ECLI:NL:GHDHA:2020:796
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- E.A. Mink
- A.A.F. Donders
- M.Th. Linsen-Penning de Vries
- Rechtspraak.nl
Omgangsregeling en bekrachtiging beschikking rechtbank in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 1 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen de vader en zijn minderjarige kind, geboren in 2009. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de vader beschuldigd van onvoldoende inspanning om contact te onderhouden met het kind. De vader heeft echter aangegeven dat hij contact heeft gezocht met het Jeugd Ondersteunings Team (JOT) voor ondersteuning bij het tot stand brengen van omgang. De raad voor de kinderbescherming heeft in het proces een adviserende rol gespeeld en benadrukt dat het belangrijk is dat het kind contact heeft met beide ouders. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank Rotterdam van 19 april 2017 bekrachtigd, waarbij de moeder werd verplicht om de omgangsregeling na te komen. Het hof oordeelt dat het recht op omgang met de niet-verzorgende ouder, zoals vastgelegd in artikel 8 van het EVRM en artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek, niet mag worden ontzegd zonder goede gronden. De moeder heeft aangegeven niet meer in gesprek te willen gaan met de vader, maar het hof oordeelt dat dit niet mag leiden tot een blokkade van de omgang tussen de vader en het kind. De beslissing van het hof benadrukt het belang van contact tussen het kind en de vader voor de ontwikkeling van het kind.