ECLI:NL:GHDHA:2020:981

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 juni 2020
Publicatiedatum
28 mei 2020
Zaaknummer
200.256.846
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude met All risk-verzekering? Bewijsvermoeden, bewijsopdracht

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen Turien & Co Assuradeuren B.V. over een schadeclaim na een aanrijding op 26 maart 2015. [appellant] had een All risk-verzekering afgesloten voor zijn Mercedes-Benz en claimde schade na een aanrijding met een Opel Vectra. Turien betwistte de claim en stelde dat [appellant] niet aan zijn informatieplicht had voldaan, met het opzet om te misleiden. Het hof oordeelt dat de kantonrechter de feiten correct heeft vastgesteld en dat de onderzoeksrapporten van CED en SOB vragen oproepen over de waarheidsgetrouwe aard van de schadeclaim. Het hof laat [appellant] toe tot het bewijs van feiten die het bewijsvermoeden van Turien kunnen ontkrachten. De zaak draait om de vraag of de schade aan de Mercedes daadwerkelijk het gevolg is van de geschetste aanrijding, en of [appellant] heeft geprobeerd Turien te misleiden. Het hof houdt verdere beslissingen aan en bepaalt dat getuigenverhoren zullen plaatsvinden op 17 juli 2020.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.256.846/01
Zaaknummer rechtbank : 5984061 RL EXPL 17-12062

arrest van 9 juni 2020

inzake

[appellant],

wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. O.H. van Hammerbroek van Ammerstol te Den Haag,
tegen

Turien & Co Assuradeuren B.V.,

gevestigd te Alkmaar,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Turien,
advocaat: mr. M. Smit te Alkmaar.

De verdere loop van het geding

Voor het verloop van het geding tot 9 april 2019 verwijst het hof naar zijn tussenarrest van die datum. Bij dat tussenarrest heeft het hof een comparitie van partijen gelast. Deze comparitie heeft niet plaatsgevonden. Bij memorie van grieven (met producties) heeft [appellant] acht grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord (met producties) heeft Turien de grieven bestreden.
Ten slotte heeft [appellant] de stukken overgelegd en hebben partijen arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1. De door de kantonrechter in het bestreden tussenvonnis vastgestelde feiten zijn door partijen niet bestreden, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.
2. Met inachtneming van hetgeen verder in hoger beroep is komen vast te staan gaat het in deze zaak om het volgende.
2.1
[appellant] heeft voor zijn personenauto, een Mercedes-Benz met kenteken [kenteken], bouwjaar 1988 (verder: de Mercedes) een verzekering afgesloten bij Turien. Op deze overeenkomst zijn de verzekeringsvoorwaarden Klassieker 2008 van Turien van toepassing.
2.2
Par. 10.A. Verplichtingen bij schade van de verzekeringsvoorwaarden luidt als volgt:
"(...)
2. Schade-informatieplicht
Verzekeringnemer en de tot uitkering gerechtigde zijn verplicht binnen redelijke termijn aan ondertekenaars alle inlichtingen en bescheiden te verschaffen die voor ondertekenaars van belang zijn om zijn uitkeringsplicht te beoordelen.
(...)
4. Sanctie bij niet nakomen verplichtingen
(…).
Elk recht op uitkering komt te vervallen, indien verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde de hiervoor onder 1 en 2 genoemde verplichtingen niet is nagekomen met het opzet de ondertekenaars te misleiden, tenzij de misleiding het verval van recht niet rechtvaardigt. (...)"
2.3
[appellant] heeft bij Turien door middel van een schadeformulier gedateerd 27 maart 2015 schade gemeld aan de Mercedes. Op het schadeformulier is vermeld dat [appellant] in Den Haag op 26 maart 2015 om 10:00 uur met zijn Mercedes in botsing gekomen met een Opel Vectra met kenteken [kenteken 2] (verder: de Opel). De Opel werd bestuurd door [bestuurder Opel], wonende [adres] te [plaats]. [appellant] naderde – zo blijkt uit het formulier – vanuit de Judith Leysterstraat het kruispunt met de Hoefkade en draaide met een snelheid van ca. 15 km/u rechtsaf de Hoefkade op, toen de Opel met hoge snelheid (ca 70-80 km/u) van links op de Hoefkade kwam aanrijden. [appellant] kon niet meer remmen. De Opel raakte de Mercedes aan de linker zijkant. Op het schadeformulier is als zichtbare schade aan de voertuigen vermeld: "de voorkant" van de Opel en "de gehele linkerkant" van de Mercedes. Ook maakte [appellant] op het formulier melding van letsel.
2.4
Naar aanleiding van deze melding verzocht Turien CED een schaderapport op te maken. CED rapporteerde bij rapport van 23 april 2015 als volgt:
"O.a. door ons vastgestelde opmerkelijke schade:
De achterruit, die uit gelaagd glas bestaat, was gescheurd met in de scheur vervuiling.
De uitlaat lag volgens opgave door de aanrijding op straat (de achterste steun was ernstig vervormd en geroest).
De mistlampen in de voorbumper waren met kit vastgezet. De voorbanden waren ernstig versleten en op het loopvlak zwart gemaakt.
Aan de achterklep troffen wij roestvorming welke is ontstaan doordat de spoiler niet juist was gemonteerd en het lakwerk zeer abominabel.
De sierlijsten aan de linkerzijde waren met kit op de delen gemonteerd.
(…)"
2.5
Hierna heeft Turien aan Schade- en Onderzoeks Bureau Hoofddorp (hierna: SOB) verzocht een onderzoek te doen naar de aanrijding. In de rapportage van 27 juli 2015 schrijft SOB in het Resumé:
"Bij het door ons ingestelde onderzoek werd door (…) verzekeringnemer [appellant] verklaard dat hij (…) als bestuurder van de personenauto van het merk Mercedes-Benz (…), over de Judith Leysterstraat te 's-Gravenhage reed, komende uit de richting van de Van Ostadestraat en gaande in de richting van de Hoefkade.
Door hem werd verklaard dat hij rechtsaf de Hoefkade op was gereden en dat hij tijdens het nemen van die bocht, aan de linkerzijde aangereden werd door de personenauto van het merk en type Opel Vectra (...) bestuurd door betrokkene [bestuurder Opel].
Volgens de verklaring van [appellant] was hij volledig verrast door de klap van deze aanrijding, daardoor zou hij even de weg kwijt zijn geweest.
