Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
1.Waar het in deze zaak om gaat
2.Het verloop van het geding in hoger beroep
3.Inleiding
- i) [werknemer] is met ingang van 1 februari 2001 bij CBC in dienst getreden als heftruckchauffeur voor veertig uur in de week. Hij was werkzaam in de Specialiteitenfabriek te Puttershoek. Als heftruckchauffeur werkte [werknemer] in ploegendienst.
- ii) In 2013 is [werknemer] gaan werken als administratief medewerker op de logistieke administratie van de Specialiteitenfabriek, eveneens voor veertig uur in de week. Deze functie is een dagdienstfunctie. [werknemer] werkte vanaf dat moment dus niet meer in ploegendienst. [werknemer] werkte vaak enkele uren op zaterdag. Deze uren werden binnen CBC aangemerkt als overuren.
- iii) [werknemer] heeft op 25 mei 2020 een overwerkbon voor de maand april laten ondertekenen door zijn direct leidinggevende, [de leidinggevende] . Deze bon heeft [werknemer] bij P&O ingeleverd. De bon (getiteld “bijzondere aanwezigheidsbon”) vermeldde het volgende:
4.Beoordeling
- [de manager productie] heeft in april 2020 – toen [de leidinggevende] vaak afwezig was – diverse keren geconstateerd dat er rond 13.00 uur al niemand meer aanwezig was op de afdeling logistiek. Verder heeft de P&O medewerker van de Specialiteitenfabriek in mei 2020 onregelmatigheden geconstateerd bij de overwerkbonnen van enkele medewerkers. Dit was aanleiding voor nader onderzoek.
- Op 26 mei 2020 is met [werknemer] gesproken over zijn aanwezigheid. Daarbij is hem gevraagd of hij wel conform afspraak 8,5 uur per dag aanwezig was (acht uur werk en een half uur lunchpauze). [werknemer] heeft geantwoord dat hij altijd 8,5 uur maakte. Aan het eind van het gesprek is [werknemer] te kennen gegeven dat er een gedetailleerde controle van de KABA-gegevens (de gegevens uit het aanwezigheidsregistratiesysteem van CBC) zou plaatsvinden.
- [werknemer] was kennelijk gealarmeerd door het gesprek dat op 26 mei 2020 had plaatsgevonden. Hij heeft getracht de overwerkbon over april 2020, die [de leidinggevende] op 25 mei 2020 had ondertekend en die [werknemer] diezelfde dag bij P&O had ingeleverd, te vervangen door een andere. Op die eerste overwerkbon had [werknemer] te veel uren gedeclareerd. [werknemer] heeft tegen [de leidinggevende] gezegd dat hij niet zeker wist of de reeds ingeleverde bon al afgetekend was en hij heeft hem gevraagd een nieuwe bon te ondertekenen en deze te dateren op 25 mei 2020. Op de tweede bon werden minder overuren gedeclareerd.
- [werknemer] is vervolgens naar de vertrouwenspersoon gegaan om te vragen hoe hij een en ander verder moest aanpakken omdat [de manager productie] niet op zijn plaats zat. De vertrouwenspersoon heeft hem naar de secretaresse, [de secretaresse] , verwezen. [werknemer] heeft [de secretaresse] gevraagd of zij een sleutel van de postbus had om de bon om te ruilen. [de secretaresse] gaf aan die niet te hebben. Daarop heeft [werknemer] met haar afgesproken dat zij zou achterhalen wie wel een sleutel had en dat zij dan de bon zou omwisselen. Omdat [de secretaresse] het niet vertrouwde, heeft zij de nieuwe bon aan [de manager productie] gegeven, die toen constateerde wat [werknemer] van plan was geweest.
- [werknemer] heeft over het omwisselen van de bon geen openheid van zaken gegeven tegen [de manager productie] , hoewel hij [de manager productie] op de gang tegenkwam toen hij terugliep van zijn bezoek aan [de secretaresse] . Tegen [de leidinggevende] heeft [werknemer] evenmin gezegd wat hij werkelijk wilde gaan doen. Zowel tegen [de leidinggevende] als tegen [de secretaresse] heeft [werknemer] gezegd dat het hem erom ging een niet-getekende overwerkbon te vervangen door een getekende bon.
5.Beslissing
- laat CBC toe tot het bewijs van de onder 4.6 genoemde stellingen;
- bepaalt dat, indien CBC getuigen wil doen horen, de getuigenverhoren zullen worden gehouden in een der zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te
- bepaalt dat, indien één der partijen binnen veertien dagen na heden, onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van beide partijen en de te horen getuigen in de maanden
- verstaat dat het hof reeds beschikt over een kopie van de volledige procesdossiers in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief producties, zodat overlegging daarvan voor het getuigenverhoor niet nodig is;
- houdt iedere verdere beslissing aan.