het horen op donderdag 9 augustus 2018" vermeldt, onder meer:
"6. Het volgende is tijdens het gesprek besproken:
(…)
3. Voor de aankoop van zijn woning is hij in contact gekomen met Advieskantoor […] via iemand genaamd […] (…) Ze waren behulpzaam en gaven goede adviezen. De heer […] hielp hem met zijn hypotheek en […] hielp hem met het indienen van zijn aangifte inkomstenbelasting 2013. Bij het indienen van de aangifte kreeg hij van […] het advies om te doneren aan de [stichting] .
De [belastingplichtige] deelde hen mee dat hij daarvoor geen financiële middelen had. […] deelde hem daarop mee dat het ook anders kon, namelijk eerst het bedrag in aftrek brengen in de aangifte, afhankelijk van de teruggaaf zou dan een bedrag aan de [stichting] worden gedoneerd. De kwitantie hiervoor zou dan achteraf geregeld worden (…)."
2.15.1.
In eerste aanleg heeft de Inspecteur de bladzijdes 3423 en 3442 van het FIOD-rapport bij zijn verweerschrift gevoegd. Deze bladzijdes betreffen het onder 2.13.1 genoemde overzicht van de door de [stichting] uitgeschreven kwitanties voor het jaar 2013 (DOC-433). Dit overzicht vermeldt " [naam] ", een bedrag van € 1.000 en de datum 22 juni 2013 en een bedrag van € 1.500 en de datum 12 november 2013. Belanghebbende komt niet voor in de onder 2.13.1 genoemde handgeschreven kasadministratie (DOC-480).
2.15.2.
Voorts heeft de Inspecteur in eerste aanleg bladzijde 847 van het FIOD-rapport verstrekt. Deze bladzijde betreft het "Excel-bestand sponsoring kasboek"(AMB-107a; overzicht sponsoring kasboek). Dit overzicht vermeldt een uitgave op 10 januari 2014 met omschrijving "teruggaaf [naam] " van een bedrag van € 1.350.
2.16.
Bij brieven van 12 oktober 2017 en 15 november 2017 heeft de Inspecteur aan belanghebbende medegedeeld dat hij over het jaar 2012 een navorderingsaanslag zal opleggen waarbij de giftenaftrek ter zake van de [stichting] wordt gecorrigeerd. Verder heeft de Inspecteur te kennen gegeven dat hij voornemens is vergrijpboete op te leggen als bedoeld in artikel 67e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
2.17.
Vervolgens is met dagtekening 2 december 2017 de navorderingsaanslag 2012 opgelegd en is gelijktijdig de boetebeschikking met een boete van 75% van de nagevorderde belasting en de beschikking belastingrente vastgesteld.
2.18.
De gemachtigde van belanghebbende heeft tijdens de bezwaarprocedure extra afschriften van twee bankrekeningen verstrekt. Uit deze bankafschriften blijken de volgende opnames bij geldautomaten in 2012: € 1.600 (23-03), € 500 (26-06), € 150 (27-06), € 500 (28-06), € 500 (28-06) en € 470 (29-06). Voorts heeft belanghebbende vier donatieformulieren (kwitanties) verstrekt. De kwitanties vermelden de volgende donaties in contanten in 2012: € 1.500 gedagtekend 23 maart 2012, € 1.500 gedagtekend 28 juni 2012, € 1.000 gedagtekend 11 september 2012 en € 500 gedagtekend 26 oktober 2012.
2013
2.19.
Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2013 een bedrag van € 4.000 aan giften aan de [stichting] opgenomen. Na aftrek van de drempel van € 489 resteerde een aftrek van € 3.511.
2.20.
Met dagtekening 28 oktober 2015 heeft de Inspecteur de aanslag IB/PVV voor het jaar 2013 vastgesteld. De Inspecteur heeft daarbij de giften aan de [stichting] niet in aftrek toegelaten.
2.21.
