ECLI:NL:GHDHA:2021:1636

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
6 september 2021
Zaaknummer
200.281.572/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van verlof tot tenuitvoerlegging van arbitraal kort geding vonnis in verband met gesloten stelsel van rechtsmiddelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 september 2021 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding. De zaak betreft een verzoek van Petróleos de Venezuela S.A. (PDVSA) en Refineria Isla (Curazao) S.A. (Isla) om erkenning en verlof voor de tenuitvoerlegging van een arbitraal kort geding vonnis in Nederland. Dit arbitraal vonnis, gewezen op 15 juli 2020, bevatte een verbod voor Refineria di Korsou N.V. (RdK) om een eerder kort geding vonnis van het Gerecht van Curaçao ten uitvoer te leggen. De achtergrond van de zaak ligt in geschillen over de huur van een olieraffinaderij en een terminal in Curaçao, waarbij RdK als eigenaar van de raffinaderij optreedt en PDVSA de staatsoliemaatschappij van Venezuela is.

De procedure begon met een kort geding vonnis van 4 maart 2020, waarin PDVSA c.s. werd veroordeeld tot betaling van bedragen uit hoofde van overeenkomsten inzake de exploitatie van de raffinaderij. Na een arbitrageprocedure heeft de arbiter in het arbitraal kort geding vonnis van 15 juli 2020 een verbod opgelegd aan RdK om het kort geding vonnis ten uitvoer te leggen. PDVSA c.s. verzocht het hof om dit arbitraal vonnis te erkennen en verlof te verlenen voor de tenuitvoerlegging ervan in Nederland.

Het hof oordeelde dat het verzoek van PDVSA c.s. niet kon worden toegewezen, omdat het verbod om het kort geding vonnis ten uitvoer te leggen niet vatbaar was voor erkenning en tenuitvoerlegging in Nederland. Het hof benadrukte het gesloten stelsel van rechtsmiddelen, waarbinnen het kort geding vonnis alleen door het aanwenden van een wettelijk rechtsmiddel kan worden aangetast. Het hof wees het verzoek van PDVSA c.s. af en veroordeelde hen in de kosten van de procedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.281.572/01
Beschikking van 14 september 2021
inzake

1.Petróleos de Venezuela S.A.,

gevestigd te Caracas, Venezuela,
2.
Refineria Isla (Curazao) S.A.,
gevestigd te Caracas, Venezuela,
verzoeksters,
hierna: PDVSA en Isla, en samen: PDVSA c.s.,
advocaat: mr. A. Rosielle te Amsterdam,
tegen

1.Refineria di Korsou N.V.,

gevestigd te Willemstad, Curaçao,
2.
het Land Curaçao,
zetelend te Willemstad, Curaçao,
verweerders,
hierna: RdK c.s.,
advocaat: mr. J. Pas te Amsterdam.

1.De zaak in het kort

Tussen partijen zijn geschillen ontstaan over de afwikkeling van de huur van een olieraffinaderij en een terminal in Curaçao (hierna samen: de raffinaderij). Bij vonnis in kort geding van 4 maart 2020 (hierna: het kort geding vonnis) heeft het Gerecht van Curaçao PDVSA c.s. en Refineria Isla Curaçao B.V. (een dochtervennootschap van Isla, hierna: Isla Curaçao) veroordeeld tot betaling van bepaalde bedragen uit hoofde van overeenkomsten inzake de exploitatie van de raffinaderij. Vervolgens heeft PDVSA c.s. in een lopende arbitrageprocedure tussen haar en RdK c.s. een verzoek ingediend tot het treffen van voorlopige voorzieningen, waaronder een verbod voor RdK c.s. om het kort geding vonnis ten uitvoer te leggen. De arbiter heeft dit verbod toegewezen in een arbitraal kort geding vonnis (hierna: het arbitraal kort geding vonnis) van 15 juli 2020. In deze procedure verzoekt PDVSA c.s. het hof het arbitraal kort geding vonnis te erkennen en verlof te verlenen voor de tenuitvoerlegging ervan in Nederland ten laste van RdK c.s.

2.Verloop van de procedure

PDVSA heeft op 5 augustus 2020 een verzoekschrift met bijlagen ingediend. RdK c.s. heeft op 26 november 2020 een verweerschrift ingediend. Op 10 december 2020 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden in de vorm van een videoconferentie, waarbij de advocaten van partijen hun standpunt mondeling hebben toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen, die zij aan het hof en aan elkaar hebben toegestuurd. Het hof heeft de zaak vervolgens in overleg met partijen aangehouden, zodat zij zich konden uitlaten over de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba in het hoger beroep tegen het kort geding vonnis. Het Gemeenschappelijk Hof heeft op 18 mei 2021 vonnis gewezen. Op 21 juli 2017 hebben PDVSA c.s. en RdK c.s. ieder een akte genomen waarin zij zich over de zaak hebben uitgelaten in het licht van het vonnis. Vervolgens heeft het hof een datum voor de beschikking bepaald.

3.Feiten

3.1.
RdK is een 100% deelneming van het Land Curaçao. RdK is eigenaar van de raffinaderij. PDVSA is de staatsoliemaatschappij van Venezuela en enig aandeelhouder van Isla.
3.2.
De raffinaderij is in 1994 verhuurd aan PDVSA op grond van een Lease Agreement (hierna: LA). Isla is in 1995 als huurder in de plaats getreden van PDVSA. Isla en PDVSA zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de huurschulden. Isla heeft in 1998 met Curaçao Utilities Company (hierna: CUC) een overeenkomst (
Utilities Service Agreement, hierna: USA) gesloten met betrekking tot de levering van stroom, stoom, water en perslucht aan de raffinaderij. PDVSA staat garant voor de nakoming van betalingsverplichtingen uit hoofde van de USA. In 2011 heeft RdK de positie van CUC onder de USA overgenomen wat betreft toekomstige rechten en verplichtingen. Zowel de LA als de USA bevat een forumkeuze voor arbitrage.
3.3.
De LA had een looptijd tot 31 december 2019. Tussen partijen zijn geschillen ontstaan over de afwikkeling van de huur van de raffinaderij. RdK heeft PDVSA c.s. en Isla B.V. in kort geding gedagvaard voor het Gerecht van Curaçao en betaling gevorderd van bepaalde bedragen uit hoofde van de LA en de USA. In het kort geding vonnis, dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft het Gerecht PDVSA c.s. en Isla Curaçao hoofdelijk veroordeeld tot betaling aan RdK van (afgerond) USD 7 miljoen vermeerderd met rente, en PDVSA c.s. hoofdelijk veroordeeld tot betaling aan RdK van (afgerond) USD 45 miljoen vermeerderd met rente.
3.4.
RdK heeft op 17 maart 2020 executoriaal beslag gelegd op de aandelen van PDVSA in Propernyn B.V. (hierna: Propernyn), een Nederlandse vennootschap. Vervolgens heeft RdK een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Den Haag teneinde toestemming te verkrijgen voor de verkoop van de aandelen in Propernyn tot verhaal van de vorderingen tot betaling waarvan PDVSA is veroordeeld in het kort geding vonnis.
3.5.
PDVSA c.s. heeft op 14 februari 2020 een arbitrageprocedure aanhangig gemaakt tegen RdK c.s. inzake vorderingen uit hoofde van, onder meer, de LA. Op 30 april 2020 heeft PDVSA c.s. een arbitrageprocedure aanhangig gemaakt tegen RdK en CUC inzake vorderingen uit hoofde van, onder meer, de USA. In de eerstgenoemde arbitrageprocedure heeft PDVSA c.s. op 3 april 2020 een verzoek ingediend tot het treffen van voorlopige voorzieningen, waaronder een verbod om het kort geding vonnis ten uitvoer te leggen. De in deze voorlopige voorzieningenprocedure benoemde arbiter heeft op 15 juli 2020 het arbitraal kort geding vonnis gewezen, waarin hij RdK onder meer heeft verboden het kort geding vonnis in Nederland ten uitvoer te leggen met betrekking tot de aandelen van PDVSA in Propernyn (vgl. onderdeel C. van het dictum: “
With respect to the judgment of the Curaçao Court in the First Instance, (…) Refineria de Korsou is enjoined from pursuing the enforcement of the Judgment in any court, including in the Dutch courts in relation to PDVSA’s shares in Propernyn B.V.”).
3.6.
PDVSA c.s. en Isla Curaçao hebben hoger beroep ingesteld tegen het kort geding vonnis. Bij vonnis in kort geding van 18 mei 2021 heeft het Gemeenschappelijk Hof het kort geding vonnis bevestigd. In dat vonnis overweegt het Gemeenschappelijk Hof onder meer het volgende:

5.8 Ook overigens verenigt het Hof zich met het bestreden vonnis en faalt het hoger beroep. De omstandigheid dat bij de door Isla c.s. bij pleidooi ingebrachte Interim Award of the Emergency Arbitrator (…)[bedoeld is het arbitraal kort geding vonnis, toevoeging hof]
RdK een verbod is opgelegd om – vooruitlopend op de uitkomst van de thans lopende arbitrage tussen partijen – het bestreden vonnis ten uitvoer te leggen, brengt het Hof niet tot een ander oordeel; alleen al niet gezien artikel 438 Rv.

4.Het verzoek van PDVSA c.s.

