In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of een werknemer, die na zes maanden ziekte zijn leaseauto moet inleveren, recht heeft op een financiële vergoeding van zijn werkgever voor het verlies van het privégebruik van de auto. De appellant, die sinds 1 november 1997 in dienst is bij Intergamma B.V., had in eerste aanleg gevorderd dat de voorzieningenrechter Intergamma zou veroordelen tot betaling van € 943,- netto per maand ter zake van het verlies van het privégebruik van de leaseauto, met wettelijke verhoging en rente. De kantonrechter had deze vordering afgewezen, waarna de appellant in hoger beroep ging.
Het hof heeft vastgesteld dat de Mobiliteitsregeling, zoals opgenomen in de Personeelsgids van Intergamma, bepaalt dat na zes maanden ziekte de leaseauto moet worden ingeleverd en dat de werknemer geen recht heeft op enige vergoeding voor het verlies van het privégebruik van de auto. Het hof oordeelde dat de appellant akkoord was gegaan met deze regeling door zijn handtekening onder de gebruiksovereenkomst en de arbeidsvoorwaarden. De appellant stelde dat het privégebruik van de leaseauto als loon moet worden aangemerkt, maar het hof oordeelde dat de wet geen ruimte biedt voor een dergelijke interpretatie.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd en de appellant veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. De uitspraak benadrukt de geldigheid van interne regelingen binnen bedrijven en de noodzaak voor werknemers om zich bewust te zijn van de voorwaarden die aan hun arbeidscontracten zijn verbonden.