Belanghebbende heeft een bezwaarschrift ingediend tegen de aanslag IB/PVV 2013 en een grootboekkaart verstrekt van [naam] . De Inspecteur heeft het bezwaar toegewezen en daarbij de giften aan de [stichting] in aftrek toegelaten.
2.22.
Bij brieven van 12 oktober 2017 en 15 november 2017 heeft de Inspecteur aan belanghebbende medegedeeld dat hij over het jaar 2013 een navorderingsaanslag zal opleggen waarbij de giftenaftrek ter zake van de [stichting] wordt gecorrigeerd. Verder heeft de Inspecteur te kennen gegeven dat hij voornemens is vergrijpboete op te leggen als bedoeld in artikel 67e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen AWR. Vervolgens is met dagtekening 2 december 2017 de navorderingsaanslag 2013 opgelegd en is gelijktijdig een boetebeschikking met een boete van 75% van de nagevorderde belasting, zijnde een vergrijpboete van € 1.106 en een beschikking belastingrente vastgesteld.
2.23.
Belanghebbende heeft een bezwaarschrift ingediend tegen de navorderingsaanslag 2013. In bezwaar heeft belanghebbende bankafschriften verstrekt van zijn zakelijke bankrekening. Uit deze bankafschriften blijken twee girale overboekingen naar de [stichting] van € 1.500 op 12 november 2013 en € 1.500 op 20 december 2013. Voor het jaar 2013 heeft belanghebbende twee kwitanties verstrekt. Deze kwitanties vermelden de volgende donaties: € 1.000 gedagtekend 22 juni 2013 (contant) en € 1.500 gedagtekend 12 november 2013 (per bank).
2.24.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaar gedeeltelijk toegewezen en heeft hij de girale giften aan de [stichting] in aftrek toegelaten tot een bedrag van € 3.000.

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft, voor zover in hoger beroep van belang, geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Inspecteur als verweerder:
"
Vergrijpboetes
18. Op grond van artikel 67e, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) kan verweerder een boete opleggen van ten hoogste 100 percent indien het aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige is te wijten dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld.
21. [19,
Hof] Op verweerder rust de bewijslast dat het beboetbare feit zich heeft voorgedaan. Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de door hem in zijn aangifte afgetrokken giften en dat de aanslag daardoor tot een te laag bedrag is vastgesteld. Ter onderbouwing van zijn stelling dat dit te wijten is aan opzet dan wel grove schuld van eiser baseert verweerder zich onder meer op de verklaringen van de penningmeester van de [stichting] , de verklaringen van getuigen en verdachten die betrokken zijn in het onderzoek van de [stichting] en verklaringen die andere belastingplichtigen hebben afgelegd tijdens diverse hoorgesprekken. Verweerder wijst in dit verband op de teruggave aan de onderneming van eiser op 10 januari 2014 waaruit hij afleidt dat eiser in elk geval van één van de in 2013 per bank gedane overschrijvingen van € 1.500 een bedrag van 90% heeft terugontvangen. Volgens verweerder heeft eiser aldus voor de desbetreffende kwitantie slechts 10% betaald van wat daarop staat vermeld.
22. [20,
Hof] Op zichzelf mag verweerder gebruik maken van bewijsvermoedens, maar die vermoedens moeten wel redelijkerwijs voortvloeien uit de aanwezige bewijsmiddelen (ECLI:NL:HR:2011:BN6350). Daarvan is voor het jaar 2012 in dit geval geen sprake omdat het bewijsvermoeden slechts is gebaseerd op verklaringen van derden over wat kennelijk een gebruikelijke werkwijze was binnen de [stichting] . Uit die verklaringen kan weliswaar worden geconcludeerd dat in veel gevallen sprake was van kwitanties die niet in overeenstemming zijn met de bedragen die daadwerkelijk aan de [stichting] zijn geschonken, maar dat betekent niet dat reeds daarom in alle gevallen en dus ook in het geval van eiser sprake is van onjuiste kwitanties en daarmee van het opzettelijk dan wel grofschuldig te weinig betalen van belasting. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat niet kan worden uitgesloten dat de frauduleuze handelingen van de penningmeester verder strekten dan waarover hij heeft verklaard. Zoals eiser terecht heeft aangevoerd, kan niet worden uitgesloten dat de penningmeester een deel van de bedragen die door donateurs werden geschonken en waarvoor kwitanties zijn uitgereikt, in eigen zak heeft gestoken. Onder die omstandigheden zou het accepteren van de bewijsvermoedens betekenen dat de bewijslast feitelijk ook voor de boeteoplegging op eiser komt te rusten. Verweerder is voor het jaar 2012 dan ook niet geslaagd in het bewijs dat het aan opzet of grove schuld van eiser is te wijten dat te weinig belasting is geheven.
