Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest in kort geding van 31 augustus 2021
Stichting Viruswaarheid.nl,
[appellant 2] ,
[appellant 3] ,
Het verloop van het proces
- het dossier van de procedure voor de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag en het tussen partijen in kort geding gewezen vonnis van 10 mei 2021, hierna: het bestreden vonnis;
- de appeldagvaarding, tevens houdende memorie van grieven van 25 mei 2021 van de Stichting, met de producties 1 tot en met 16;
- de memorie van antwoord van 22 juni 2021 van de Staat, met één productie;
- de akte wijziging eis van de Stichting, ingekomen bij het hof op 14 juli 2021, met de producties 17 tot en met 19.
De zaak in het kort
Achtergrond
Siracusa Principles [1] van het Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties.
Het hoger beroep
grief 1).
grief 2).
grief 2).
grief 2).
Siracusa Principlesmaakt duidelijk dat ook aan de overige vereisten voor een noodtoestand niet is voldaan. Die toetsing is pas aan de orde indien een noodtoestand wordt afgekondigd, maar hier is voldoende om vast te stellen dat de Trm onverbindend is
omdater geen algemene noodtoestand werd afgekondigd. Er is ook geen basis om een officiële noodtoestand te rechtvaardigen (
grief 2).
het hof begrijpt: van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, IVESCR) om te participeren in culturele activiteiten (
grief 2).
grieven 2 en 3).
rief 4).
grieven 2 en 5).
grief 6).
grief 7).
onmiskenbaar onverbindendis, zoals de Hoge Raad in vaste jurisprudentie heeft geformuleerd [4] . Daarvan is sprake als buiten redelijke twijfel staat dat de wet of regeling in strijd is met hogere regelgeving.
afgewekenvan mensenrechten die in bepaalde verdragen zijn neergelegd, waarbij zij meer in het bijzonder heeft verwezen naar het in artikel 1 van het Eerste Protocol EVRM beschermde eigendomsrecht, het recht op bewegingsvrijheid van artikel 2 Vierde Protocol EVRM, het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van artikel 8 EVRM, het recht om in eigen levensonderhoud te kunnen voorzien zoals vastgelegd in artikel 1 Europees Sociaal Handvest, de vrijheid van ondernemerschap van artikel 16 EU Handvest, het absolute recht om terug te keren naar het eigen land, het verbod op willekeurige vrijheidsontneming en het recht om te participeren in culturele activiteiten van artikel 15 IVESCR. De Stichting heeft echter niet concreet toegelicht waaruit die afwijkingen dan telkens bestaan. In dit verband wijst het hof erop dat veel mensenrechten niet inhouden dat zij onvoorwaardelijk, onder alle omstandigheden en in alle opzichten een vrijheid aan burgers geven (‘absolute rechten’). Voor zover zij wel absolute rechten zouden zijn, heeft de Stichting niet aangevoerd in welk opzicht de maatregelen met deze rechten strijden. Zo is bijvoorbeeld niet gesteld, en blijkt ook niet, dat de maatregelen een ongerechtvaardigd onderscheid tussen mensen maken (zoals verboden is met het discriminatieverbod uit artikel 1 Grondwet en diverse verdragen), of dat zij feitelijk iemand het recht ontzeggen om terug te keren naar zijn land (zoals bedoeld in artikel 3 Vierde Protocol EVRM, waarover het hof op 18 mei 2021 een uitspraak heeft gedaan [5] – hetgeen daarin is overwogen geldt nog onverkort). Voor de niet absolute mensenrechten gelden beperkingsmogelijkheden, per recht afzonderlijk of per verdrag voor de rechten gezamenlijk [6] . Ook voor deze rechten heeft de Stichting niet helder gemaakt in welk opzicht bijvoorbeeld de veilige afstandsregel uit het Tijdelijk besluit veilige afstand of de ingevolge artikel 4.1 Trm geldende afstands-, ordenings- en hygiënemaatregelen of andere nog geldende maatregelen (alleen of tezamen) in strijd zijn met datgene wat over die rechten en hun eventuele beperkingsmogelijkheden is geregeld in de door de Stichting genoemde artikelen in de Grondwet, het Eerste en het Vierde Protocol EVRM, het Europees Sociaal Handvest, het EU Handvest en de IVESCR.
pressing social need) en dat zij evenredig is aan het met die beperking beoogde doel (proportionaliteitseis), waarbij ook onderzocht moet worden of er geen andere (lichtere) middelen voorhanden zijn om het beoogde doel te verwezenlijken. Bij het nemen van ‘passende maatregelen’ ter bescherming van de volksgezondheid komt de Staat keuze- en beoordelingsvrijheid toe [7] .
Siracusa Principleszijn nadere aanbevelingen opgenomen voor de situatie dat een staat op grond van artikel 15 EVRM een beroep doet op het bestaan van een algemene noodtoestand. Omdat de noodtoestand zich in Nederland niet voordoet zijn de
Siracusa Principlesalleen daarom al nu niet aan de orde.
‘epidemie van een infectieziekte’ moet worden verstaan: ‘een in korte tijd sterke toename van het aantal nieuwe patiënten lijdend aan een infectieziekte behorend tot groep A, B1, B2 of C’ is vanwege de specifieke, op Covid-19 toegespitste definitie van ‘epidemie’ in Hoofdstuk Va dus niet relevant. Overigens blijkt uit het bepaalde in (artikel 1 van) de ministeriële Regeling 2019-nCoV van 28 januari 2020 (Stcrt. 2020, nr. 6800), welke regeling op artikel 20 Wpg is gebaseerd, dat het coronavirus wordt aangemerkt als behorende tot groep A, bedoeld in artikel 1 onder deel e Wpg. Dit argument van de Stichting kan dus evenmin tot de conclusie leiden dat de aangevallen Trm-maatregelen, de veilige afstands-regel of hoofdstuk Va Wpg onmiskenbaar onverbindend zijn.