Vrijwel direct na de klap zou hij zijn auto tot stilstand hebben gebracht.
Tevens werd door [appellant] verklaard dat hij als gevolg van deze aanrijding een pijnlijke knie en hoofdpijn had terwijl zijn rechter pols en een van zijn vingers dubbel geklapt zouden zijn.
Ten tijde van ons onderhoud met [appellant] verklaarde hij alleen nog last van zijn pols, zijn linker duim en zijn nek te hebben.
Door [appellant] werd verklaard dat hij na deze aanrijding via het rechter portier uitgestapt was en dat hij vervolgens na het zien van de schade aan de gehele linker zijde van zijn auto, zijn broer via zijn mobiele telefoon gebeld had, deze was daarop naar de aanrijdingslocatie gekomen om de auto te verslepen.
Desgevraagd werd in eerste instantie door verzekeringnemer [appellant] verklaard dat hij zijn broer had gebeld met de mobiele telefoon die hij tijdens ons onderhoud met hem ook nog in gebruik en bij zich had, te weten met het nummer [telefoonnummer].
Nadat hij ons had toegezegd ons in het bezit te stellen van een specificatie van zijn
telefoongesprekken op de dag van de aanrijding, deelde hij ons na afloop van het onderhoud plots mee dat hij meerdere telefoons had en niet precies meer wist met welke telefoon hij zijn broer had gebeld, ook deelde hij mee dat de nummers van die andere mobiele telefoons hem niet bekend waren.
Voorts werd door [appellant] verklaard dat hij niet bekend was met [bestuurder Opel], deze was volgens hem na het samen invullen van het aanrijdingsformulier, met de beschadigde Opel weggereden.
De onderhavige Mercedes-Benz van [appellant] zou niet meer hebben kunnen rijden,
in afwachting van de komst van zijn broer had [appellant] volgens zijn verklaring zeker een uur met die auto op de plaats van de aanrijding gestaan.
Op basis van de bij de inspectie van de onderhavige Mercedes-Benz door ons geconstateerde schade zijn wij van mening dat deze schade niet het gevolg geweest kan zijn van de geschetste aanrijding, hetgeen ons bevestigd werd door de door ons geraadpleegde expert, [schade-expert].
Volgens opgave zou de onderhavige aanrijding hebben plaatsgevonden op de T‑kruising van de Judith Leysterstraat met de Hoefkade te 's-Gravenhage. Op straatniveau zijn bij deze kruising met name winkelbedrijven gevestigd. Vanuit meerdere bedrijven heeft men direct zicht op de genoemde kruising.
Bij het door ons ingestelde, zeer uitgebreide buurtonderzoek bleek geen van de door ons aangesproken personen bekend met de onderhavige aanrijding en/of de onderhavige Mercedes-Benz. Meerdere medewerkers van bedoelde bedrijven deelden ons desgevraagd mee dat zij daar op het tijdstip van deze aanrijding werkzaam waren geweest.
Wij hebben verzekeringnemer (…) naar aanleiding van onze bevindingen meegedeeld dat wij ernstige bedenkingen hadden ten aanzien van de onderhavige aanrijding en hebben hem daarbij tevens gewezen op het door CED Automotive in dezen opgemaakte rapport.
Hij volhardde echter, naar onze indruk nadat hij diverse keren twijfelde, bij zijn in dezen ingediende schadeclaim.
Blijkens de verklaring van [appellant] was hij ten tijde van het ontstaan van de onderhavige met de onderhavige Mercedes-Benz auto onderweg naar garage [naam garage] in verband met een A.P.K. keuring. Gebleken is dat de voorbanden van deze auto op dat moment compleet versleten waren en dat onder andere in de voorruit een scheur zat. Daarmee geconfronteerd werd door [appellant] verklaard dat hij voornemens was geweest om een zogenaamde proefkeuring te laten verrichten om te zien wat er allemaal aan de auto moest gebeuren.
Het is ons niet gelukt in contact te komen met betrokkene [bestuurder Opel]. Onze telefoonoproepen werden nimmer beantwoord, op de telkenmale op de voicemail ingesproken verzoeken om contact met ons bureau op te nemen werd nimmer een reactie ontvangen en ook op de door ons verzonden brief met dat verzoek, werd nimmer gereageerd.
De ramen van de woning op het door [bestuurder Opel] op het aanrijdingsformulier vermelde woonadres bleken aan de binnenzijde afgeplakt met kranten.
Bij een bezoek aan het adres van de tenaamgestelde van het kenteken van de door [bestuurder Opel] bestuurde Opel Vectra(een broer van [bestuurder Opel], hof)
, werd ons door zowel een broer als door diens moeder meegedeeld dat [bestuurder Opel] aan het werk was.
Ondanks de toezegging van zijn moeder dat zij [bestuurder Opel] zou verzoeken telefonisch contact met ons op te nemen, werd ook daarop geen enkele reactie van [bestuurder Opel] verkregen. In verband met vorenstaande was het in dezen voor ons ook niet mogelijk een verklaring van [bestuurder Opel] op te tekenen omtrent de toedracht van de onderhavige aanrijding noch om bijvoorbeeld een reconstructie met de betrokken voertuigen te houden."
2.6.
Naar aanleiding van voormeld rapport deelde Turien bij brief van 3 augustus 2015
aan [appellant] mee dat geen andere conclusie kan worden getrokken dan dat [appellant] heeft
geprobeerd Turien te misleiden en schade geclaimd die niet kan zijn ontstaan door de
opgegeven aanrijding. Daarbij heeft Turien aanspraak gemaakt op terugbetaling van de door
haar gemaakte onderzoekskosten van € 4.193,26. Tevens heeft zij [appellant] gemeld dat zijn gegevens zijn opgenomen in het Extern Verwijzingsregister.
2.7
Ondanks aanmaning daartoe heeft [appellant] de onderzoekskosten niet terugbetaald
aan Turien.
2.8
In deze procedure vordert Turien in conventie – zakelijk weergegeven – betaling van de onderzoekskosten vermeerderd met rente en kosten.
2.9
In reconventie vordert [appellant] – eveneens zakelijk weergegeven –
i) een verklaring voor recht dat hij als verzekerde recht heeft op een uitkering door
Turien van het bedrag dat hij aan schade heeft geleden als gevolg van het ongeval op 26 maart 2015;
ii) Turien – op straffe van verbeuren van een dwangsom – op te dragen over te gaan tot het (laten) verwijderen van [appellant] uit de diverse frauderegisters waarin hij door/via Turien is opgenomen, te weten: het incidentenregister van Turien, het register van het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit, het Externe Verwijzingsregister en het waarschuwingssysteem van Stichting Centraal Informatie Systeem
iii) de veroordeling van Turien om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [appellant] de schade te vergoeden die [appellant] heeft geleden, te weten ongeveer € 4.200,--, vermeerderd met de wettelijke rente en de proceskosten.
2.1
Bij het bestreden tussenvonnis heeft de kantonrechter [appellant] toegelaten tot het bewijs dat de door hem bij Turien gemelde schade is ontstaan door het ongeval op 26 maart 2015.
2.11
[appellant] heeft vervolgens een contra-expertiserapport overgelegd van expertisebureau Thorenaar. De conclusie van het expertiserapport luidde:
"RESUMEREND
Wij bestudeerden de overgelegde dossierstukken en moeten helaas constateren dat wij niets voor u kunnen betekenen."
De reden hiervan zou volgens [appellant] zijn gelegen in het feit dat de Opel niet meer kan worden gevonden. Ook meldde [appellant] dat hij expert [naam schade-expert 1], van Oldenhuis Taxatie en Expertisebureau, had verzocht om een contra-expertise te doen. Ook deze expert zou
telefonisch te kennen hebben gegeven dat een reconstructie niet meer mogelijk was, omdat het een te oude zaak betreft en de andere bij de aanrijding betrokken auto met meer kon worden gevonden. Tot slot wees [appellant] op een e-mail van 9 november 2017 van expert [naam schade-expert 2] waarin deze schreef:
"het onderzoeken van een aanrijding zonder beide voertuigen in ogenschouw te hebben heeft een zeer hoog speculatief karakter".
2.12
Bij het bestreden eindvonnis heeft de kantonrechter – zakelijk weergeven – de vordering van Turien toegewezen en de vorderingen van [appellant] afgewezen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van zowel de conventie als de reconventie.
3.1
In hoger beroep vordert [appellant] de vernietiging van de bestreden vonnissen en alsnog afwijzing van de vordering van Turien in conventie en toewijzing van zijn vorderingen in reconventie, met veroordeling van Turien in de kosten van beide instanties.
3.2
De grieven van [appellant] zijn – zakelijk weergegeven – gericht tegen de door de kantonrechter gehanteerde bewijslastverdeling en bewijswaardering. Het hof zal de grieven per vordering behandelen.
3.3
Hoewel geen van partijen het kennelijk dienstig heeft geacht in deze procedure de polis over te leggen, begrijpt het hof dat tussen partijen niet in geschil is dat [appellant] de Mercedes bij Turien all risk heeft verzekerd.
Fraude?
4.1
