In deze zaak gaat het om een kort geding dat is aangespannen door Stichting Maasdelta Groep (hierna: Maasdelta) tegen een huurder, aangeduid als [geïntimeerde], wegens ernstige overlast die deze huurder veroorzaakt. Maasdelta heeft in eerste aanleg een ordemaatregel gevorderd om [geïntimeerde] te verbieden zich te bevinden op de Ververij en binnen een straal van 500 meter van zijn woning. De kantonrechter heeft deze vordering afgewezen, waarop Maasdelta in hoger beroep is gegaan. Het hof heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst tussen Maasdelta en [geïntimeerde] inmiddels in een bodemprocedure is ontbonden en dat [geïntimeerde] is veroordeeld tot ontruiming van de woning. Het hof oordeelt dat de gevorderde ordemaatregel te ver gaat, omdat het de huurder zou uitsluiten van zijn eigen woning. De kantonrechter had niet de mogelijkheid om de huurovereenkomst te toetsen, omdat er in het kort geding geen ontruiming was gevorderd. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de kantonrechter en wijst de subsidiaire vordering tot ontruiming af, aangezien deze al in de bodemprocedure is toegewezen. Maasdelta wordt veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep.