ECLI:NL:GHDHA:2021:1401

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
200,278.394/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de beschikking van de kantonrechter inzake ontslag op staande voet en ontbinding arbeidsovereenkomst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de beschikking van de kantonrechter in Rotterdam, die op 31 januari 2020 is gegeven. [appellant] was in dienst bij Ikea B.V. en is op 4 november 2019 op staande voet ontslagen. In eerste aanleg heeft [appellant] verzocht om het ontslag te vernietigen en om doorbetaling van zijn loon en vakantiebijslag. Ikea heeft verweer gevoerd en verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft het ontslag op staande voet vernietigd, maar de arbeidsovereenkomst ontbonden wegens een verstoorde arbeidsverhouding. [appellant] is in hoger beroep gekomen, maar Ikea is niet verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat de procedure ten onrechte is ingeleid met een dagvaarding in plaats van een verzoekschrift. Het hof heeft besloten om de procedure voort te zetten volgens de regels van de verzoekschriftprocedure, waarbij de memorie van grieven als beroepschrift wordt aangemerkt. Het hof heeft een mondelinge behandeling bepaald en partijen opgeroepen om te verschijnen. De verdere beslissing is aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel Recht
Zaaknummer : 200.278.394/01
Zaaknummer rechtbank Rotterdam : 8191232 VZ VERZ 19-20673
arrest van 13 juli 2021
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente]
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. M.M. Dezfouli te Den Haag,
tegen:
Ikea B.V.,
gevestigd te Haarlem,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Ikea,
niet verschenen.

1.Het geding

Bij dagvaarding van 29 april 2020 is [appellant] in hoger beroep gekomen van de op 31 januari 2020 door de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, zittingsplaats Rotterdam (hierna: de kantonrechter) tussen partijen onder bovenvermeld zaaknummer gegeven beschikking.
Ikea is in hoger beroep niet verschenen. Tegen haar is verstek verleend.
[appellant] heeft een memorie van grieven ingediend. Hij heeft geconcludeerd, kort samengevat, dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen, het verzoek van Ikea om de arbeidsovereenkomst te ontbinden zal afwijzen en Ikea zal veroordelen om [appellant] op te roepen voor het hervatten van zijn werkzaamheden op straffe van verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van Ikea in de kosten van de procedure in beide instanties, met inbegrip van nakosten.
Ten slotte is een datum voor arrest (nader) bepaald.

2.Beoordeling van het hoger beroep

In de bestreden beschikking heeft de kantonrechter een aantal feiten vastgesteld. Daartegen heeft [appellant] geen bezwaren gericht, zodat het hof ook in hoger beroep van die feiten zal uitgaan. Kort samengevat gaat het in deze zaak om het volgende:
2.1
[appellant], geboren op [datum] 1974, is op 15 juni 2016 in dienst getreden van Ikea in de functie van “Goods Flow Co-worker/Reacher”. Vanaf januari 2018 verrichtte [appellant] tevens werkzaamheden als “Reacher”.
2.2
Ikea heeft [appellant] op 4 november 2019 op staande voet ontslagen.
2.3
In eerste aanleg heeft [appellant] - kort samengevat - verzocht het ontslag op staande voet te vernietigen en Ikea te veroordelen tot doorbetaling van het periodiek verschuldigde loon en de vakantiebijslag, met wettelijke rente over deze bedragen, tot wedertewerkstelling van [appellant] en tot betaling van € 847,- aan door [appellant] gemaakte buitengerechtelijke kosten, een en ander met veroordeling van Ikea in de proceskosten. [appellant] heeft aan zijn verzoeken ten grondslag gelegd dat er geen dringende reden is geweest die het ontslag op staande voet rechtvaardigt.
2.4
Ikea heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen deze verzoeken en bij zelfstandig (voorwaardelijk) verzoek verzocht om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden, primair wegens verwijtbaar handelen van [appellant] als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub e BW en subsidiair wegens een verstoorde arbeidsverhouding door toedoen van [appellant] als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub g BW. Ikea heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd, zakelijk weergegeven, dat van haar niet gevergd kan worden om de arbeidsovereenkomst met [appellant] te laten voortduren terwijl herplaatsing van [appellant] in een andere functie niet in de rede ligt. [appellant] heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd.
2.5
De kantonrechter heeft bij de bestreden beschikking het ontslag op staande voet vernietigd en Ikea veroordeeld tot doorbetaling van het loon, inclusief vakantiebijslag, over de periode vanaf 8 november 2019 tot het rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst, met wettelijke rente, en onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto specificatie. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 maart 2020 ontbonden wegens een verstoorde arbeidsverhouding (de zogenoemde g-grond), bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt en de overige verzoeken afgewezen.
2.6
De grieven van [appellant] zijn gericht tegen de beschikking van de kantonrechter voor zover daarbij de arbeidsovereenkomst tussen partijen is ontbonden wegens een verstoorde arbeidsverhouding. Het hof overweegt dat deze procedure betrekking heeft op het einde van de arbeidsovereenkomst tussen partijen en derhalve gebaseerd is op de bepalingen van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, Titel 10, Afdeling 9. Ingevolge het bepaalde in artikel 7:686a lid 2 BW wordt een dergelijke procedure ingeleid met een verzoekschrift, waarop vervolgens wordt beslist met een beschikking. Ingevolge artikel 359 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt tegen een dergelijke beschikking hoger beroep ingesteld door indiening van een beroepschrift ter griffie van het gerechtshof en niet, zoals in deze zaak is gebeurd, door het uitbrengen van een appeldagvaarding als bedoeld in artikel 343 Rv.
2.7
Artikel 69 Rv biedt het hof de mogelijkheid om te bevelen dat deze procedure wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure. De zogenaamde wisselbepaling van artikel 69 Rv strekt er toe een met betrekking tot een inleidend gedingstuk gemaakte fout te herstellen en kan ook worden toegepast in het hoger beroep. Het hof ziet aanleiding om in deze zaak van deze mogelijkheid gebruik te maken. Ingevolge artikel 69 Rv zal het hof daarom bevelen dat de procedure wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor een verzoekschriftprocedure. Dit betekent dat de memorie van grieven zal worden aangemerkt als beroepschrift, dat ten onrechte aan Ikea verstek is verleend, dat overeenkomstig artikel 279 Rv een mondelinge behandeling zal worden bepaald en dat Ikea daaraan voorafgaand in de gelegenheid gesteld zal worden om overeenkomstig het bepaalde in artikel 282 Rv desgewenst een verweerschrift in te dienen.
2.8
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
Beslissing
Het hof:
  • roept partijen op om, vergezeld van hun raadslieden, op 29 september 2021 om 11:00 uur te verschijnen in één der zalen van het Paleis van Justitie, Prins Clauslaan 60 te Den Haag voor de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr. F.J. Verbeek, voor het houden van een mondelinge behandeling;
  • bepaalt dat, indien één der partijen
  • bepaalt dat, indien één van partijen wenst dat de mondelinge behandeling zal worden gehouden ten overstaan van de meervoudige kamer, deze binnen twee weken na heden een verzoek daartoe kan indienen, onder opgaaf van de verhinderdata van alle betrokkenen over vier tot acht maanden vanaf heden. Vervolgens zal een nieuwe zittingsdatum worden bepaald voor een meervoudige kamer;
  • bepaalt dat Ikea tot
  • bepaalt dat partijen de bescheiden waarop zij voor het overige een beroep zouden willen doen, zullen overleggen door deze
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.J. Verbeek, C.J. Frikkee en M.D. Ruizeveld, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 juli 2021 in aanwezigheid van de griffier.