ECLI:NL:GHDHA:2021:165

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2021
Publicatiedatum
3 februari 2021
Zaaknummer
BK-20/00402 en BK-20/00403
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake navorderingsaanslagen IB/PVV en vergrijpboetes wegens onterecht opgevoerde giften aan een stichting

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2012 en 2013, alsook tegen de opgelegde vergrijpboetes. Belanghebbende had in zijn aangiften giften aan een stichting opgevoerd als aftrekpost. De Inspecteur heeft deze giften aanvankelijk in aftrek toegestaan, maar later teruggenomen met navorderingsaanslagen, na een strafrechtelijk onderzoek naar de stichting waaruit bleek dat giftkwitanties op grote schaal werden verhandeld. Het Hof oordeelt dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende zich bewust was van de onjuistheid van zijn aangiften. De boete van 75% wordt als passend en geboden beschouwd. Het Hof bevestigt de uitspraken op bezwaar van de Inspecteur en vernietigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikkingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-20/00402 en 20/00403

Uitspraak van 19 januari 2021

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigden: […] en […] )
en

de inspecteur van de belastingdienst, kantoor Den Haag, de Inspecteur,

(vertegenwoordigers: […] , […] en […] )
op het hoger beroep van de Inspecteur en het incidenteel hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 5 maart 2020, nrs. SGR 19/4652 en SGR 19/5883.

Loop van het geding

2012 – 20/00402
1.1.1.
Aan belanghebbende is over het jaar 2012 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 66.990 (de navorderingsaanslag 2012). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is € 601 aan belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete opgelegd van € 2.612.
1.1.2.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaren tegen de navorderingsaanslag 2012 en de beschikkingen afgewezen.
2013 – 20/00403
1.2.1.
Aan belanghebbende is over het jaar 2013 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 64.054 (de navorderingsaanslag 2013). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is € 463 aan belastingrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete opgelegd van € 2.480.
1.2.2.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur belanghebbendes bezwaren tegen de navorderingsaanslag 2013 en de beschikkingen afgewezen.
Alle jaren
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. De beslissing van de Rechtbank luidt:
"De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond voor zover gericht tegen de boetbeschikkingen;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar voor zover betrekking hebbend op de boetebeschikkingen;
- herroept de boetebeschikkingen en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde delen van de uitspraken op bezwaar;
- veroordeelt [de Inspecteur] in de proceskosten van [belanghebbende] tot een bedrag van € 1.572;
- draagt [de Inspecteur] op het betaalde griffierecht van in totaal € 94 aan [belanghebbende] te vergoeden."
1.4.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Een afschrift van het proces-verbaal van de zitting bij de Rechtbank is door de griffier van het Hof op 18 mei 2020 verzonden naar partijen. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend en tevens incidenteel hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft gereageerd op het incidenteel hoger beroep. Bij faxbericht van 25 september 2020 heeft belanghebbende een nader stuk ingediend.
1.5.
De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 6 oktober 2020. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

Aanslagregeling 2012
2.1.1. In zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2012 heeft belanghebbende (contante) giften opgevoerd ten bedrage van € 8.000 met daarbij de omschrijving " [stichting] " ( [stichting] ). Belanghebbende heeft de giften aan de [stichting] aangegeven als een gift aan een culturele instelling, waardoor hij recht had op een verhoging van de aftrek van € 1.250. Hiervan is € 7.949, namelijk (maximaal) 10% van het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek, in aftrek gebracht.
2.1.2. Bij brief van 26 maart 2014 heeft de Inspecteur een brief aan belanghebbende gestuurd, met – voor zover van belang de volgende inhoud:
“Giften
U vermeldt in uw aangifte
€ 8.000aan giften die u heeft gedaan aan de culturele instelling "de [stichting] ". Om te kunnen beoordelen of u recht heeft op deze aftrek verzoek ik u mij de originele betalingsbewijzen van deze gedane gift(en) toe te sturen. Heeft u de gift(en) echter contant betaald dan verzoek ik u mij de originele kwitantie(s) te overleggen met een kopie(ën) van uw bankafschrift inzake deze gift(en).”
2.1.3. In reactie op dit verzoek van de Inspecteur heeft belanghebbende een donatieformulier/kwitantie van de [stichting] van € 8.000 verstrekt. De kwitantie met nummer 001371 is gedateerd op 19 juni 2012. Voorts heeft belanghebbende bankafschriften met geldopnames van een bankrekening die op zijn naam staat verstrekt. Uit deze afschriften blijken de volgende opnames in juni 2012: € 70 (20-06), € 25.000 (26-06), € 250 (26-06), € 4.000 (29-06), € 100 (29-06), € 1.150 (29-06).
2.1.4. Met dagtekening 23 mei 2014 heeft de Inspecteur de aanslag IB/PVV voor het jaar 2012 vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 60.291. De Inspecteur heeft de giften aan de [stichting] in aftrek toegelaten maar heeft de toegepaste verhoging van € 1.250 niet in aanmerking genomen, omdat de [stichting] geen culturele status (heeft) (ge)had.
Aanslagregeling 2013
2.2.1. In zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2013 heeft belanghebbende een bedrag van € 7.000 aan (contante) giften in aftrek gebracht met daarbij de omschrijving "Gift volgens ANBI regeling". Na aftrek van de drempel van € 640 resteerde een aftrekbare gift van € 6.360.
2.2.2. Bij brief van 24 juni 2014 heeft de Inspecteur belanghebbende geïnformeerd dat de inhoud van zijn aangifte aanleiding geeft tot nader onderzoek. De brief vermeldt voor zover van belang:
"U ontvangt nog geen belastingaanslag. Dit betekent dat ik ook nog niet weet of u over belastingjaar 2013 een bedrag moet betalen of dat u recht heeft op een teruggaaf. Nadat ik uw belastingaangifte over 2013 heb beoordeeld, ontvangt u hierover bericht.
Bij het vaststellen van de belastingaanslag kan ik afwijken van de gegevens die u heeft verstrekt. Als ik afwijk van uw belastingaangifte ontvangt u hier uiteraard bericht over."
2.2.3. Bij brief van 14 november 2014 heeft de Inspecteur belanghebbende geïnformeerd dat de behandeling van zijn aanslag langer gaat duren onder vermelding dat een aantal gegevens handmatig worden gecontroleerd.
2.2.4. Met dagtekening 25 februari 2015 heeft de Inspecteur de aanslag IB/PVV voor het jaar 2013 opgelegd. De Inspecteur heeft de aanslag vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 57.694, conform de door belanghebbende ingediende aangifte.
(Strafrechtelijke) onderzoeken [stichting]
2.3.1. De Belastingdienst is in 2013 een onderzoek gestart naar de houdbaarheid van de ANBI-status van de [stichting] . Daaruit bleek ten aanzien van het jaar 2012 dat belastingplichtigen gezamenlijk voor ten minste een bedrag van € 3.000.000 aan giften aan de [stichting] in aftrek hadden gebracht terwijl in de jaarstukken van de [stichting] voor dat jaar een bedrag van € 591.210 aan ontvangen giften was verantwoord. Voorts bleek dat de [stichting] in het jaar 2012 meer kwitanties (in totaal 2.500) had uitgeschreven dan in haar administratie was verantwoord (531) en dat de [stichting] in de jaarstukken voor 2013 een bedrag van € 88.564 aan ontvangen donaties had verwerkt terwijl in aangiften IB/PVV van diverse belastingplichtigen in totaal € 3.445.808 aan giften aan de [stichting] was aangegeven. Van dit onderzoek is een rapport opgemaakt dat is gedagtekend 17 mei 2016 (het ANBI-rapport).
2.3.2. Omdat de administratie van de [stichting] ernstige gebreken vertoonde is de ANBI-status van de [stichting] op 6 januari 2014 ingetrokken met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008.
2.3.3. Bij het ANBI-rapport is een verslag gevoegd van een bespreking op 21 februari 2014 bij de Belastingdienst/Rijnmond. Het verslag vermeldt onder meer:
"De kasadministratie vertoont grote gebreken:
(…)
 In 2012 zijn ongeveer 850 donaties geboekt. Ook nummer 2500 (laatste kwitantie is gebruikt). Er ontbreekt dus ongeveer 80%. (…) Volgens (…) heeft hij meermalen aangegeven dat veel niet gebruikte (?) kwitanties zijn zoekgeraakt. (…)
4. Behandeling ontvangen donaties in relatie tot aftrek giften.
(…)
 Voordat verificatie plaatsvindt met de gegevens van [stichting] zullen de giften moeten worden gecheckt met de eigen Informatie van de donateurs. Het is namelijk zeer waarschijnlijk dat:
(…)
- Geconstateerd is eveneens dat een (groot?) aantal donateurs meer giftenaftrek toepassen dan daadwerkelijk is betaald. Dit gebeurt door het "vervalsen" van kwitanties. Zie ook onderzoek door Douane.
(…)
Vragen aan donateurs:-Aantonen dat donatie is gedaan d.m.v. kwitantie.
-Aannemelijk maken dat donatie ook daadwerkelijk KAN worden gedaan (inkomstencheck, vermogen, erfenis, lening).
-Aantonen dat direct voorafgaand aan contante donatie er een bankopname o.i.d. heeft plaats gevonden.
(…)
(…)
Deze bijeenkomst is bedoeld om een mogelijk landelijke aanpak van de giftenaftrek te bespreken. Over de mogelijkheden, plan van aanpak, coördinatie, en dergelijke.
In een volgend overleg zullen tevens de gevolgen voor de LH (vrijwilligers, eten, autokosten), de OB (vrijstellingen, doorberekende kosten), IB (beloningen bestuurders) en VPB (belastingplicht [stichting] en VA) worden besproken en toegelicht.
Het verslag van ANBI-onderzoek zal dan definitief zijn. (…)."
2.3.4. In januari 2015 is de FIOD gestart met strafrechtelijke onderzoeken naar het gebruik van valse giftkwitanties bij drie andere ANBI-instellingen dan de [stichting] ( [FIOD-onderzoek 1] en [FIOD-onderzoek 2] ). Uit die onderzoeken bleek dat diverse belastingplichtigen die giften aan voormelde instanties in de aangiften hadden opgenomen ook giften aan de [stichting] hadden opgenomen in hun aangiften.
2.4.1. Voormelde bevindingen (2.3.1 en 2.3.4) zijn aanleiding geweest voor de FIOD om op 17 september 2015 een strafrechtelijk onderzoek te starten naar de [stichting] en haar bestuurders in verband met het opmaken van valse giftkwitanties en/of donatieverklaringen van de [stichting] en het gebruik hiervan bij het doen van aangiften IB/PVV ( [FIOD-onderzoek 3] ).
2.4.2. De bevindingen uit het strafrechtelijk onderzoek [FIOD-onderzoek 3] zijn door de FIOD opgenomen in een proces-verbaal, met dossiernummer 57425. De Officier van Justitie heeft op 16 maart 2017 toestemming verleend de bevindingen uit het FIOD-onderzoek te gebruiken voor fiscale doeleinden. De resultaten van het onderzoek zijn op 23 april 2018 ter beschikking gesteld aan de Belastingdienst/kantoor Den Haag. Het (geanonimiseerde) proces-verbaal met bijlagen is door de Inspecteur verstrekt op een CD-rom (het FIOD-rapport).
2.4.3. Belanghebbende is in voormeld onderzoek niet als verdachte aangemerkt noch is hij als getuige verhoord.
2.5.1. Het FIOD-rapport bevat een proces-verbaal van verhoor van een getuige, zijnde een medewerker bij de Belastingdienst belast met toezicht binnen en buiten ANBI (blz. 1955) e.v. Het proces-verbaal vermeldt voor zover van belang:
"Vraag: Wat is voor jou aanleiding geweest om een boekenonderzoek bij de [ [stichting] ] in te stellen?
Antwoord:
Ik kreeg signalen van Kantoor [woonplaats] /Rijnmond dat mogelijk sprake zou zijn van valselijk opgemaakte kwitanties. Op 22 november 2012 heb ik voor het eerst een e-mail gekregen van […] van Belastingdienst Rijnmond waarin wordt aangegeven dat er mogelijk sprake is van gebruik van valse kwitanties op naam van de [ [stichting] ]. (…) Aan de hand hiervan ben ik een onderzoek gestart naar de ANBI status van de [stichting] . Bij deze e-mail waren tevens foto's bijgevoegd van vermoedelijk valse kwitanties en donatieformulieren. Dit waren donatieformulieren afgegeven door de [stichting] aan […] op diens verzoek omdat […] het vermoeden had dat deze formulieren waren aangepast."
2.5.2. Het FIOD-rapport vermeldt met betrekking tot het onderzoek naar de ANBI-status van de [stichting] voorts (blz. 4480):

