"Bij het door ons ingestelde onderzoek werd door (…) verzekeringnemer [appellant] verklaard dat hij (…) als bestuurder van de personenauto van het merk Mercedes-Benz (…), over de Judith Leysterstraat te 's-Gravenhage reed, komende uit de richting van de Van Ostadestraat en gaande in de richting van de Hoefkade.
Door hem werd verklaard dat hij rechtsaf de Hoefkade op was gereden en dat hij tijdens het nemen van die bocht, aan de linkerzijde aangereden werd door de personenauto van het merk en type Opel Vectra (...) bestuurd door betrokkene [bestuurder Opel].
Volgens de verklaring van [appellant] was hij volledig verrast door de klap van deze aanrijding, daardoor zou hij even de weg kwijt zijn geweest.
Vrijwel direct na de klap zou hij zijn auto tot stilstand hebben gebracht.
Tevens werd door [appellant] verklaard dat hij als gevolg van deze aanrijding een pijnlijke knie en hoofdpijn had terwijl zijn rechter pols en een van zijn vingers dubbel geklapt zouden zijn.
Ten tijde van ons onderhoud met [appellant] verklaarde hij alleen nog last van zijn pols, zijn linker duim en zijn nek te hebben.
Door [appellant] werd verklaard dat hij na deze aanrijding via het rechter portier uitgestapt was en dat hij vervolgens na het zien van de schade aan de gehele linker zijde van zijn auto, zijn broer via zijn mobiele telefoon gebeld had, deze was daarop naar de aanrijdingslocatie gekomen om de auto te verslepen.
Desgevraagd werd in eerste instantie door verzekeringnemer [appellant] verklaard dat hij zijn broer had gebeld met de mobiele telefoon die hij tijdens ons onderhoud met hem ook nog in gebruik en bij zich had, te weten met het nummer [telefoonnummer].
Nadat hij ons had toegezegd ons in het bezit te stellen van een specificatie van zijn
telefoongesprekken op de dag van de aanrijding, deelde hij ons na afloop van het onderhoud plots mee dat hij meerdere telefoons had en niet precies meer wist met welke telefoon hij zijn broer had gebeld, ook deelde hij mee dat de nummers van die andere mobiele telefoons hem niet bekend waren.
Voorts werd door [appellant] verklaard dat hij niet bekend was met [bestuurder Opel], deze was volgens hem na het samen invullen van het aanrijdingsformulier, met de beschadigde Opel weggereden.
De onderhavige Mercedes-Benz van [appellant] zou niet meer hebben kunnen rijden,
in afwachting van de komst van zijn broer had [appellant] volgens zijn verklaring zeker een uur met die auto op de plaats van de aanrijding gestaan.
Op basis van de bij de inspectie van de onderhavige Mercedes-Benz door ons geconstateerde schade zijn wij van mening dat deze schade niet het gevolg geweest kan zijn van de geschetste aanrijding, hetgeen ons bevestigd werd door de door ons geraadpleegde expert, [schade-expert].
Volgens opgave zou de onderhavige aanrijding hebben plaatsgevonden op de T‑kruising van de Judith Leysterstraat met de Hoefkade te 's-Gravenhage. Op straatniveau zijn bij deze kruising met name winkelbedrijven gevestigd. Vanuit meerdere bedrijven heeft men direct zicht op de genoemde kruising.
Bij het door ons ingestelde, zeer uitgebreide buurtonderzoek bleek geen van de door ons aangesproken personen bekend met de onderhavige aanrijding en/of de onderhavige Mercedes-Benz. Meerdere medewerkers van bedoelde bedrijven deelden ons desgevraagd mee dat zij daar op het tijdstip van deze aanrijding werkzaam waren geweest.
Wij hebben verzekeringnemer (…) naar aanleiding van onze bevindingen meegedeeld dat wij ernstige bedenkingen hadden ten aanzien van de onderhavige aanrijding en hebben hem daarbij tevens gewezen op het door CED Automotive in dezen opgemaakte rapport.
Hij volhardde echter, naar onze indruk nadat hij diverse keren twijfelde, bij zijn in dezen ingediende schadeclaim.
Blijkens de verklaring van [appellant] was hij ten tijde van het ontstaan van de onderhavige met de onderhavige Mercedes-Benz auto onderweg naar garage [naam garage] in verband met een A.P.K. keuring. Gebleken is dat de voorbanden van deze auto op dat moment compleet versleten waren en dat onder andere in de voorruit een scheur zat. Daarmee geconfronteerd werd door [appellant] verklaard dat hij voornemens was geweest om een zogenaamde proefkeuring te laten verrichten om te zien wat er allemaal aan de auto moest gebeuren.
Het is ons niet gelukt in contact te komen met betrokkene [bestuurder Opel]. Onze telefoonoproepen werden nimmer beantwoord, op de telkenmale op de voicemail ingesproken verzoeken om contact met ons bureau op te nemen werd nimmer een reactie ontvangen en ook op de door ons verzonden brief met dat verzoek, werd nimmer gereageerd.
De ramen van de woning op het door [bestuurder Opel] op het aanrijdingsformulier vermelde woonadres bleken aan de binnenzijde afgeplakt met kranten.
Bij een bezoek aan het adres van de tenaamgestelde van het kenteken van de door [bestuurder Opel] bestuurde Opel Vectra(een broer van [bestuurder Opel], hof)
, werd ons door zowel een broer als door diens moeder meegedeeld dat [bestuurder Opel] aan het werk was.
Ondanks de toezegging van zijn moeder dat zij [bestuurder Opel] zou verzoeken telefonisch contact met ons op te nemen, werd ook daarop geen enkele reactie van [bestuurder Opel] verkregen. In verband met vorenstaande was het in dezen voor ons ook niet mogelijk een verklaring van [bestuurder Opel] op te tekenen omtrent de toedracht van de onderhavige aanrijding noch om bijvoorbeeld een reconstructie met de betrokken voertuigen te houden."