ECLI:NL:GHDHA:2021:1507
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- R.A. Bosman
- P.J.J. Vonk
- Chr.Th.P.M. Zandhuis
- Rechtspraak.nl
Internationale belastingheffing en aftrek ter voorkoming van dubbele belasting voor werkzaamheden aan boord van een schip
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de belastingheffing van een inwoner van Nederland die in 2014 werkzaamheden heeft verricht aan boord van een schip dat in internationaal verkeer zou worden geëxploiteerd. De belanghebbende, werkzaam als 'Shift Leader Deck' bij een Zwitserse onderneming, stelde dat hij recht had op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting op basis van artikel 15, lid 3, van het belastingverdrag tussen Nederland en Zwitserland. De inspecteur van de Belastingdienst betwistte dit en stelde dat het schip niet in internationaal verkeer was geëxploiteerd tijdens de perioden waarin de belanghebbende aan boord werkte.
Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat het schip, de [naam schip 1], in de relevante perioden was geëxploiteerd voor het vervoer van personen of goederen in internationaal verkeer. Het schip was in 2014 in de bouwfase en was niet commercieel ingezet. De belanghebbende had ook geen werkzaamheden verricht in Zwitserland, waardoor Nederland het exclusieve heffingsrecht over zijn inkomsten had. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank, die het beroep van de belanghebbende ongegrond had verklaard. De belanghebbende had niet voldaan aan de bewijslast om aan te tonen dat hij recht had op de gevraagde aftrek.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor belastingplichtigen om voldoende bewijs te leveren voor hun aanspraken op belastingvoordelen, vooral in internationale contexten waar belastingverdragen van toepassing zijn. Het Hof concludeerde dat de belanghebbende geen recht had op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting en dat de belastingaanslag correct was opgelegd.