Turien stelt zich, zo begrijpt het hof – naar aanleiding van de in 2.4 en 2.5 bedoelde onderzoeksresultaten van CED en SOB – op het standpunt, dat [appellant] niet heeft voldaan aan de op hem op grond van artikel 7:941 BW en pag. 10A van de verzekeringsvoorwaarden rustende informatieplicht, met het opzet haar te misleiden. Hierdoor is het recht op uitkering onder de verzekering komen te vervallen, heeft zij [appellant] opgenomen in diverse frauderegisters en maakt zij aanspraak op vergoeding van de onderzoekskosten die zij heeft moeten maken.
4.2
Nu Turien zich dus beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten, rusten – zo stelt [appellant] terecht – de stelplicht en de bewijslast ter zake van die feiten op haar.
4.3
Turien stelt – zo begrijpt het hof – enerzijds dat de door [appellant] geclaimde schade niet door het ongeval zoals door [appellant] geschetst
kan zijnveroorzaakt. Turien heeft daarbij gewezen op de volgende onderdelen uit het rapport die volgens haar leiden tot de voorgenoemde conclusie:
- twee beschermstrips aan de linkerzijde van de auto zijn niet beschadigd,
- er geen sprake is van enige (horizontale) krassen in de lak van het voertuig, terwijl die er bij een dergelijke aanrijding (al rijdend) wel zouden moeten zijn,
- er is buurtonderzoek gedaan waaruit blijkt dat niemand het incident heeft waargenomen,
- de onderzoekers van zowel SOB als CED concluderen dat de aanwezige schade niet het gevolg kan zijn geweest van de geschetste aanrijding.
4.4
Daarnaast baseert Turien haar conclusie op verklaringen van [appellant] zelf, die zij twijfelachtig acht. Turien heeft er daarbij op gewezen dat [appellant] heeft verklaard, dat:
- hij niet naar links heeft gekeken, terwijl hij tevens verklaart dat de auto die [appellant] aangereden zou hebben, 70 tot 80 kilometer per uur gereden moet hebben;
- de schade aan de linkervoorzijde (de voorbumper) is ontstaan doordat hij een muurtje heeft geraakt, terwijl [appellant] aan CED heeft verklaard dat de schade aan de linkervoorzijde een gevolg zou zijn van de aanrijding;
- hij letsel heeft opgelopen, maar het nalaat daarover enig bewijs in het geding te brengen;
- hij de politie (of de ambulance) niet heeft gebeld, nu deze toch niet voor een aanrijding zouden komen. Dat is onjuist, zeker als één der partijen bij de aanrijding letsel heeft opgelopen. Bovendien is het met 70 tot 80 kilometer per uur afrijden op een kruising strafrechtelijk ook niet toelaatbaar. Alle reden om de politie te bellen. Het had al helemaal voor de hand gelegen dat [appellant] een ambulance had gebeld, gezien zijn letsel;
- hij kort na de vermeende aanrijding (kort na 10:00 uur op 26 maart 2015) zijn broer heeft gebeld. [appellant] zou nog een uitdraai van de gesprekken op zijn mobiele telefoon van die dag overleggen, maar heeft dat nagelaten;
- hij een telefoon in zijn bezit heeft, maar desalniettemin geen foto’s heeft gemaakt van de plek van de aanrijding en de schade aan beide voertuigen;
- de Opel Vectra, die het ongeval zou hebben veroorzaakt, zou zijn beschadigd aan de voorzijde. Die schade zou dan moeten "matchen” met de schade die [appellant] opgelopen stelt te hebben. [appellant] overlegt echter geen enkel bewijs omtrent de schade van de wederpartij terwijl die schade toch bekend moet zijn. Waarom heeft [appellant] bijvoorbeeld geen contact met OHRA (de verzekeraar van de partij die [appellant] zou hebben aangereden) opgenomen?
- [appellant] geen aandacht had voor getuigen van het ongeval maar kennelijk thans wel een getuigenverklaring kan overleggen;
- hij een uur op de kruising heeft gestaan en de auto ter plekke heeft klaargemaakt voor vervoer;
- [appellant] het voertuig uiteindelijk bij Shurgard heeft gestald en daarmee de mogelijkheid had een contra-expertise uit te laten voeren;
- het voertuig door een lege accu niet meer kon starten, terwijl de auto naar verklaring van [appellant] ten tijde van de vermeende aanrijding nog wel kon rijden en in de tussentijd niet meer bereden is.
4.5
[appellant] heeft deze stellingen aldus betwist:
Hij heeft meerdere experts aangezocht om een contra-expertise te verrichten, maar die gaven eenduidig te kennen dat het niet mogelijk is om zonder een inspectie van beide voertuigen een reconstructie te doen van de aanrijding. Aan de conclusie van de door Turien ingeschakelde deskundigen dat de schade niet is veroorzaakt door het ongeval moet daarom worden getwijfeld. Het rapport van SOB is gebaseerd op aannames en vermoedens. Dat de strips aan de zijkant van de auto nauwelijks schade zouden hebben, wordt gelogenstraft door de bij het rapport gevoegde foto's, ook uit het rapport (pag. 3 en 4) volgt dat de strips wel enige schade vertoonden. Dat nader onderzoek niet meer mogelijk is, omdat beide voertuigen inmiddels naar de sloop zijn gebracht mag volgens [appellant] niet voor zijn rekening komen. Turien had [appellant] eerder moeten informeren, indien zij meende dat hij onjuiste informatie had verstrekt. [appellant] merkt op dat het hem inmiddels wel is gelukt in contact te komen met [bestuurder Opel], die desgevraagd ook bereid bleek een korte schriftelijke verklaring af te geven. Het is dus onbegrijpelijk dat de deskundigen van SOB [bestuurder Opel] niet hebben kunnen traceren voor een verklaring. [appellant] is overigens weinig te spreken over de wijze waarop hij door de experts van SOB werd behandeld: hem werden woorden in de mond gelegd. Hij heeft het gesprek met de deskundige als intimiderend/manipulerend ervaren. Volgens [appellant] doet het er niet toe dat de Mercedes niet in goede staat verkeerde, het gaat ten slotte in deze procedure om de beschadigingen als gevolg van het ongeval. [appellant] claimt geen schade die al aanwezig was voor de aanrijding. Het "zeer uitgebreide buurtonderzoek" heeft pas op 1 mei 2015 plaatsgevonden, dus dat omwonenden niets meer weten van het ongeval hoeft niet te verbazen. Het ongeval was niet van dermate omvang dat er omstanders op af kwamen, er zijn geen hulpdiensten bij betrokken geweest. De namen van degene die SOB zou hebben benaderd zijn bovendien niet genoemd. [appellant] zelf heeft overigens zelf recentelijk een getuige gevonden van het ongeval, de heer [naam getuige] die vanuit zijn raam het ongeval heeft zien gebeuren. Het feit dat de auto all risk verzekerd was en het ongeval op een drukke weg midden in Den Haag heeft plaatsgevonden, duidt er volgens [appellant] op, dat hij niet de intentie had om Turien op te lichten.
4.6
Het hof overweegt, dat de onderzoeksrapporten van CED en SOB in combinatie met de tegenstrijdigheden in de verklaringen van [appellant] zodanige vragen oproepen, dat voorshands – behoudens tegenbewijs – bewezen moet worden geacht dat de schade niet het gevolg
kan zijnvan het door [appellant] gestelde ongeval, op grond waarvan moet worden aangenomen dat sprake is van overtreding van de inlichtingenplicht door [appellant] met het opzet Turien te misleiden. Uit deze rapporten blijkt immers dat de lak van de Mercedes geen enkel horizontaal krasspoor vertoonde, terwijl volgens de beschrijving op het schadeformulier de Mercedes al rijdend door de Opel zou zijn geraakt. Indien het ongeval zou hebben plaatsgevonden zoals door [appellant] geschetst, hadden horizontale krassen zichtbaar moeten zijn, omdat beide auto's elkaar al rijdend hebben geschampt.
4.7
[appellant] zal worden toegelaten dit voorshands geleverde bewijs te ontkrachten. Het hof merkt daarbij op dat – gelet op het vorenstaande – het enkele bewijs dat op 26 maart 2016 een aanrijding heeft plaatsgevonden waarbij de Mercedes betrokken was, niet toereikend is. Het gaat immers ook om het causaal verband tussen het ongeval en de geclaimde schade.
4.8
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

Beslissing

Het hof:
  • laat [appellant] toe tot het bewijs van feiten en omstandigheden die het in rov. 4.6 genoemde bewijsvermoeden ontkrachten;
  • bepaalt dat, indien hij getuigen wil doen horen, de getuigenverhoren zullen worden gehouden in een der zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te
  • bepaalt dat, indien één der partijen binnen veertien dagen na heden, onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van beide partijen en de te horen getuigen in de maanden juli tot en met november van 2020, opgeeft dan verhinderd te zijn, de raadsheer-commissaris (in beginsel eenmalig) een nadere datum en tijdstip voor de getuigenverhoren zal vaststellen;
  • verstaat dat het hof reeds beschikt over een kopie van de volledige procesdossiers in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief producties, zodat overlegging daarvan voor het getuigenverhoor niet nodig is;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.J. van der Ven, P.M. Verbeek en F.R. Salomons en in het openbaar uitgesproken door mr. J.E.H.M. Pinckaers, rolraadsheer, op 9 juni 2020 in aanwezigheid van de griffier.