In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 mei 2020 een herstelarrest gewezen in een vrijwaringsprocedure. De zaak betreft een hoger beroep van [appellant] tegen [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] in het kader van bestuurdersaansprakelijkheid. Het hof heeft eerder op 10 december 2019 een tussenarrest gewezen, waarin het de zaak had verwezen naar de rol voor het nemen van een akte door [appellant]. Na een aantal processtukken en e-mailcorrespondentie tussen de partijen, heeft het hof vastgesteld dat er geen cassatie is ingesteld in de hoofdzaak, waardoor het arrest in de hoofdzaak onherroepelijk is geworden.
Het hof heeft in het herstelarrest geoordeeld dat de vrijwaringszaak niet langer kan worden aangehouden en heeft besloten om eindarrest te wijzen. Het hof heeft de vordering van de curator tot aanzuivering van het tekort in het faillissement van Schildersbedrijf Prevoo Gouda B.V. (SPG) beoordeeld. Het hof heeft overwogen dat de aansprakelijkheid van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] jegens de boedel van SPG moet worden vastgesteld op basis van de bestuurdersaansprakelijkheid volgens artikel 2:248 BW. Het hof heeft de grieven van [appellant] verworpen en geoordeeld dat de vordering van de curator toewijsbaar is, waarbij [appellant] is veroordeeld tot betaling van 55% van hetgeen waartoe [geïntimeerde 1] in de hoofdzaak is veroordeeld, inclusief proceskosten.
De beslissing van het hof houdt in dat [appellant] in de kosten van het principaal en incidenteel appel wordt veroordeeld, en dat het arrest uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Dit arrest is gewezen ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.