4.1.
PDVSA c.s. verzoekt het hof bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, het arbitraal kort geding vonnis van 15 juli 2020 te erkennen en verlof te verlenen voor de tenuitvoerlegging ervan in Nederland ten laste van RdK c.s., met veroordeling van RdK c.s. in de kosten van de procedure.
4.2.
RdK c.s. voert verweer en verzoekt het hof het verzoek van PDVSA c.s. af te wijzen, met veroordeling van PDVSA c.s. in de kosten van de procedure.

5.Beoordeling van het verzoek

5.1.
Op grond van artikel 1075 lid 2 Rv in verbinding met artikel 985 Rv kan het hof op verzoek van een der partijen een arbitraal vonnis als bindend erkennen en verlof verlenen voor de tenuitvoerlegging in Nederland.
5.2.
PDVSA c.s. heeft gesteld dat het enige onderdeel van het arbitraal kort geding vonnis waar RdK c.s. weigert uitvoering aan te geven, het verbod is om het kort geding vonnis ten uitvoer te leggen (pleitaantekeningen mr. Deckers en mr. Rosielle, 1.2). Het hof gaat er dus vanuit dat het verzoek tot erkenning en verlof voor tenuitvoerlegging van het arbitraal kort geding vonnis uitsluitend betrekking heeft op onderdeel C. van het dictum van dat vonnis.
5.3.
Dit verbod is niet vatbaar voor erkenning en tenuitvoerlegging in Nederland. Daarvoor is het volgende redengevend.
5.4.
Curaçao maakt deel uit van het Koninkrijk der Nederlanden (vgl. artikel 1 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, hierna: het Statuut). Vonnissen gewezen door de rechter in Curaçao kunnen in het gehele Koninkrijk ten uitvoer worden gelegd, met inachtneming van de wettelijke bepalingen van het land, waar de tenuitvoerlegging plaats vindt (vgl. artikel 40 van het Statuut).
5.5.
Het kort geding vonnis kan dus in Nederland ten uitvoer worden gelegd. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat het kort geding vonnis niet anders dan door het aanwenden van een in de wet geregeld rechtsmiddel kan worden aangetast. Of en voor wie een rechtsmiddel openstaat en ten opzichte van welke partijen een rechtsmiddel en de daarop gedane uitspraak werking kunnen hebben, staat niet ter vrije bepaling van partijen. De daarvoor geldende regels zijn van openbare orde (vgl. Hoge Raad 2 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1546).
5.6.
Het kort geding vonnis kan worden aangetast door het instellen van hoger beroep. Dat rechtsmiddel heeft PDVSA c.s. zonder succes aangewend. PDVSA c.s. heeft cassatieberoep kunnen instellen tegen het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof. Het is het hof niet bekend of PDVSA c.s. dat heeft gedaan. Verder kan PDVSA c.s. zich verzetten tegen de executie van het kort geding vonnis op grond van artikel 438 Rv. Naast deze rechtsmiddelen is er geen ruimte voor erkenning en verlof voor de tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis waarbij de tenuitvoerlegging van het kort geding vonnis wordt verboden. Dat zou er immers op neerkomen dat (de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van) het kort geding vonnis zou worden aangetast op een wijze die niet in de wet is voorzien, wat onverenigbaar is met het gesloten stelsel van rechtsmiddelen.
5.7.
Het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019 in de zaak
Ecuador/Chevron(ECLI:NL:HR:2019:565) leidt niet tot een ander oordeel. In die zaak heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een arbitraal vonnis, waarbij Ecuador op vordering van Chevron was gelast om alle noodzakelijke maatregelen te nemen om de tenuitvoerlegging van een vonnis van de Ecuadoriaanse rechter gewezen tussen Ecuadoriaanse burgers en Chevron te voorkomen, in de omstandigheden van het geval niet in strijd was met het recht op tenuitvoerlegging van een rechterlijke uitspraak binnen een redelijke termijn. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen was in die zaak niet aan de orde. Ook in het door PDVSA aangehaalde arrest van het Hof van Justitie van 13 mei 2015 (ECLI:C:2015:316) was niet het gesloten stelsel van rechtsmiddelen aan de orde.
5.8.
Het verzoek van PDVSA c.s. stuit hierop af. Het hof zal het verzoek van PDVSA c.s. afwijzen en PDVSA c.s. veroordelen in de kosten van de procedure.

6.Beslissing

Het hof:
- wijst het verzoek van PDVSA c.s. af;
- veroordeelt PDVSA c.s. in de kosten van de procedure, aan de zijde van RdK c.s. begroot op € 760,- aan griffierecht en € 3.342,- aan salaris voor de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. P. Glazener, J.J. van der Helm en B.R. ter Haar en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 september 2021 in aanwezigheid van de griffier.