"3.2 Onderzoek Belastingdienst

Bij de Belastingdienst is naar voren gekomen dat belastingplichtigen giftenaftrek vroegen terwijl er op de overgelegde kwitanties was aangegeven dat het een studie of zelfs aankoop grond betrof. Daarnaast werd er veel geknoei in de bewijsstukken gezien. Zo is uit een onderzoek door de Douane naar voren gekomen dat van een op naam van de [stichting] overgelegde kwitantie is vastgesteld dat deze is gemanipuleerd. OP de kwitantie met datum 24-10-2004 is gezien dat de datum is gewijzigd in 24-10-2009.
3.2.1.
Boekenonderzoek [ [stichting] ]
Naar aanleiding van bovengenoemde signalen heeft het ANBI-team van de Belastingdienst kantoor Eindhoven een onderzoek ingesteld bij de [stichting] , teneinde te kunnen beoordelen of en in hoeverre de [stichting] voldeed aan de voorwaarden die worden gesteld aan Algemeen Nut Beogende Instellingen."
2.6.
In het FIOD-rapport zijn proces-verbalen van verhoor van verdachten opgenomen uit de strafrechtelijke onderzoeken [FIOD-onderzoek 1] en [FIOD-onderzoek 2] . De verdachten hebben onder andere verklaringen afgelegd over de handel in giftkwitanties bij de [stichting] .
2.6.1.
Het FIOD-rapport bevat een "proces-verbaal van verhoor verdachte" uit het onderzoek [FIOD-onderzoek 1] (blz. 2040 e.v.) De verdachte heeft, onder meer verklaard:
"[…] is belastingadviseur en hij werkt samen met de [stichting] met betrekking tot het kopen van kwitanties. Hij koopt de kwitanties in voor 10% en verkoopt ze voor 12 tot 15% aan zijn klanten zodat zij dit kunnen aftrekken van de belasting."
2.6.2.
Het FIOD-rapport bevat een "proces-verbaal van verhoor verdachte" uit het onderzoek [FIOD-onderzoek 2] (blz. 2140 e.v.) De verdachte heeft, onder meer verklaard:
"Ik ga u alles vertellen in 2011, 2012 en 2013 heb ik kwitanties gekocht bij [stichting] . Dit was niet voor 10% maar voor 15% of zelfs 20% procent weet ik niet meer zeker. Het zijn allemaal oplichters van die stichtingen. Ze stoppen alles in de eigen zak en melden niets aan de Belastingdienst. In 2011 heb ik geld betaald aan [de bestuurder/directeur] van de [stichting] . In 2012 en 2013 heb ik geld betaald aan [de penningmeester] van de [stichting] . De door mij overgelegde kwitanties over het jaar 2013 van de [stichting] heb ik van die [penningmeester] gekregen. Dit geld heb ik op de [adres] in [woonplaats] betaald. De kwitanties heeft [de penningmeester] mij op het adres aan de [adres] waar de [stichting] is gevestigd gegeven."
2.6.3.
Het FIOD-rapport bevat een "proces-verbaal van verhoor verdachte" uit het onderzoek [FIOD-onderzoek 3] (blz. 1900 e.v.) Het proces-verbaal vermeldt, voor zover van belang:
"
Opmerking verbalisanten:Uit onderzoek is naar voren gekomen dat uw aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2013 zijn ingediend vanaf het IP-adres van de [stichting] .
Vraag verbalisanten:Wie heeft uw aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2013 ingevuld en ingediend bij de Belastingdienst?
Antwoord gehoorde:
"Omdat ik slecht Nederlands spreek, ben ik door diverse mensen geadviseerd om naar de [stichting] te gaan. Ik ging naar de [stichting] om mijn aangiften in te laten vullen.
(…)
Vraag verbalisanten:Wie heeft de aangifte Inkomstenbelasting 2011 op uw naam bij de Belastingdienst ingevuld en ingediend?
Antwoord gehoorde:
"Ik ben eerlijk, maar toen ik daar kwam waren het elke keer andere mensen. Er waren allemaal kleine hokjes en daar werd het ingevuld. Ik ben daar gewoon naartoe gegaan, maar ik ken daar helemaal niemand. Ik kan dus niet zeggen wie dat voor mij ingevuld heeft. Op de dag dat ik mijn aangifte liet invullen, kreeg ik de twee kwitanties die ik u zojuist heb overhandigd. De data op de kwitanties hebben zij van de [stichting] erop gezet. Ik heb in ieder geval niet op die data betaald. Ik heb in één keer € 300 of zo betaald. Ik weet niet meer precies hoeveel ik heb betaald maar ik dacht iets van 12 of 15% van € 2.500. Ik heb mijn DigiD code en wachtwoord aan de medewerker van de [stichting] gegeven en die heeft vervolgens mijn aangifte ingediend. Dat ging elk jaar zo."
(…)
Vraag verbalisanten:In uw aangifte inkomstenbelasting 2012 staat in het onderdeel 'giften' een bedrag van € 2.500. Wat kunt u hierover verklaren?
Antwoord gehoorde:
"Daarvoor geldt hetzelfde als het jaar 2011. Ik denk dat ik daar ook ongeveer € 300 voor betaald heb."
(…)
Opmerking verbalisanten:Op de kwitanties over 2012 staan de data 10-03-2012 en 15112012. Uw aangifte inkomstenbelasting 2012 is gedaan op 9 maart 2013.
Vraag verbalisanten:Heeft u de kwitanties op dezelfde dag dat uw aangifte is gedaan, ontvangen?
Antwoord gehoorde:
"Ja."
(…)
Vraag verbalisanten:In uw aangifte inkomstenbelasting 2013 staat in het onderdeel ‘giften’ een bedrag van € 2.500. Wat kunt u hierover verklaren?
Antwoord gehoorde:
“Ook hier heb ik maar € 300 of € 350 voor betaald."
Opmerking verbalisanten:Op de kwitanties over 2013 staan de data 23-02-2013 en 24052013. Uw aangifte inkomstenbelasting 2013 is gedaan op 26 februari 2014.
Vraag verbalisanten:Heeft u de kwitanties op dezelfde dag dat uw aangifte is gedaan, ontvangen?
Antwoord gehoorde:
"Ja."
2.7.
Het FIOD-rapport bevat een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar van de FIOD betreffende "aangetroffen belastingaangiften en correspondentie op de PC van de [stichting] " (blz. 930 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt onder meer:

"Resumé

Op grond van de volgende feiten en omstandigheden, te weten dat:
(…)
 […] zijn aangifte inkomstenbelasting 2013 voor € 50 in heeft laten vullen door/bij de [stichting] ;
 In de aangifte inkomstenbelasting 2013 op naam van […] een gift is opgenomen van € 3.000;
 […] € 300, ofwel 10%, heeft betaald voor de giftkwitantie, wat overeenkomt met de verklaring van [de penningmeester];
 De aangifte inkomstenbelasting 2013 op naam van […] vermoedelijk opzettelijk onjuist is ingediend;
 De aangifte inkomstenbelasting 2014 op naam van […] die bij de Belastingdienst is ingediend, is verzonden vanaf één van de computers van de [stichting] ;
 In de aangifte inkomstenbelasting 2014 op naam van […] een gift is opgenomen van €1.000;
 […] € 100, ofwel 10%, heeft betaald voor de giftkwitantie, wat overeenkomt met de verklaring van [de penningmeester];
 De kwitantie op naam van […] met nummer [xxx] gelet op de verklaring van [de penningmeester] vermoedelijk valselijk is opgemaakt;
 De aangifte inkomstenbelasting 2014 op naam van […] vermoedelijk opzettelijk onjuist is gedaan,
is bij mij het vermoeden ontstaan dat de [stichting] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van, dan wel medeplichtigheid aan het opzettelijk onjuist doen van aangiften inkomstenbelasting op naam van derden."
2.8.
Het FIOD-rapport bevat een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar van de FIOD betreffende "onderzoek in administratie [stichting] " (blz. 747 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt onder meer:
"In verband met dit onderzoek heeft op 13 december 2016 een doorzoeking plaatsgevonden op het adres van de [stichting] , waarbij diverse administratie in beslag is genomen. Ik heb verhuisdoos 1 met boekingsnummer C.22.02.01 van object C van totaal 21 dozen nader onderzocht.
(…)

Resumé

 De [stichting] neemt niet alle door hun afgegeven donatieformulieren en/of bewijzen van donaties naar aanleiding van contante stortingen op in het kasboek van de [stichting] .
 Meerdere malen wordt slechts het bedrag of een gedeelte van het bedrag wat vermeld staat op 1 donatieformulier of op het bewijs van donatie opgenomen in het kasboek van de [stichting] ;
 Uit onderstaande tabel is op te maken dat ongeveer 22% procent van de afgegeven donatieformulieren en/of bewijzen van donaties verantwoord is in het kasboek van de [stichting] ;
 (…)"
2.9.
Het FIOD-rapport bevat een op 16 april 2015 bij de FIOD binnengekomen anonieme melding, met nummer 35.04946 (blz. 4180) met de volgende mededeling:
"Belastingfraude door […]. Het gaat om giften/donaties aan de [stichting] te [woonplaats] . De ontvangstbewijzen die ontvangen zijn van de [stichting] zijn meermalen vervalst en gebruikt voor meerdere personen om belastingteruggaaf aan te vrahen (lees: vragen, hof) (alsof zij deze giften/bedragen ook hebben betaald)"
2.10.
Het FIOD-rapport bevat een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar van de FIOD betreffende "Vergelijking opbrengst donaties Stichting [stichting] " (blz. 469 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt onder meer:
"
Ontvangst Excelbestand en kwitanties [stichting]
(…)
De Belastingdienst heeft, onder andere over het jaar 2014, diverse kwitanties op naam van de Stichting [stichting] en een Excelbestand aan de FIOD ter beschikking gesteld.
(…)
Uit onderzoek in het Excelbestand is naar voren gekomen dat er op naam van de [stichting] in de periode 1 januari 2014 tot en met 6 januari 2014 in totaal 232 kwitanties zijn uitgeschreven, die een gezamenlijke waarde van € 564.820 vertegenwoordigen.

Vergelijking donaties 2014 met voorliggende Jaren

Ik heb het aantal boekingen, dat over de jaren 2008 tot en met 2013 in de periode 1 januari tot en met 6 januari in de administratie van de Stichting [stichting] is gedaan, vergeleken met het aantal kwitanties, dat in dezelfde periode in 2014 is uitgeschreven.
Ik zag daarbij dat het aantal boekingen in de administratie over de jaren 2008 tot en met 2013 sterk afwijkt van het aantal kwitanties, dat in 2014 is uitgeschreven. Zie onderstaande tabel.
Jaar
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Data van de boekingen
1, 4 en 5 januari
5 en 6 januari
2, 3 en 5 januari
1, 3,4 en 5 januari
4 en 6 januari
1 t/m 6 januari
Aantal boekingen
7
5
3
13
6
232
Bedrag boekingen
€ 9.300
€ 5.450
€ 3.450
€ 13.900
€ 5.250
€ 0
€ 564.820"
2.11.1.
Tijdens het strafrechtelijk onderzoek [FIOD-onderzoek 3] zijn diverse telefoons in beslag genomen. Het FIOD-rapport (blz. 34) vermeldt hierover, onder meer:
"In diverse telefoons die bij de doorzoeking van de woning van [de penningmeester] in beslag werden genomen zijn tekstberichten aangetroffen waarin wordt gesproken over het aankopen van kwitanties en het percentage wat daarvoor moet worden betaald. Ook zijn er berichten aangetroffen waaruit kan worden opgemaakt dat anderen de kwitanties namens belastingplichtigen aankopen."
2.11.2.
Het FIOD-rapport bevat (de vertaling van) de tekstberichten die op de in beslag genomen telefoons zijn gevonden. Het FIOD-rapport bevat onder andere een vertaling van de volgende sms-berichten (blz. 4259, 4261 en 4262):
"*
Folder
Party
Time
(…)
(…)
Message
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
32
Inbox
From
[…]
20-3-2014
21:34:43(…)
Read
Hallo […] Je zou een bon opstellen voor […]. Ik heb de datums genoteerd van de gelden die ik van de bank heb opgenomen. Zou je het na vrijdag kunnen regelen als ik morgen even langskom?
7500 opname op 11.10.2013
1000 opname op 30.09.2013
500 opname op 29.09.2013
2000 opname op 18.12.2013
1000 opname op 17.06.2013
1000 opname op 16.07.2013
1000 opname op 25.07.2013
1000 opname op 30.09.2013
500 opname op 02.10.2013
(…)
33
Sent
To
[...]
20-3-2014
21:35:48 (…)
Sent
Hallo broer, is goed. Ik heb het gereed. Zou je mij je adres en het totaalbedrag van wat je wilt willen doorgeven?
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
(…)
54
Inbox
From
[...]
4-7-2014
22:26:10 (…)
Read
Hallo meneer
24-03-2013 800 euro
23-04-2013 1000 euro
10-06-2013 700 euro
(…)
55
Sent
To
[...]
4-7-2014
22.:27:19
Sent
Hallo hoca, Dankjewel. U kunt het morgenavond op komen halen. Gegroet
(…)"
2.12.
Het FIOD-rapport bevat een "TCI proces-verbaal" van het Team Criminele Inlichtingen (blz. 504 e.v.). Het proces-verbaal vermeldt, onder meer:
"Bij het Team Criminele Inlichtingen van de Belastingdienst/FIOD is in de maand maart 2016 via één informant de navolgende Informatie binnengekomen:
'De leiding van de [ [stichting] ] is op de hoogte van de belastingfraude door middel van de verkoop van valse giftenkwitanties op haar naam. Vals opgemaakte stukken worden ondertekend en gestempeld door […]. Nu de [stichting] geen ANBI meer is, worden andere stichtingen gebruikt voor deze fraude"
2.13.1.
Het FIOD-rapport bevat een handgeschreven kasadministratie, aangeduid als DOC480 (blz. 3614 e.v.). Dit kasboek bevat de contante inkomsten en uitgaven in de periode van 1 december 2013 tot en met 31 december 2016.
Het FIOD-rapport bevat voorts een overzicht van de door de [stichting] uitgeschreven kwitanties voor het jaar 2013, aangeduid als DOC-433 (blz. 3399 e.v.).
2.13.2.
De penningmeester heeft over voormelde administratie en voormeld overzicht onder meer verklaard:
a. FIOD-rapport, blz. 1518-1526:
"Ik had zelf een administratie ontwikkeld in excel. Pas toen wij een ANBI controle kregen zijn wij de administratie gaan ontwikkelen. In 2012 als er dan iemand kwam voor een of meerdere kwitanties dan werd deze door mij uitgeschreven en schriftelijk geboekt in een doorschrijf kasboek. Ik boekte dan het bedrag dat wij daadwerkelijk ontvingen. Dus voor een kwitantie van € 1.000 boekte ik een ontvangst van € 100. (…) Later werd door mij het daadwerkelijke bedrag op de kwitantie geboekt. Ik maakte hiervoor een excel bestand aan dat op de computer stond van de [stichting] in dit bestand zette ik het bedrag van de kwitantie, zodat ik kon bijhouden wat er gebeurd was voor als de mensen kwamen voor onder andere donatieverklaringen. (…)"
b. FIOD-rapport, blz. 1535:
"
Opmerking verbalisanten:
Wij tonen u een Excel bestand welke is gerelateerd aan donatiekwitanties die door de [stichting] aan derden zijn verstrekt. In het Excel bestand zijn de kwitantienummers, datum van afgifte, naam donateur en het gedoneerde bedrag opgenomen. (Het Excelbestand wordt onder DOC-511 opgenomen in het dossier)
Vraag verbalisanten:Kunt u aan de hand van dit overzicht aangeven of de geldbedragen vermeld op de bijbehorende kwitanties, in combinatie met de vermelde persoonsnamen, daadwerkelijk zijn gedoneerd aan de [stichting] ?
Antwoord gehoorde:
"Van de lijsten die u mij nu laat zien met de namen en bedragen kan ik zeggen, dat niemand hierop deze lijst dat bedragen echt daadwerkelijk aan de [stichting] betaald heeft zij hebben van deze bedragen slechts 10% of 12% betaald zoals ik eerder heb verklaard. Ik heb al eerder gezegd dat er slechts een handjevol mensen is die daadwerkelijk het volledige bedrag heeft betaald maar dat betreffen bedragen van maximaal 300 of 400 euro. Als er in het kasboek kleine bedragen opgenomen zijn en daar staan soms geen kwitanties tegenover, dan is dat omdat deze mensen dit ook niet in aftrek wilden nemen bij de belastingdienst."
c. FIOD-rapport, blz. 1557:
"
Vraag verbalisanten:Op 6 januari 2014 is de ANBI status van de [stichting] ingetrokken. Er zijn meerdere kwitanties aangetroffen die zijn voorzien van een datum gelegen in de periode 1 tot en met 6 januari 2014. Zijn al deze kwitanties valselijk opgemaakt?
Antwoord gehoorde:
"Niet allemaal, er zijn ook donaties die echt zijn gedaan. Ik kan mij nu niet herinneren wie dat zijn geweest. Ik heb het dan over de kwitanties vanaf 2012 die onder de € 500 zijn, alles wat daarboven is, is vals. Dit geld voor alle kwitanties die u heeft aangetroffen. Jullie kunnen uit de kasboeken uitvissen welke bedragen echt zijn gedoneerd. Dat boek klopt namelijk wel."
2.13.3.
Het FIOD-rapport vermeldt onder meer nog het volgende over de administratie bij de [stichting] (blz. 33):
"Naast de vermoedelijk achteraf opgestelde donatieoverzichten zijn over de periode
(…) december 2013 tot en met december 2016 handgeschreven kasboeken bijgehouden. Het vermoeden bestaat dat in dat kasboek de juiste bedragen zijn vermeld. De gegevens van dit kasboek zijn ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek in een Excel-bestand verwerkt en digitaal bij het dossier gevoegd. In deze kasboeken staan inkomsten en uitgaven vermeld.
(…) Bij onderzoek van de inkomsten die zijn vermeld in de kasboeken is vastgesteld dat over de periode december 2013 tot en met december 2016 totaal 1.192 mutaties zijn opgenomen met de omschrijving 'donatie'. Het totaalbedrag van deze 1.192 donaties is € 489.087,70. Het is opvallend dat het grootste deel van deze donaties kleiner is dan € 500."
2.14.
In eerste aanleg heeft de Inspecteur drie (geanonimiseerde) verslagen van hoorgesprekken met belastingplichtigen overgelegd (bijlage 32). De verslagen bevatten verklaringen van de belastingplichtigen over (hun deelname aan) de handel in giftkwitanties bij de [stichting] .
2.14.1.
Het "verslag van het horen op vrijdag 13 juni [juli;
Hof] 2018" vermeldt, onder meer:
"6. Het volgende is tijdens het gesprek besproken:
(…)
4. (…) Hij vertelt dat hij één keer per week naar toespraken op de [stichting] ging. Na afloop van de toespraak werd aan de toehoorders vertelt dat zij de [stichting] konden helpen. In ruil voor deze donaties werd er een hoger bedrag op de kwitantie geschreven. Wanneer er een bedrag van € 300 werd betaald, werd er op de kwitantie € 3.000 vermeld. (…)"
2.14.2.
Het "verslag van het horen op donderdag 9 augustus 2018" vermeldt, onder meer:
"6. Het volgende is tijdens het gesprek besproken:
(…)
3. (…) Voor de aankoop van zijn woning is hij in contact gekomen met Advieskantoor […] via iemand genaamd […] (…) Ze waren behulpzaam en gaven goede adviezen. De heer […] hielp hem met zijn hypotheek en […] hielp hem met het indienen van zijn aangifte inkomstenbelasting 2013. Bij het indienen van de aangifte kreeg hij van […] het advies om te doneren aan de [stichting] .
De [belastingplichtige] deelde hen mee dat hij daarvoor geen financiële middelen had. […] deelde hem daarop mee dat het ook anders kon, namelijk eerst het bedrag in aftrek brengen in de aangifte, afhankelijk van de teruggaaf zou dan een bedrag aan de [stichting] worden gedoneerd. De kwitantie hiervoor zou dan achteraf geregeld worden (…)."
Navorderingsaanslagen 2012 en 2013
2.15.1.
Bij brief van 28 september 2017 heeft de Inspecteur belanghebbende verzocht om nadere informatie ten aanzien van de voor het jaar 2013 opgevoerde giften. Naar aanleiding van dat verzoek heeft belanghebbende een kwitantie van de [stichting] van € 7.000 verstrekt. De kwitantie met nummer 001158 is gedateerd op 14 juli 2013.
2.15.2.
Verder heeft belanghebbende bankafschriften met geldopnames van een bankrekening die op zijn naam staat verstrekt. Uit deze afschriften blijken de volgende opnames in juni en juli 2013: € 70 (20-06) € 50 (25-06) € 100 (26-06), € 150 (28-06), € 4.000 (12-07) en € 4.000 (13-07).
2.16.1.
Bij brieven van 26 oktober 2017 heeft de Inspecteur aan belanghebbende medegedeeld dat hij over de jaren 2012 en 2013 navorderingsaanslagen IB/PVV zal opleggen waarbij de giftenaftrek ter zake van de [stichting] wordt gecorrigeerd. Verder heeft de Inspecteur te kennen gegeven dat hij voornemens is vergrijpboetes op te leggen als bedoeld in artikel 67e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). De hoogte van de boetes is voor beide jaren vastgesteld op 75% van de nagevorderde belasting.
2.16.2.
Met dagtekening 2 december 2017 zijn de navorderingsaanslagen 2012 en 2013 opgelegd en zijn gelijktijdig de boetebeschikkingen met vergrijpboetes van 75% en de beschikkingen belastingrente vastgesteld.
2.17.
In eerste aanleg heeft de Inspecteur (een deel van ) bladzijde 3745 van het FIOD-rapport gevoegd (bijlage 37). Deze bladzijde betreft de onder 2.12.1 genoemde handgeschreven kasadministratie en vermeldt een bedrag van € 1.100 met omschrijving "Donatie [belanghebbende] en datum 16 februari 2014.
2.18.
De Inspecteur heeft een tweetal uitdraaien "Details inkomstenverhouding" overgelegd. Daaruit volgt dat belanghebbende in 2012 een bruto-loon heeft ontvangen van € 74.698 en in 2013 een bruto-loon van € 71.972.

