ECLI:NL:GHDHA:2021:1548
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Incident tot schorsing tenuitvoerlegging vonnis in huurzaak tussen verhuurder en huurder
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in een incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis in kort geding. De appellant, een verhuurder, had de geïntimeerde, de huurder, gedagvaard voor de kantonrechter te Rotterdam, omdat hij werkzaamheden aan de woning moest uitvoeren. De huurder had de woning ontruimd, maar de verhuurder had de afgesproken renovatiewerkzaamheden niet uitgevoerd, wat leidde tot een kort geding. De kantonrechter had de vorderingen van de huurder toegewezen en de verhuurder veroordeeld tot het uitvoeren van herstelwerkzaamheden, met een dwangsom voor elke dag dat hij niet voldeed aan de veroordeling. De verhuurder ging in hoger beroep en vroeg om schorsing van de uitvoerbaarheid van het vonnis, stellende dat zijn belang bij schorsing zwaarder weegt dan het belang van de huurder bij onmiddellijke uitvoering. Het hof oordeelde dat de huurder belang heeft bij snelle renovatie en dat de verhuurder onvoldoende had aangetoond dat hij de renovatie niet kon betalen. Het hof wees het verzoek tot schorsing af en verwees de zaak naar de rol voor memorie van grieven.