Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Korte inleiding
2.Het verloop van dit kort geding
- het dossier van de procedure voor de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag dat leidde tot het tussen partijen gewezen vonnis van 28 januari 2021 (het bestreden vonnis);
- de dagvaarding op verkorte termijn van 8 februari 2021 van de Stichting e.a., waarin de Stichting e.a. aangeeft waarom zij het niet eens is met het bestreden vonnis, met bijlagen (producties),
- de schriftelijke reactie daarop (de “memorie van antwoord”) van de Staat,
- de pleitaantekeningen die partijen hebben overgelegd tijdens de mondelinge behandeling bij het hof op 16 april 2021 en de daarvoor door de Stichting e.a. ingebrachte 14 producties.
3.Het feitelijke kader
Tijdelijke regeling maatregelen covid-19(hierna: Trm). Die artikelen vinden op hun beurt hun grondslag in artikel 58p van de
Wet publieke gezondheid(hierna: Wpg). Kort samengevat staat in deze bepalingen het volgende:
- Artikel 58p lid 5 Wpg bepaalt dat de ministeriële regeling niet van toepassing is op degenen die het grondgebied van Nederland als het eigen land willen betreden en niet kunnen beschikken over de vereiste negatieve testuitslag.
- De ministeriële regeling waarin de testverplichting nader is geregeld is de Trm. De Trm is in zijn geheel een tijdelijke regeling die per 1 juni 2021 vervalt. In de artikelen 6.7a en 6.7b is geregeld dat aanbieders van internationaal openbaar vervoer en personenvervoer via lucht- en scheepvaart ervoor moet zorgen dat aan personen die vanuit de aangewezen landen (hoogrisicogebieden) naar Nederland willen reizen, alleen toegang tot het vervoer wordt verschaft als zij een negatieve uitslag kunnen tonen van een PCR-test of een andere NAAT-test die test op de aanwezigheid van RNA-materiaal van het SARS-CoV-2 virus, welke uitslag maximaal 72 uur oud is op het moment van aankomst in Nederland. Daarnaast bepaalt artikel 6.7c Trm dat reizigers uit de aangewezen landen (hoogrisicogebieden) sinds 23 januari 2021 ook moeten beschikken over een negatieve uitslag voor corona van een antigeentest (een sneltest) of een NAAT-test die maximaal 24 uur oud is op het moment van het aan boord gaan (artikel 6.7c Tmr). Op de testverplichting gelden bepaalde uitzonderingen, onder andere voor mensen die geïnfecteerd zijn geweest met SARS-CoV-2.
5.De beoordeling van de zaak door het hof
urgent and agressive action” om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. De vraag welke wetten en regelingen de Staat moet invoeren om verspreiding van het virus tegen te gaan en om Covid-19 bij zijn bevolking te voorkomen, vergt primair een politieke afweging. De Stichting e.a. procederen in deze zaak voor de civiele rechter in kort geding met klachten over de wettelijk geregelde testverplichting. De civiele rechter is geen wetgever. Hij kan niet voorschrijven – en zeker de rechter in kort geding niet – voor welke wettelijke verplichtingen de Staat, binnen de grenzen van zijn beoordelings- en beleidsvrijheid, wel of juist niet moet kiezen. De rechter in kort geding heeft slechts de bevoegdheid om bepalingen in formele wetten of ministeriële regelingen buiten werking te stellen als zij onmiskenbaar onverbindend zijn. Daarvan is pas sprake als buiten redelijke twijfel staat dat de wet of regeling onverbindend is.
aan niemand het rechtmag
worden ontnomen om het grondgebied te betreden van de staat, waarvan hij onderdaan is”. Het ziet op de weigering van toegang tot het eigen land. Uit de toelichting [6] op het verdragsartikel blijkt dat maatregelen met een tijdelijk karakter in beginsel niet kunnen worden geïnterpreteerd als een weigering van toegang. Met dergelijke maatregelen wordt in beginsel geen recht ontnomen. Daarbij is de quarantaine als voorbeeld genoemd. De testverplichting voor reizigers vormt naar het voorlopig oordeel van het hof evengoed zo’n maatregel met een tijdelijk karakter.
niet van toepassing[is]
op degenen die het grondgebied van Nederland als het eigen land willen betreden en die niet kunnen beschikken over een testuitslag waaruit blijkt dat zij op het moment van testen niet waren geïnfecteerd met het virus SARS-CoV-2.” Kort gezegd: wanneer de Nederlandse onderdaan niet naar Nederland kan reizen omdat hij niet in staat is om een negatieve testuitslag te tonen, geldt de regeling niet. Door deze zogenoemde ‘hardheidsclausule’ kunnen alle Nederlandse onderdanen naar ons land terug reizen.
a wide margin of appreciation”) heeft. De Staat laat zich over de ernst van de coronapandemie en bij het nemen van maatregelen ter bestrijding van deze pandemie, en ook ter zake de testverplichting voor inkomende reizigers, informeren en leiden door de adviezen van het OMT. [7] Dit mag hij ook; niet voor niets is dit orgaan verantwoordelijk voor het tot stand komen van het best mogelijke professionele advies over de te nemen crisismaatregelen. [8] Dat er op dit moment minder zware mogelijkheden zijn dan de tijdelijke testverplichting voor reizigers uit hoogrisicogebieden die hetzelfde kunnen bereiken, is niet gesteld en is het hof ook niet gebleken.
welgeregeld mag worden in de Trm. De IGR regelt de internationale samenwerking ter bestrijding van grensoverschrijdende infectieziekten. De bepalingen in de IGR zien op die samenwerking tussen de staten. Zij hebben geen rechtstreekse werking. Dat betekent dat de Stichting e.a. daarop geen beroep kunnen doen om iets af te dwingen bij de rechter.