ECLI:NL:GHDHA:2021:2

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 januari 2021
Publicatiedatum
30 december 2020
Zaaknummer
200.279.969-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over gevorderde ordemaatregel wegens ernstige overlast in huurwoning

In deze zaak gaat het om een kort geding dat is aangespannen door Stichting Maasdelta Groep (hierna: Maasdelta) tegen een huurder, aangeduid als [geïntimeerde], wegens ernstige overlast die deze huurder veroorzaakt. Maasdelta heeft in eerste aanleg een ordemaatregel gevorderd om [geïntimeerde] te verbieden zich te bevinden op de Ververij en binnen een straal van 500 meter van zijn woning. De kantonrechter heeft deze vordering afgewezen, waarop Maasdelta in hoger beroep is gegaan. Het hof heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst tussen Maasdelta en [geïntimeerde] inmiddels in een bodemprocedure is ontbonden en dat [geïntimeerde] is veroordeeld tot ontruiming van de woning. Het hof oordeelt dat de gevorderde ordemaatregel te ver gaat, omdat het de huurder zou uitsluiten van zijn eigen woning. De kantonrechter had niet de mogelijkheid om de huurovereenkomst te toetsen, omdat er in het kort geding geen ontruiming was gevorderd. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de kantonrechter en wijst de subsidiaire vordering tot ontruiming af, aangezien deze al in de bodemprocedure is toegewezen. Maasdelta wordt veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.279.969/01
Zaaknummer rechtbank : 8496952 VV EXPL 20-170

Arrest in kort geding van 12 januari 2021

in de kortgedingzaak van:

Stichting Maasdelta Groep (MDG),

gevestigd te Spijkenisse (gemeente Nissewaard),

hierna te noemen: Maasdelta,
appellante,
advocaat: mr. R.W.F. Heijmeriks te Spijkenisse,
tegen:

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. P. van Baaren te Rotterdam.

Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het procesdossier van eerste aanleg, waaronder het tussen partijen in kort geding gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 3 juni 2020 (hierna: het kortgedingvonnis);
  • de dagvaarding in hoger beroep van 18 juni 2020, met daarin opgenomen zeven grieven en een aanvulling van eis (met producties);
  • de memorie van antwoord (met een productie).

De feiten waar het hof in dit kort geding vanuit gaat

1. De voorzieningenrechter is in het kortgedingvonnis [1] van een aantal feiten uitgegaan. Over deze feiten bestaat geen discussie. Ook het hof gaat er daarom vanuit.
2. Samengevat gaat het om het volgende.
(2.1) [geïntimeerde] huurt sinds 2017 van Maasdelta de woning aan de [adres] in [woonplaats] (hierna: de woning).
(2.2) [geïntimeerde] veroorzaakt al langere tijd ernstige overlast. Maasdelta heeft op veel manieren geprobeerd om de overlast te stoppen. Dit is niet gelukt. Naast geluidsoverlast is er ook sprake van bedreigingen. Maasdelta is op 18 november 2019 een bodemprocedure begonnen en heeft getuigen laten horen. Maasdelta heeft in de bodemprocedure gevorderd om de huurovereenkomst te ontbinden en [geïntimeerde] te veroordelen de woning te ontruimen.
(2.3) Omdat de overlast bleef doorgaan en volgens Maasdelta zo ernstig werd dat ze niet op de uitspraak in de bodemprocedure kon wachten, is Maasdelta dit kort geding begonnen. In dit kort geding heeft Maasdelta een ordemaatregel gevorderd.

De vordering van Maasdelta en de beslissing van de kantonrechter in kort geding

3. Maasdelta heeft in de kortgedingprocedure bij de kantonrechter, samengevat, als ordemaatregel gevorderd om [geïntimeerde] te verbieden zich te bevinden op de Ververij, althans zich te bevinden binnen een straal van 500 meter van zijn woning, althans zich te bevinden in de woning.
4. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen.