23. [21,
Hof] Voor het jaar 2013 heeft verweerder naast de algemene bewijsvermoedens tevens gewezen op de terugbetaling op 10 januari 2014. Die terugbetaling sluit aan op het door de penningmeester beschreven fraudepatroon van de aankoop van kwitanties voor een bedrag van ongeveer 10% van het daarop vermelde bedrag. Gelet hierop is het vermoeden gerechtvaardigd dat eiser in 2013 gebruik heeft gemaakt van valse kwitanties van de [stichting] en dat hij zich ten tijde van het doen van zijn aangifte IB/PVV 2013 ervan bewust is geweest dat de aangifte voor wat betreft de giftenaftrek onjuist was. De belastingplichtige die wil ontkomen aan bewijs door middel van een bewijsvermoeden, kan zich verweren hetzij door de feiten en omstandigheden te betwisten die aan het bewijsvermoeden ten grondslag zijn gelegd, hetzij door andere feiten te stellen en bij betwisting aannemelijk te maken waardoor redelijke twijfel wordt gewekt aan de redengevende kracht van dat bewijsvermoeden, zodat dit vermoeden wordt ontzenuwd (vgl. HR 25 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE9354 en HR 28 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:63).
Eiser is daarin met de enkele stelling dat aan de verklaringen van de penningmeester onbetrouwbaar zijn en dat hij zich gezien het tijdsverloop niet meer kan herinneren of hij van de [stichting] geld heeft terugontvangen, daarin niet geslaagd. De verklaringen van de penningmeester over de handel in kwitanties worden immers ondersteund door verklaringen van derden.
24. [22,
Hof] De rechtbank acht het gezien het voorgaande aannemelijk dat eiser zich voor het jaar 2013 schuldig heeft gemaakt aan het willens en wetens doen van een onjuiste aangifte als gevolg waarvan de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld. Gelet op de ernst van de gedragingen, te weten het gebruikmaken van valse giftkwitanties, acht de rechtbank de opgelegde boete van 75% van het nagevorderde bedrag passend en geboden. Wel dient de boete te worden gematigd omdat de redelijke termijn is overschreden. Uitgaande van de datum van aankondiging van de boete van 12 oktober 2017 is de redelijke termijn met 1 jaar en drie maanden overschreden. De rechtbank vermindert de boete daarom met 15% tot € 940 (vgl Gerechtshof Amsterdam ECLI:NL:GHAMS:2012:BX1532).
25. [23,
Hof] Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep voor het jaar 2012, gericht tegen de boetebeschikking, gegrond te worden verklaard en het beroep voor het jaar 2013 ongegrond."

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

4.1.
Tussen partijen is in hoger beroep uitsluitend nog in geschil of terecht een vergrijpboete is opgelegd voor het jaar 2012. De Inspecteur beantwoordt deze vraag bevestigend en belanghebbende ontkennend.
4.2.
De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikking 2012, de proceskosten en het griffierecht en concludeert met betrekking tot de boetebeschikking 2012:
- primair tot handhaving van de boete van 75% ((voorwaardelijk) opzet met strafverzwarende omstandigheden);
- subsidiair tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar voor zover deze ziet op de boetebeschikking 2012 en tot vermindering van de boete tot op 50% (grove schuld met strafverzwarende omstandigheden); en
- meer subsidiair tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar voor zover deze ziet op de boetebeschikking 2012 en tot vermindering van de boete tot op 25% (grove schuld).