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft overwogen:
"Ontvankelijkheid beroep SGR 19/5883
15. De uitspraak op bezwaar inzake de navorderingsaanslag 2013 is gedagtekend 7 juni 2019. Het beroepschrift is op 10 september 2019, te laat, ingediend. [Belanghebbende] stelt dat hij op 9 augustus 2019 via e-mail heeft geïnformeerd of het klopt dat hij voor het jaar 2013 nog geen uitspraak heeft ontvangen. In reactie hierop heeft [de Inspecteur] op 9 augustus 2019 laten weten dat reeds op 7 juni 2019 uitspraak is gedaan en een kopie van die uitspraak aan [belanghebbende] verstrekt. [De Inspecteur] heeft aan de rechtbank stukken toegestuurd waaruit blijkt dat de uitspraak op bezwaar is opgemaakt. Met deze stukken heeft hij echter de verzending van de uitspraak op bezwaar niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de uitspraak op bezwaar pas op 9 augustus 2019 is verzonden. Aangezien [belanghebbende] binnen 6 weken gerekend vanaf die datum beroep heeft ingesteld, is het beroep ontvankelijk.
Nieuw feit
16. Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat een aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld, kan ingevolge artikel 16, eerste lid, eerste volzin, van de Awr de inspecteur de te weinig geheven belasting navorderen. Op grond van artikel 16, eerste lid, tweede volzin, van de Awr kan een feit, dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, geen grond voor navordering opleveren, behoudens in de gevallen waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is. [Belanghebbende] stelt dat [de Inspecteur] reeds in februari 2014 op de hoogte was van de onregelmatigheden bij de [stichting] en dat hij daarom ten tijde van het opleggen van de navorderingsaanslagen niet beschikte over een nieuw feit als bedoeld in artikel 16 van de Awr. [Belanghebbende] wijst in dit kader op het onder 5 genoemde verslag.
17. De bewijslast dat sprake is van een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt, rust op [de Inspecteur]. Op grond van vaste rechtspraak is [de Inspecteur] niet gehouden onderzoek te doen naar de juistheid van een ingediende aangifte indien voor de daarin opgenomen posten een redelijke verklaring mogelijk is. [De Inspecteur] mag er in dergelijke gevallen van uitgaan dat de belastingplichtige zijn aangifte, juist, volledig en zonder voorbehoud heeft ingevuld. Op grond van de door [belanghebbende] voor het jaar 2012 overgelegde stukken heeft [de Inspecteur] op dat moment niet hoeven te betwijfelen of de giften daadwerkelijk waren gedaan en dat deze voor aftrek in aanmerking kwamen. Niet gebleken is dat er voor [de Inspecteur] voor het jaar 2013 reden was niet uit te gaan van de juistheid van de aangifte.
18. Dat uit het verslag volgt dat [de Inspecteur] wist dat sprake was van onregelmatigheden bij de [stichting] leidt niet tot een ander oordeel. Uit het ANBI-rapport en het verslag blijkt namelijk dat er op dat moment nog slechts van werd uitgegaan dat er kwitanties voor het jaar 2012 waren verdwenen en dat die wellicht zouden zijn gebruikt om ten onrechte giften af te trekken zonder dat sprake was van daadwerkelijke betalingen. Om die reden wordt (voor kwitanties uit 2012) geadviseerd dan wel afgesproken te beoordelen of de giften konden worden gedaan gezien de inkomens/vermogenspositie van de betrokkene en of er met de kwitanties corresponderende contante geldopnames waren. Dat door de penningmeester van de [stichting] op grote schaal werd gehandeld in kwitanties, dat de informatie in de digitale bestanden van de [stichting] niet zonder meer juist is en dat de onregelmatigheden zich niet beperkten tot de voor het jaar 2012 zoekgeraakte kwitanties en ook om andere redenen getwijfeld kon worden aan de juistheid van de kwitanties, was op dat moment nog niet bekend. Dit is pas gebleken uit het onderzoek waartoe op 17 september 2015, dus ruim na het opleggen van de aanslagen, werd besloten. Dat betekent dat sprake is van een nieuw feit als bedoeld in artikel 16, tweede lid van de Awr en dat [de Inspecteur] de navorderingsaanslagen heeft mogen opleggen.
Giftenaftrek
19. De bewijslast dat sprake is van aftrekbare giften rust op [belanghebbende]. Bij contante giften moet een belastingplichtige - zoals [de Inspecteur] terecht heeft gesteld - met schriftelijke bescheiden aantonen dat de door hem gestelde giften daadwerkelijk zijn gedaan, dat wil zeggen aan de [stichting] ten goede zijn gekomen. [Belanghebbende] wijst daartoe op de door hem overgelegde kwitanties en bankafschriften. Gezien de verklaringen van de penningmeester van de [stichting] die worden bevestigd door verklaringen van anderen, kan aan de kwitanties op zichzelf onvoldoende bewijskracht worden toegekend. Weliswaar staat niet onomstotelijk vast dat ook in het geval van [belanghebbende] sprake is van onjuiste kwitanties, maar evenmin kan met zekerheid worden gesteld dat de kwitanties in overeenstemming zijn met wat hij daadwerkelijk aan de [stichting] heeft geschonken. [Belanghebbende] wijst ter onderbouwing van de kwitantie voor het jaar 2012 op het door hem overgelegde bankafschrift met daarop een bankopname van € 25.000 op 26 juni 2012. De kwitantie heeft als dagtekening 19 juni 2012 zodat de schenking van € 8.000 heeft plaatsgevonden vóór die bankopname. Die bankopname kan dan ook niet ten grondslag hebben gelegen aan de gestelde gift. De verklaring ter zitting dat [belanghebbende] op 19 juni 2012 een toezegging heeft gedaan en het bedrag later heeft betaald, maakt dit niet anders. Dat vergroot eerder de twijfels aan de juistheid van de kwitantie.
20. Ter onderbouwing van de kwitantie voor het jaar 2013 wijst [belanghebbende] op het overlegde bankafschrift en stelt hij dat de contante opnames op 12 en 13 juli 2013 van in totaal € 8.000 corresponderen met de kwitantie van 14 juli 2013. [De Inspecteur] betwist deze stelling van [belanghebbende] en wijst hiertoe op het FIOD-PV (pagina’s 4258 tot en met 4269) waarin SMS berichten tussen derden en de penningmeester van de [stichting] zijn weergegeven. Uit deze berichten ontstaat het beeld van een werkwijze waarbij achteraf de hoogte van de schenking en de datum van de schenking op de kwitantie met de penningmeester werden afgestemd aan de hand van bankafschriften waarop reeds contante opnames zijn vermeld. Niet kan worden uitgesloten dat ook in het geval van [belanghebbende] dit is gebeurd, [de Inspecteur] heeft dan ook voorbij kunnen en mogen gaan aan de bankafschriften. Nu [belanghebbende] geen ander bewijs heeft overgelegd, heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat de door hem overgelegde kwitantie wel voldoende betrouwbaar is.
21. Gezien het voorgaande is [belanghebbende] niet geslaagd in het bewijs dat hij de giften heeft gedaan. [De Inspecteur] heeft dan ook op goede gronden de giften gecorrigeerd en de navorderingsaanslagen opgelegd.
Vergrijpboetes
22. Op grond van artikel 67e, eerste lid, van de Awr kan de inspecteur een boete opleggen van ten hoogste 100 percent indien het aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige is te wijten dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld.
23. Op [de Inspecteur] rust de bewijslast dat het beboetbare feit zich heeft voorgedaan. Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat [belanghebbende] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de door hem in zijn aangifte afgetrokken giften en dat de aanslag daardoor tot een te laag bedrag is vastgesteld. Ter onderbouwing van zijn stelling dat dit te wijten is aan opzet dan wel grove schuld van [belanghebbende] maakt [de Inspecteur] gebruik van bewijsvermoedens die hij baseert op de verklaringen van de penningmeester van de [stichting] , de verklaringen van getuigen en verdachten die betrokken zijn in het onderzoek van de [stichting] en verklaringen die andere belastingplichtigen hebben afgelegd tijdens diverse hoorgesprekken. Verder wijst [de Inspecteur] op de handgeschreven kasadministratie van de [stichting] over de periode 1 december 2013 tot en met 31 december 2016. Daarin komt een betaling voor van € 1.100 ten laste van [belanghebbende] op 16 februari 2014. Het gegeven dat rond de datum van indiening van de aangifte van een eerder jaar een betaling van 10% tot 12% van het kwitantiebedrag in de kasadministratie wordt aangetroffen, is een dikwijls terugkerend fenomeen en een bewijs van de stelselmatige frauduleuze aanpak, aldus [de Inspecteur].
24. Op zichzelf mag verweerder gebruik maken van bewijsvermoedens, maar die vermoedens moeten wel redelijkerwijs voortvloeien uit de aanwezige bewijsmiddelen (ECLI:NL:HR:2011:BN6350). Daarvan is in dit geval geen sprake omdat het bewijsvermoeden slechts is gebaseerd op verklaringen van derden over wat kennelijk een gebruikelijke werkwijze was binnen de [stichting] . Uit die verklaringen kan weliswaar worden geconcludeerd dat in veel gevallen sprake was van kwitanties die niet in overeenstemming zijn met de bedragen die daadwerkelijk aan de [stichting] zijn geschonken, maar dat betekent niet dat reeds daarom in alle gevallen en dus ook in het geval van [belanghebbende] sprake is van onjuiste kwitanties en daarmee van het opzettelijk dan wel grofschuldig te weinig betalen van belasting. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat niet kan worden uitgesloten dat de frauduleuze handelingen van de penningmeester verder strekten dan waarover hij heeft verklaard. Niet kan worden uitgesloten bijvoorbeeld, dat de penningmeester een deel van de bedragen die door donateurs werden geschonken en waarvoor kwitanties zijn uitgereikt in eigen zak heeft gestoken. Onder die omstandigheden zou het accepteren van de bewijsvermoedens betekenen dat de bewijslast feitelijk ook voor de boeteoplegging op [belanghebbende] komt te rusten. De betaling van € 1.100 waar [de Inspecteur] naar verwijst past niet in het door [de Inspecteur] geschetste patroon van betalingen die 10-12% van de gift bedragen, aangezien het hier 16% betreft van het bedrag dat [belanghebbende] in de aangifte IB/PVV 2013 als gift heeft afgetrokken. Verder was de aangifte IB/PVV 2013 van [belanghebbende] al vijf dagen voor de betaling op 16 februari 2014 ingediend. Het kan ook niet worden uitgesloten dat het bedrag van € 1.100 een gift betreft voor het jaar 2014. [De Inspecteur] is dan ook niet geslaagd in het bewijs dat het aan opzet of grove schuld van [belanghebbende] is te wijten dat te weinig belasting is geheven.
Rentebeschikkingen
25. [Belanghebbende] heeft geen afzonderlijke gronden aangevoerd tegen de rentebeschikkingen. Niet gebleken is dat de rente in strijd met de wettelijke bepalingen is berekend.
26. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dienen de beroepen voor wat betreft de boetebeschikkingen gegrond te worden verklaard en voor het overige ongegrond.
Proceskosten
27. De rechtbank veroordeelt [de Inspecteur] in de door [belanghebbende] gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.572 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 261, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525 en een wegingsfactor 1)."