Het hoger beroep

5. Maasdelta vordert vernietiging van deze beslissing. Zij wil dat het hof de gevorderde ordemaatregeling alsnog toewijst. Als deze vordering niet kan worden toegewezen vordert Maasdelta in hoger beroep om in de plaats daarvan [geïntimeerde] te veroordelen om de woning te ontruimen (hierna ook: de subsidiaire vordering). Volgens Maasdelta is de constante stroom van overlast, bedreigingen en incidenten, kortom het wangedrag van [geïntimeerde] leidend tot politie-ingrijpen, te ernstig en hardnekkig om te kunnen wachten op een uitspraak in de bodemprocedure. De ontbinding en ontruiming zal in de bodemprocedure zeker worden toegewezen. Volgens Maasdelta moet er nu een ordemaatregel komen. De belangen van de overige bewoners gaan inmiddels vóór. Er moet worden gezorgd voor een rustige woonomgeving.
6. [geïntimeerde] heeft de gestelde overlast, bedreigingen en incidenten niet betwist. Hij stelt dat Maasdelta van het begin af aan al wist dat hij zich anders gedraagt dan de doorsnee Nederlander. Hij heeft een gedragsafwijking en kan dit gedrag niet veranderen. Volgens [geïntimeerde] valt het allemaal wel mee en is hij niet gevaarlijk. Hij vindt dat de vorderingen van Maasdelta moeten worden afgewezen.

Beoordeling van het hoger beroep

7. Op 2 oktober 2020 heeft de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam vonnis gewezen in de bodemprocedure. [2] In dit vonnis is de huurovereenkomst tussen Maasdelta en [geïntimeerde] ontbonden en is [geïntimeerde] tot ontruiming van de woning veroordeeld. Het hof heeft vervolgens aan partijen gevraagd of het daarom nog nodig was dat het hof uitspraak zal doen in dit kort geding. Beide partijen hebben om een uitspraak gevraagd. Dit heeft te maken met de proceskosten.
8. Het hof oordeelt als volgt. Duidelijk is dat [geïntimeerde] veel overlast heeft veroorzaakt en dat zijn (voormalige) buren bang van hem zijn. Toch vindt het hof dat de kantonrechter de gevorderde ordemaatregel dat [geïntimeerde] zich niet meer op de [straatnaam] mag bevinden, terecht heeft afgewezen. Dat oordeelt het hof omdat zo’n maatregel in feite betekent dat [geïntimeerde] niet meer in of uit zijn eigen huis op de [straatnaam] mag komen, terwijl hij daar wel woont, zijn spullen heeft en zijn hoofdverblijf houdt. Op het moment dat de kantonrechter in kort geding besliste, huurde [geïntimeerde] de woning immers nog steeds en had hij ook huurbescherming. Omdat in deze kortgedingzaak bij de kantonrechter geen ontruiming was gevorderd in afwachting van de te verwachten ontbinding in de bodemprocedure, heeft de kantonrechter niet getoetst (en hoefde hij ook niet te toetsen) of de huurovereenkomst vanwege de mate van overlast naar verwachting in de bodemprocedure zal worden ontbonden (met ontruiming als gevolg). De gevraagde ordemaatregel ging daarom te ver. In ieder geval verder dan een ontruiming in kort geding in de verwachting dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure zal worden ontbonden (en daarom ontruiming moet volgen). Dit betekent dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.
9. Maasdelta heeft in hoger beroep wel subsidiair de ontruiming van de woning gevorderd. Maasdelta heeft geen belang meer bij een beslissing in kort geding over de gevorderde ontruiming. In de bodemprocedure is deze vordering immers al toegewezen. De ontruimingsvordering zal daarom in dit kort geding worden afgewezen.
10. Bij deze beslissing past een veroordeling van Maasdelta in de proceskosten.

Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het bestreden kortgedingvonnis;
- wijst af het in hoger beroep subsidiair gevorderde;
- veroordeelt Maasdelta in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] tot op heden begroot op € 332,- aan griffierecht en € 1074,- aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, G. Dulek-Schermers en H.J.M. Burg en getekend en in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2021 door de rolraadsheer mr. J.E.H.M. Pinckaers in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Overwegingen 2.1 tot en met 2.6