4.3.
Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot vergoeding van de door hem in hoger beroep gemaakte proceskosten.

Beoordeling van het hoger beroep

De vergrijpboete
5.1.1.
De Inspecteur kan op grond van artikel 67e, lid 1, AWR een boete opleggen van ten hoogste 100% indien het aan opzet of grove schuld van belanghebbende is te wijten dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld. De bewijslast hiervan rust op de Inspecteur.
5.1.2.
Bij de beantwoording van de vraag of de inspecteur het bewijs van een beboetbaar feit heeft geleverd, dienen de waarborgen in acht te worden genomen die een belanghebbende kan ontlenen aan artikel 6, lid 2, EVRM. Die waarborgen houden onder meer in dat de bewijslast op de inspecteur rust en de belanghebbende in geval van twijfel het voordeel van de twijfel moet worden gegund. De rechtspraak van het EHRM laat toe dat voor het bewijs gebruik wordt gemaakt van vermoedens. De belanghebbende moet wel een redelijke mogelijkheid hebben zich daartegen te verweren en het gebruik van vermoedens mag er niet toe leiden dat de bewijslast wordt verschoven van de inspecteur naar de belanghebbende; het vermoeden moet redelijkerwijs voortvloeien uit de aanwezige bewijsmiddelen (vgl. HR 15 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BN6350, BNB 2011/207 en HR 28 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:63, BNB 2013/207). Het EVRM eist niet dat de inspecteur bij het bewijzen van de opzet of grove schuld is gebonden aan de bewijsregels van het nationale strafrecht. Er hoeft geen wettig en overtuigend bewijs te worden geleverd overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 338 e.v. van het Wetboek van Strafvordering (vgl. HR 18 november 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC5166, BNB 1993/40). Wel moet de uit die vermoedens af te leiden opzet buiten redelijke twijfel zijn (vgl. HR 23 juni 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC5391, BNB 1993/272).
5.2.
Aangezien de Inspecteur primair heeft gesteld dat sprake is van opzet en subsidiair dat sprake is van grove schuld, rust op de Inspecteur de bewijslast aannemelijk te maken primair dat belanghebbende ten tijde van het doen van zijn aangifte IB/PVV 2012 zich ervan bewust is geweest dat (een aanmerkelijke kans bestond dat) de aangifte voor wat betreft de giftenaftrek onjuist was en subsidiair dat belanghebbende zodanig onzorgvuldig heeft gehandeld dat hem kan worden verweten dat de aangifte op het punt van de giftenaftrek onjuist was.
5.3.1.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de Inspecteur in hoger beroep onder meer de volgende feiten en omstandigheden aangevoerd ten aanzien van de handel in valse giftkwitanties bij de [stichting] :
  • de vaststelling van een controlemedewerker dat namens de [stichting] in het jaar 2012 in totaal 2.500 kwitanties zijn uitgeschreven, terwijl slechts 531 kwitanties in de administratie zijn verantwoord (zie 2.4.1);
  • dat in het jaar 2013 in de jaarstukken van de [stichting] € 88.564 aan donaties is verantwoord, terwijl in de diverse aangiften over dat jaar in totaal € 3.445.808 aan giften aan de [stichting] is aangegeven (zie 2.4.1);
  • de verklaringen van verdachten dat giftkwitanties voor een bepaald percentage van het giftbedrag werden gekocht/verkocht van de [stichting] (zie 2.6.1 tot en met 2.6.3, 2.7, 2.13.2 en 2.14.1);
  • dat uit de inbeslaggenomen administratie van de [stichting] volgt dat 22% van de ontvangen giften is verwerkt in het kasboek (zie 2.8);