Omschrijving geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

4.1.
In geschil is of de navorderingsaanslagen 2012 en 2013 en de vergrijpboetes terecht zijn opgelegd. De Inspecteur beantwoordt deze vragen bevestigend, belanghebbende ontkennend.
4.2.
De Inspecteur concludeert in zijn principaal hoger beroep tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank voor zover daarbij de boetebeschikkingen voor de jaren 2012 en 2013 zijn vernietigd, een proceskostenveroordeling is uitgesproken en de Inspecteur is opgedragen het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden en tot bevestiging van de uitspraken op bezwaar. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het incidenteel hoger beroep.
4.3.
Belanghebbende concludeert tot ongegrondverklaring van het principaal hoger beroep. In het incidenteel hoger beroep concludeert belanghebbende tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar, vernietiging van de navorderingsaanslagen 2012 en 2013 en tot veroordeling van de Inspecteur in de proceskosten.

Beoordeling van het (incidenteel) hoger beroep

Nieuw feit
5.1.1.
Belanghebbende heeft zich in zijn incidenteel hoger beroep op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een nieuw feit. Hij heeft daartoe - samengevat - het volgende aangevoerd. De Inspecteur was ten tijde van het opleggen van de primitieve aanslagen reeds (geruime tijd) bekend met signalen dat mogelijk valselijk opgemaakte giftkwitanties van de [stichting] in de omloop waren. Zo is al op 22 november 2012 aan de Inspecteur kenbaar gemaakt dat mogelijk sprake was van aangepaste dan wel vervalste kwitanties. Voorts wijst belanghebbende op een verslag van een bespreking op 21 februari 2014 bij Belastingdienst/Rijnmond waarin eveneens wordt gewezen op het gebruik van vervalste kwitanties door donateurs. Uit dat verslag volgt bovendien hoe de Inspecteur dient om te gaan met aangiftes waarin donaties aan de [stichting] zijn vermeld en welke vragen de Inspecteur aan de donateurs moeten stellen. Voor het jaar 2012 geldt dat belanghebbende ter onderbouwing van zijn gift een kwitantie heeft overgelegd en een overzicht met geldopnames die zijn gedaan na de datum op de kwitantie. Gelet op de reeds bekende signalen bij de Inspecteur lag het op de weg van de Inspecteur nader onderzoek in te stellen naar de door belanghebbende overgelegde gegevens, aldus belanghebbende. Door dit niet te doen maar bij de navordering wel te wijzen op voormelde onregelmatigheid in de door belanghebbende overgelegde stukken is sprake van een ambtelijk verzuim. Voor het jaar 2013 geldt dat de Inspecteur ondanks de reeds bekende signalen geen nader onderzoek heeft gedaan naar de giftenaftrek zodat ook voor dat jaar sprake is van een ambtelijk verzuim.
5.1.2.
De Inspecteur heeft een en ander betwist en zich op het standpunt gesteld dat het bekend worden van de resultaten van het strafrechtelijk onderzoek bij de [stichting] ( [FIOD-onderzoek 3] ) het nieuwe feit vormt dat navordering rechtvaardigt. Voorts betwist hij dat sprake zou zijn van een ambtelijk verzuim.
5.2.1.
Artikel 16, lid 1, AWR bepaalt, voor zover van belang, dat, indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat een aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld, de inspecteur de te weinig geheven belasting kan navorderen. Een feit dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor navordering opleveren, behoudens in de gevallen waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is.
5.2.2.
De signalering van 22 november 2012 dat mogelijk sprake zou zijn van valselijk opgemaakte giftkwitanties is aanleiding geweest een onderzoek in te stellen bij de [stichting] naar de houdbaarheid van de ANBI-status. Bij dat onderzoek zijn onvolkomenheden in de administratie van de [stichting] geconstateerd als gevolg waarvan de ANBI-status met terugwerkende kracht is ingetrokken. Vanwege het feit dat de bedragen aan contante giften die werden opgenomen in aangiften een veelvoud bedroegen van de in de administratie van de [stichting] verantwoorde donaties, heeft de Belastingdienst voorafgaand aan het opleggen van de primitieve aanslagen aan de desbetreffende belastingplichtigen, waaronder belanghebbende, vragen gesteld over de door hen opgevoerde giften. Indien de contante giften konden worden onderbouwd met schriftelijke bescheiden, stond de Belastingdienst de giftenaftrek toe. Dit heeft ertoe geleid dat de giftenaftrek voor 2012 is verleend nadat de originele kwitantie was verstrekt. De Inspecteur heeft aangevoerd dat hij gelet op de overgelegde kwitantie voor het jaar 2012 geen reden had om eraan te twijfelen dat de opgevoerde giften in de aangiftes over de jaren 2012 en 2013 daadwerkelijk waren gedaan.
5.2.3.
Hoewel de Inspecteur signalen had dat sprake was van onregelmatigheden bij de [stichting] volgde daaruit niet dat tevens (op grote schaal) sprake zou zijn van misstanden bij de donateurs. De valse giftkwitanties waarover in de stukken wordt gesproken, betroffen kwitanties waarmee was geknoeid. De op de kwitantie vermelde datum was aangepast, of het betrof geen kwitantie voor een gift maar een kwitantie voor het volgen van onderwijs. Om die reden vroeg de Inspecteur om de originele kwitanties, alvorens hij de giftenaftrek toestond. Pas uit het strafrechtelijk onderzoek van de FIOD bij de [stichting] , dat is aangevangen op 17 september 2015, is gebleken dat in verschillende jaren op grote schaal werd gehandeld in valse giftkwitanties van de [stichting] . Daarbij werden kwitanties verhandeld voor een percentage van veelal 10%-12% van de op de kwitanties vermelde bedragen. Belastingplichtigen maakten op grote schaal gebruik van die giftkwitanties om giften op te voeren tot bedragen die zij niet hadden betaald. Voorts werden de giftkwitanties veelal gekocht op een latere datum dan de datum die is vermeld op de betreffende giftkwitantie. Uit verklaringen van de penningmeester, welke worden bevestigd door verklaringen van diverse andere belastingplichtigen en de bevindingen in het strafrechtelijk onderzoek, volgt dat (veelal) geen bedragen zijn gedoneerd van € 500 of hoger. Als gevolg van deze bevindingen is bij de Inspecteur het vermoeden ontstaan dat ook bij belanghebbende de aanslagen van 2012 en 2013, als gevolg van de in aftrek gebrachte giften aan de [stichting] , tot te lage bedragen zijn vastgesteld. Nu de gedingstukken geen aanleiding geven voor de veronderstelling dat de Inspecteur ten tijde van het opleggen van de definitieve aanslagen op respectievelijk 23 mei 2014 (2012) en 25 februari 2015 (2013), bekend was dan wel redelijkerwijze bekend had kunnen zijn met de voormelde uit het strafrechtelijk onderzoek gebleken feiten, is aan het vereiste van een nieuw feit voldaan.
5.3.
Voor zover al sprake is van een ambtelijk verzuim omdat de Inspecteur geen nader onderzoek heeft verricht naar aanleiding van de door belanghebbende voor het jaar 2012 overgelegde stukken en voor het jaar 2013 geen nader onderzoek heeft verricht ondanks de aankondiging daartoe, geldt dat aan de navorderingsaanslagen andere, nieuwe feiten ten grondslag zijn gelegd, te weten de bevindingen uit voormeld strafrechtelijk onderzoek. Dat de Inspecteur ten tijde van de aanslagregeling bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn met het feit dat uit de door belanghebbende overgelegde stukken volgt dat de geldopnames op het overzicht zijn gedateerd na de datum op de giftkwitantie staat er niet aan in de weg dat de belasting wordt nagevorderd op grond van de andere nieuwe feiten (vgl. HR 12 november 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM7266, BNB 2011/37 en HR 4 mei 1988, ECLI:NL:HR:1988:ZC3828, BNB 1988/209).
Giftenaftrek 2012 en 2013
5.4.
Andere giften dan periodieke giften zijn aftrekbaar voor zover zij kunnen worden gestaafd met schriftelijke bescheiden (zie artikel 6.39, lid 1, in verbinding met artikel 6.32 van de Wet Inkomstenbelasting 2001). In geval van betwisting door de inspecteur, zoals hier het geval is, rust op belanghebbende de last feiten en omstandigheden te stellen en bij betwisting aannemelijk te maken die de conclusie rechtvaardigen dat hij recht heeft op giftenaftrek.
5.4.1.
