Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Rolnummers hoofdzaak : 22-004129-17 en 22-003231-19
raadslieden H. Bakker en R. Lonterman te Amsterdam,
Het geding en de feiten
“Gelet op het proces-verbaal van de politie te Den Haag met proces-verbaalnummer PL1500-2018105042 heeft verdachte zich kennelijk opnieuw schuldig gemaakt aan het plegen van enig strafbaar feit, te weten bedreiging. De rechtbank overweegt dat verdachte zich derhalve niet heeft gehouden aan de algemene schorsingsvoorwaarden”.Mr. W.M. Limborgh was als jongste rechter bij die beslissing betrokken.
Het wrakingsverzoek
Het eerste deel heeft betrekking op de wraking van mr. W.M. Limborgh en houdt in de kern het volgende in. Zondag 18 april 2021 hebben de raadslieden ontdekt dat mr. Limborgh bij de rechtbank betrokken is geweest bij de tweede strafzaak, terwijl het de bedoeling is dat hij in hoger beroep zal (blijven) deelnemen aan de behandeling van de zaak. Het gegeven dat mr. Limborgh in twee opeenvolgende instanties betrokken is (geweest) bij een en dezelfde strafzaak kan en mag niet. Verzoeker verkeerde in de (meer dan gerechtvaardigde) veronderstelling dat hij bij het gerechtshof op een ‘fresh consideration’ van zijn zaak mocht rekenen. Dit is een uitzonderlijke omstandigheid die, in aanvulling op de bemoeienis in eerste aanleg en de (boude) bewoordingen van de beschikking, strekkende tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van verzoeker, maakt dat geen sprake meer kan zijn van een ‘impartial tribunal’ in de zin van artikel 6 EVRM.
Het tweede deel van het wrakingsverzoek heeft betrekking op de wraking van
habeas corpusbeginsel van artikel 5 EVRM. Door te weigeren op verzoeken te beslissen heeft het hof bij verzoeker de objectief gerechtvaardigde vrees doen ontstaan dat het hof jegens hem vooringenomen is.
Beoordeling van de ontvankelijkheid
Beoordeling van het wrakingsverzoek
verdachte zich kennelijk opnieuw schuldig heeft gemaakt aan het plegen van enig strafbaar feit, te weten bedreiging’.
“Na hervatting van de zitting deelt de voorzitter mede vandaag alleen de aanhouding van de behandeling van de zaken tot een later moment aan de orde is en dat op korte termijn een (korte) zitting zal worden gehouden waarin de wensen van de verdediging kunnen worden besproken. De genoemde verzoeken kunnen op dat latere moment gedaan worden. Om die reden worden de verzoeken thans als niet gedaan beschouwd. De voorzitter voegt daaraan toe dat een van de leden van het hof de zaak niet kent, waardoor het op dit moment niet mogelijk is om op een verantwoorde wijze op eventuele verzoeken te beslissen. (…) De voorzitter deelt mede dat er nu geen verzoeken gedaan kunnen worden en dat een eventueel verzoek met betrekking tot de voorlopige hechtenis kan worden ingediend bij de Raadkamer”.
Beslissing
- verklaart verzoeker ontvankelijk in het verzoek tot wraking;
- wijst het verzoek tot wraking van mr. W.M. Limborgh toe;
- wijst het verzoek tot wraking van mrs. M.J. de Haan-Boerdijk, L.A. Pit en