  • een anonieme tip aan de FIOD dat de kwitanties zijn vervalst en gebruikt door meerdere personen om een belastingteruggaaf te bewerkstelligen (zie 2.9);
  • dat na het intrekken van de ANBI-status van de [stichting] op 6 januari 2014, dat op 19 december 2013 was aangekondigd, in de periode van 1 januari tot 6 januari 2014 een opvallend groter aantal kwitanties is geboekt dan in voorgaande jaren (zie 2.10);
  • de whatsapp- en sms-berichten en de verklaringen van onder andere de penningmeester van de [stichting] waaruit volgt dat een levendige handel in giftkwitanties bestond en dat uit die berichten volgt dat de data op de kwitanties worden afgestemd op de data van willekeurige pinopnamen (zie 2.6.1, tot en met 2.6.3, 2.11.1 en 2.11.2);
  • de verklaring van een informant aan het Team Criminele Inlichtingen waaruit volgt dat de leiding van de [stichting] op de hoogte is van de belastingfraude door middel van de giftkwitanties en meewerkt aan de uitgifte daarvan (zie 2.12);
  • de verklaring van de penningmeester van de [stichting] dat slechts een handvol mensen het volledige vermelde bedrag op de giftkwitanties hebben betaald maar dat die bedragen maximaal € 300 of € 400 betreffen (zie 2.13.2.b en 2.13.2.c);
  • de verklaringen van diverse personen aan de FIOD en de Belastingdienst die de handel in kwitanties hebben bevestigd (zie 2.6.1 tot en met 2.6.3 en 2.14.1 en 2.14.2);
  • een overzicht van uitgeschreven kwitanties voor 2013 waarvan de gegevens die in dit document zijn opgenomen niet overeenkomen met de daadwerkelijk ontvangen bedragen (zie 2.13.1 en 2.13.2.a tot en met c);
  • een doorlopend handgeschreven kasboek waarin de werkelijk ontvangen bedragen werden opgenomen; de werkelijk ontvangen bedragen (donaties) bedroegen veelal 10% tot 12% van de uitgegeven kwitanties (zie 2.13.1 en 2.13.2.a tot en met c);
  • dat de Belastingdienst bij 2.040 belastingplichtigen navorderingsaanslagen heeft opgelegd dan wel correcties heeft aangebracht bij het opleggen van de aanslagen en indien mogelijk een vergrijpboete. Van deze 2.040 gevallen zijn ongeveer 450 belastingplichtigen in bezwaar gegaan en 150 in beroep;
  • dat bij belastingplichtigen van wie aanslagen zijn gecorrigeerd of bij wie is nagevorderd doorgaans een giftenaftrek van minimaal € 500 in de aangifte is opgenomen.
5.3.2.
De Inspecteur heeft ten aanzien van belanghebbendes betrokkenheid bij voormelde handel in giftkwitanties voorts de volgende feiten en omstandigheden aangevoerd:
- De eenmanszaak van belanghebbende komt voor in het overzicht van uitgeschreven kwitanties (DOC-433). Op basis van hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de FIOD komen de gegevens die in dit document zijn opgenomen niet overeen met de daadwerkelijk door [stichting] ontvangen bedragen. Dit overzicht is achteraf door de [stichting] opgesteld aan de hand van de verstrekte kwitanties.
- Belanghebbende heeft op 12 november 2013 en 20 december 2013 een bedrag van € 1.500 van de bankrekening van zijn eenmanszaak overgemaakt naar de [stichting] . Uit het "Excel-bestand sponsoring kasboek" volgt dat op 10 januari 2014 een bedrag van € 1.350 aan de eenmanszaak van belanghebbende is terugbetaald. De feitelijke betaling bedraagt derhalve € 150, precies 10% van het bedrag van de girale overboeking. Dit komt overeen met de frauduleuze handelwijze die is beschreven door de FIOD en die volgt uit verklaringen van de penningmeester van de [stichting] .
5.4.