Belanghebbende heeft gesteld dat hij in 2012 en 2013 giften in contanten van respectievelijk € 8.000 en € 7.000 aan de [stichting] heeft gedaan. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft belanghebbende voor het jaar 2012 een kwitantie en bankafschriften verstrekt. Voor het jaar 2013 heeft belanghebbende eveneens een kwitantie en bankafschriften verstrekt.
5.4.2.
De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de overgelegde giftkwitanties van de [stichting] niet zonder meer kunnen dienen ter onderbouwing van de opgevoerde giften en wijst daarbij op de bevindingen uit het strafrechtelijk onderzoek naar de handel in valse giftkwitanties bij de [stichting] .
5.4.3.
Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft de Inspecteur in beroep en hoger beroep onder meer de volgende feiten en omstandigheden aangevoerd ten aanzien van de handel in valse giftkwitanties bij de [stichting] :
  • de vaststelling van een controlemedewerker dat namens de [stichting] in het jaar 2012 in totaal 2.500 kwitanties zijn uitgeschreven, terwijl slechts 531 kwitanties in de administratie zijn verantwoord;
  • dat in het jaar 2013 in de jaarstukken van de [stichting] € 88.564 aan donaties is verantwoord, terwijl in de diverse aangiften over dat jaar in totaal € 3.445.808 aan giften aan de [stichting] is aangegeven;
  • de verklaringen van verdachten dat giftkwitanties voor een bepaald percentage van het giftbedrag werden gekocht/verkocht van de [stichting] ;
  • dat uit de inbeslaggenomen administratie van de [stichting] volgt dat 22% van de ontvangen giften is verwerkt in het kasboek;
  • een anonieme tip aan de FIOD dat de kwitanties zijn vervalst en gebruikt door meerdere personen om een belastingteruggaaf te bewerkstelligen;
  • dat na het intrekken van de ANBI-status van de [stichting] op 6 januari 2014, dat op 19 december 2013 was aangekondigd, in de periode van 1 januari tot 6 januari 2014 een opvallend groter aantal kwitanties is geboekt dan in voorgaande jaren;
  • de whatsapp- en sms-berichten en de verklaringen van onder andere de penningmeester van de [stichting] waaruit volgt dat een levendige handel in giftkwitanties bestond en dat uit die berichten volgt dat de data op de kwitanties worden afgestemd op de data van willekeurige pinopnamen;
  • de verklaring van een informant aan het Team Criminele Inlichtingen waaruit volgt dat de leiding van de [stichting] op de hoogte is van de belastingfraude door middel van de giftkwitanties en meewerkt aan de uitgifte daarvan;
  • de verklaring van de penningmeester van de [stichting] dat slechts een handvol mensen het volledige vermelde bedrag op de giftkwitanties hebben betaald maar dat die bedragen maximaal € 300 of € 400 betreffen;
  • de verklaringen van diverse personen aan de FIOD en de Belastingdienst die de handel in kwitanties hebben bevestigd;
  • een overzicht van uitgeschreven kwitanties voor 2013 waarvan de gegevens die in dit document zijn opgenomen niet overeenkomen met de daadwerkelijk ontvangen bedragen;
  • een doorlopend handgeschreven kasboek waarin de werkelijk ontvangen bedragen werden opgenomen; de werkelijk ontvangen bedragen (donaties) bedroegen veelal 10% tot 12% van de uitgegeven kwitanties;
  • dat de Belastingdienst bij 2.040 belastingplichtigen navorderingsaanslagen heeft opgelegd dan wel correcties heeft aangebracht bij het opleggen van de aanslagen en indien mogelijk een vergrijpboete. Van deze 2.040 gevallen zijn ongeveer 450 belastingplichtigen in bezwaar gegaan en 150 in beroep;
  • dat bij belastingplichtigen van wie aanslagen zijn gecorrigeerd of bij wie is nagevorderd doorgaans een giftenaftrek van minimaal € 500 in de aangifte is opgenomen.
5.5.1.
Uit hetgeen de Inspecteur onder 5.4.3 heeft aangevoerd volgt dat op grote schaal valse giftkwitanties van de [stichting] werden verhandeld en gebruikt door belastingplichtigen om giften op te voeren die zij niet daadwerkelijk hebben gedaan. Gelet op deze bevindingen kunnen de kwitanties van de [stichting] niet zonder meer dienen als bewijs voor de door belanghebbende gestelde giften. Het is aan belanghebbende aanvullende feiten en omstandigheden aan te voeren en bij betwisting aannemelijk te maken die de conclusie rechtvaardigen dat hij recht heeft op giftenaftrek.
5.5.2.
Met de overgelegde bankafschriften en de daarop vermelde geldopnames heeft belanghebbende dat aanvullende bewijs niet geleverd, reeds omdat daarmee niet vaststaat dat de opgenomen gelden ook daadwerkelijk aan de [stichting] ten goede zijn gekomen.
5.5.3.
Nu belanghebbende geen ander (schriftelijk) bewijs heeft bijgebracht waaruit volgt dat giften ten goede zijn gekomen aan de [stichting] , acht het Hof niet aannemelijk dat belanghebbende in de onderhavige jaren giften aan de [stichting] heeft gedaan. De Inspecteur heeft dan ook terecht geen giften in aftrek toegestaan en de navorderingsaanslagen 2012 en 2013 terecht opgelegd.
Beschikking belastingrente
5.6.
Tegen de beschikkingen belastingrente zijn geen afzonderlijke gronden aangevoerd. Gesteld noch gebleken is dat de belastingrente ten onrechte of op onjuiste wijze in rekening is gebracht.
Vergrijpboetes
5.7.
De Inspecteur kan op grond van artikel 67e, lid 1, AWR een boete opleggen van ten hoogste 100% indien het aan opzet of grove schuld van belanghebbende is te wijten dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld. De bewijslast hiervan rust op de Inspecteur.
5.8.
Bij de beantwoording van de vraag of de inspecteur het bewijs van een beboetbaar feit heeft geleverd, dienen de waarborgen in acht te worden genomen die een belanghebbende kan ontlenen aan artikel 6, lid 2, van het EVRM. Die waarborgen houden onder meer in dat de bewijslast op de inspecteur rust en de belanghebbende in geval van twijfel het voordeel van de twijfel moet worden gegund. De rechtspraak van het EHRM laat toe dat voor het bewijs gebruik wordt gemaakt van vermoedens. De belanghebbende moet wel een redelijke mogelijkheid hebben zich daartegen te verweren en het gebruik van vermoedens mag er niet toe leiden dat de bewijslast wordt verschoven van de inspecteur naar de belanghebbende; het vermoeden moet redelijkerwijs voortvloeien uit de aanwezige bewijsmiddelen (zie ook HR 15 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BN6350, BNB 2011/207 en HR 28 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:63, BNB 2013/207). Het EVRM eist niet dat de inspecteur bij het bewijzen van de opzet of grove schuld is gebonden aan de bewijsregels van het nationale strafrecht. Er hoeft geen wettig en overtuigend bewijs te worden geleverd overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 338 e.v. van het Wetboek van Strafvordering (vgl. HR 18 november 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC5166, BNB 1993/40). Wel moet de uit die vermoedens af te leiden opzet buiten redelijke twijfel zijn (vgl. HR 23 juni 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC5391, BNB 1993/272).
5.9.
Aangezien de Inspecteur primair heeft gesteld dat sprake is van opzet en subsidiair dat sprake is van grove schuld, rust op de Inspecteur de bewijslast aannemelijk te maken primair dat belanghebbende ten tijde van het doen van zijn aangiften IB/PVV voor de jaren 2012 en 2013 zich ervan bewust is geweest dat (een aanmerkelijke kans bestond dat) de aangiften voor wat betreft de giftenaftrek onjuist waren en subsidiair dat belanghebbende zodanig onzorgvuldig heeft gehandeld dat hem kan worden verweten dat de aangiften op het punt van de giftenaftrek onjuist waren.
5.9.1.
Naast de in 5.4.3 aangevoerde feiten en omstandigheden ten aanzien van de handel in valse giftkwitanties bij de [stichting] heeft de Inspecteur ten aanzien van belanghebbendes betrokkenheid bij voormelde handel in giftkwitanties de volgende feiten en omstandigheden aangevoerd:
  • de achternaam van belanghebbende komt één keer voor in het handgeschreven kasboek. Op 16 februari 2014 voor een bedrag van € 1.100 met de omschrijving “donatie [achternaam belanghebbende]”. De aangifte IB/PVV 2013 is kort daarvoor, op 11 februari 2014, ingediend met een opgevoerde gift van € 7.000 aan de [stichting] . In de aangifte IB/PVV 2014 zijn geen giften aan de [stichting] in aftrek gebracht;
  • de broer van belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV 2013 een bedrag van € 3.000 in aftrek gebracht met daarbij dezelfde omschrijving als belanghebbende heeft opgevoerd in zijn aangifte IB/PVV 2013, namelijk "Gift volgens ANBI regeling". De broer van belanghebbende heeft zijn aangifte IB/PVV 2013 ook op 11 februari 2014 bij de Belastingdienst ingediend. De broer van belanghebbende heeft geen bezwaar en beroep ingesteld tegen het corrigeren van de giftenaftrek;