Vast staat dat de Inspecteur een boete heeft opgelegd in verband met het doen van contante giften in 2012 en het gebruikmaken van valse giftkwitanties. Het Hof is van oordeel dat de feiten en omstandigheden die de Inspecteur ter onderbouwing daarvan heeft aangevoerd voornamelijk zien op de handelwijze bij de [stichting] in het algemeen en niet zijn te herleiden tot belanghebbende. Het bewijsvermoeden van de Inspecteur is in dit geval hoofdzakelijk gebaseerd op het FIOD-onderzoek, waaruit een algemene "modus operandus" voor een overgrote hoeveelheid van de gevallen is opgemaakt en op verklaringen van derden (waaronder de penningmeester) over wat kennelijk een gebruikelijke werkwijze was binnen de [stichting] . Uit die verklaringen kan weliswaar worden geconcludeerd dat in veel gevallen sprake was van kwitanties die niet in overeenstemming zijn met de bedragen die daadwerkelijk aan de [stichting] zijn geschonken, maar dat betekent niet dat ook in het geval van belanghebbende sprake is van deelname aan de handel in valse kwitanties en daarmee van het opzettelijk dan wel grofschuldig te weinig betalen van belasting. Bovendien zien de door de Inspecteur ten aanzien van belanghebbende aangevoerde feiten en omstandigheden (zie 5.3.2) op de per girale overboeking gedane giften en de sponsorovereenkomsten die de [stichting] heeft gesloten met de eenmanszaak van belanghebbende ná de intrekking van de ANBI-status. De Inspecteur heeft overigens ten aanzien van de jaren 2012 en 2013 tegenstrijdige standpunten ingenomen. Immers, voor het jaar 2013 heeft de Inspecteur de girale giften bij uitspraak op bezwaar in aftrek toegestaan (zie 2.24), terwijl hij voor het onderhavige jaar het gebruikmaken van de kwitanties van de girale giften opvoert als onderbouwing voor de voor dat jaar opgelegde vergrijpboete. Verder neemt het Hof in aanmerking dat belanghebbende niet voorkomt in het handgeschreven kasboek van de [stichting] : de contante giften van het onderhavige jaar (2012) en die van 2013 (zie 2.23) zijn volgens de kwitanties gedaan vóór 1 december 2013 en daarvan is geen handgeschreven kasadministratie beschikbaar. Onder deze omstandigheden zou het accepteren van bewijsvermoedens betekenen dat de bewijslast ook voor de boeteoplegging feitelijk op belanghebbende komt te rusten.
5.5.
De Inspecteur is niet geslaagd in het bewijs dat het aan opzet of grove schuld van belanghebbende is te wijten dat te weinig belasting is geheven. De Rechtbank heeft dus terecht de boetebeschikking voor het jaar 2012 vernietigd.
Slotsom
5.6.
Het hoger beroep is ongegrond.

Proceskosten en griffierecht

6.1.
Er is aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten in hoger beroep, welke kosten, op de voet van artikel 8:75 Algemene wet bestuursrecht in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, worden vastgesteld op € 1.496 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het verweerschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde van € 748 per punt en de wegingsfactor 1). Voor een hogere vergoeding zijn geen termen aanwezig.
6.2.
Omdat het hoger beroep ongegrond is, falen de klachten van de Inspecteur tegen de door de Rechtbank toegekende proceskostenvergoeding en de vergoeding van het griffierecht. Het Hof zal daarom ook deze beslissingen van de Rechtbank bevestigen.
6.3.
Van de Inspecteur zal zodra deze uitspraak onherroepelijk is geworden een griffierecht worden geheven van € 541.

Beslissing

Het Gerechtshof:
  • bevestigt de uitspraak van de Rechtbank;
  • bepaalt dat zodra deze uitspraak onherroepelijk is geworden, van de Inspecteur een griffierecht zal worden geheven van € 541; en
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskostenvergoeding in hoger beroep van belanghebbende tot een bedrag van € 1.496.
Deze uitspraak is vastgesteld door P.J.J. Vonk, Chr.Th.P.M. Zandhuis en A. van Dongen, in tegenwoordigheid van de griffier N. Veenstra. De beslissing is op 19 oktober 2021 in het openbaar uitgesproken.
Wegens verhindering van de voorzitter is de uitspraak ondertekend door mr. Zandhuis
aangetekend aan
partijen verzonden:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.