  • het bedrag van € 1.100, zoals opgenomen in het kasboek, bedraagt exact 11% van de door belanghebbende en zijn broer in het jaar 2013 in totaal in aftrek gebrachte giften aan de [stichting] van € 10.000;
  • de datum van de giftkwitantie (19 juni 2012) voor het jaar 2012 lijkt te zijn afgestemd op de datum van een willekeurige pinopname door belanghebbende van € 25.000 op 21 juni 2012. Het is onwaarschijnlijk dat de kwitantie is afgegeven voordat de donatie zou zijn ontvangen;
  • de datum van de giftkwitantie (14 juli 2013) voor het jaar 2013 lijkt te zijn afgestemd op de datums van willekeurige contante geldopnames door belanghebbende van € 4.000 op 12 en 13 juli 2013.
5.9.2.
Uit hetgeen de Inspecteur heeft aangevoerd volgt een handelwijze waarbij op grote schaal valse giftkwitanties van de [stichting] werden verhandeld voor een percentage van veelal 10%-12% van de op de kwitanties vermelde bedragen. Voorts volgt daaruit dat de valse giftkwitanties door de belastingplichtigen werden gekocht op of rond de datum waarop de aangifte voor het betreffende belastingjaar werd ingediend en dat de datum van de giftkwitanties veelal werden afgestemd op willekeurige geldopnames van de belastingplichtige.
5.9.3.
Uit het onderzoek van de FIOD volgt dat de handgeschreven kasboeken van de [stichting] in totaal 1.192 donaties vermelden met een totaalbedrag van € 489.087,70 in de periode december 2013 tot en met december 2016. Hierbij is het bedrag van het grootste deel van de donaties lager dan € 500. Gelet op i) voormelde handelwijze waarbij de valse giftkwitanties veelal werden verhandeld voor 10%-12% van daarop vermelde bedragen en ii) de verklaringen van getuigen en belastingplichtigen waaruit blijkt dat veelal een paar honderd euro is betaald voor de giftkwitanties, heeft de Inspecteur aannemelijk gemaakt dat het kasboek de juiste gegevens vermeldt.
5.9.4.
De achternaam van belanghebbende komt in het handgeschreven kasboek voor onder vermelding van een donatie van € 1.100 op 16 februari 2014 terwijl zijn aangifte over het jaar 2013 is gedaan op 11 februari 2014. In zijn aangifte voor het jaar 2013 heeft belanghebbende een gift van € 7.000 aan de [stichting] vermeld. De broer van belanghebbende heeft in zijn eveneens op 11 februari 2014 ingediende aangifte voor het jaar 2013 een bedrag van € 3.000 in aftrek gebracht. De Inspecteur heeft in dit verband gesteld, welke stelling niet dan wel onvoldoende weersproken is door belanghebbende, dat hij die gift in de aanslagregeling heeft geredresseerd omdat de broer geen bewijsstukken heeft overgelegd ter onderbouwing van de gift. Het bedrag, zoals opgenomen in het kasboek onder belanghebbendes achternaam, bedraagt exact 11% van de door belanghebbende en zijn broer in 2013 in aftrek gebrachte giften. Deze bevindingen ten aanzien van belanghebbende komen overeen met de handelwijze die volgt uit het strafrechtelijk onderzoek naar de handel in valse giftkwitanties van de [stichting] . Daarbij komt dat de vermeldingen van de donaties, met de achternaam van belanghebbende in het handgeschreven kasboek, dateren van ná de intrekking van de ANBI-status op 6 januari 2014. Dit vormt tevens een aanwijzing dat deze donaties betrekking hebben op opgevoerde giften in aangiften van vóór het kalenderjaar 2014.
5.9.5.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is het vermoeden gerechtvaardigd dat belanghebbende in de onderhavige jaren gebruik heeft gemaakt van valse giftkwitanties van de [stichting] en hij zich er ten tijde van het doen van zijn aangiften IB/PVV 2012 en 2013 bewust van is geweest dat de aangiften voor wat betreft de giftenaftrek onjuist waren.
5.10.
De belastingplichtige die wil ontkomen aan bewijs door middel van een bewijsvermoeden, kan zich verweren hetzij door de feiten en omstandigheden te betwisten die aan het bewijsvermoeden ten grondslag zijn gelegd, hetzij door andere feiten te stellen en bij betwisting aannemelijk te maken waardoor redelijke twijfel wordt gewekt aan de redengevende kracht van dat bewijsvermoeden, zodat dit vermoeden wordt ontzenuwd (vgl. HR 25 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE9354, BNB 2003/14 en HR 28 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:63, BNB 2013/207).
5.11.
Belanghebbende betwist dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het doen van valse aangiften. Hij heeft aangevoerd dat hij de giften aan de [stichting] daadwerkelijk heeft gedaan. Verder heeft hij aangevoerd dat de verklaringen van de penningmeester niet betrouwbaar zijn en dat dat eveneens geldt voor het handgeschreven kasboek.
5.11.1.
Het Hof ziet geen reden te twijfelen aan de verklaringen van de penningmeester over de handelwijze met betrekking tot de valse giftkwitanties. De verklaringen van de penningmeester zijn bevestigd door verklaringen van diverse getuigen en belastingplichtigen die door de FIOD en de Inspecteur zijn gehoord. Daarnaast bevat het FIOD-rapport diverse onderzoeken van opsporingsambtenaren naar onder andere tekstberichten op in beslag genomen telefoons en de administratie van de [stichting] die voormelde handelwijze bevestigen.
5.11.2.
Het Hof ziet, anders dan belanghebbende, evenmin reden te twijfelen aan de in het handgeschreven kasboek vermelde data en bedragen. Die kasadministratie vormt een (administratieve) weergave van de handelwijze waarbij de giftkwitanties voor een bepaald percentage van de daarop vermelde bedragen werden verkocht. Verder volgt uit die kasadministratie en uit de verklaringen van diverse getuigen en belastingplichtigen dat de kwitanties werden gekocht op een latere datum dan vermeld op de uitgeschreven kwitanties.
Belanghebbende heeft bovendien onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat ten aanzien van de op hem betrekking hebbende bedragen en datums van andere datums of bedragen dan die vermeld in het kasboek moet worden uitgegaan.
5.11.3.
Gelet op hetgeen onder 5.11 t/m 5.11.2 is overwogen heeft belanghebbende het bewijsvermoeden dat hij in 2012 en 2013 gebruik heeft gemaakt van valse giftkwitanties van de [stichting] niet ontzenuwd. Dit betekent dat de Inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende ten tijde van het doen van zijn aangiften IB/PVV 2012 en 2013 zich ervan bewust is geweest dat de aangiften voor wat betreft de giftenaftrek onjuist waren, zodat het opzet bewezen is.
Hoogte van de boetes
5.12.1.
De Inspecteur heeft de boetes voor de jaren 2012 en 2013 bepaald op 75% vanwege opzet van belanghebbende, te weten 50% voor het opzet van belanghebbende verhoogd met 25% wegens strafverzwarende omstandigheden als bedoeld in paragraaf 8 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst. Ingevolge laatstvermelde bepaling is voor het in aanmerking nemen van strafverzwarende omstandigheden in elk geval aanleiding indien sprake is van listigheid, valsheid of samenspanning.
5.12.2.
De Inspecteur stelt dat het gebruik maken van falsificaties (de valse giftkwitanties) geldt als een strafverzwarende omstandigheid.
5.12.3.
Gelet op hetgeen onder 5.9. tot en met 5.11.3 is overwogen acht het Hof aannemelijk dat belanghebbende zich schuldig heeft gemaakt aan het willens en wetens doen van onjuiste aangiftes als gevolg waarvan de aanslagen tot te lage bedragen zijn vastgesteld. Gelet op de ernst van de gedragingen, te weten het gebruikmaken van valse giftkwitanties, acht het Hof de opgelegde boetes van 75% van de nagevorderde bedragen passend en geboden.
Slotsom
5.13.
Het principaal hoger beroep is gegrond en het incidenteel hoger beroep is ongegrond.

Proceskosten

6. Het Hof ziet geen aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten.

Beslissing

Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikkingen, de proceskosten en het griffierecht, en
- bevestigt de uitspraken op bezwaar.
Deze uitspraak is vastgesteld door P.J.J. Vonk, Chr.Th.P.M. Zandhuis en I. Obbink-Reijngoud, in tegenwoordigheid van de griffier R. Wijkstra. De beslissing is op 19 januari 2021 in het openbaar uitgesproken. Wegens verhindering van de voorzitter is de uitspraak ondertekend door raadsheer Zandhuis.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.