Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De procedure in hoger beroep
- het dossier van de procedure voor de kantonrechter in de Rechtbank Den Haag tussen de VvE als eiseres in conventie en gedaagde in reconventie en [appellant] als gedaagde in conventie en eiser in reconventie, eindigend met het vonnis van die kantonrechter van 13 november 2018 (hierna: het vonnis van de kantonrechter);
- de dagvaarding in hoger beroep van [appellant] van 12 februari 2019;
- het tussenarrest van 9 april 2019 waarbij dit hof een comparitie van partijen heeft gelast;
- het proces-verbaal van deze comparitie van 2 mei 2019;
- de memorie van grieven, tevens akte houdende vermeerdering van eis, van [appellant] van 13 augustus 2019, met producties 1 tot en met 8;
- de memorie van antwoord van de VvE van 22 oktober 2020, met producties 8 tot en met 17;
- de akte uitlating producties van [appellant] van 3 december 2019, met producties 9 tot en met 11;
- de antwoordakte van de VvE van 7 januari 2020; en
- de mondelinge behandeling van 5 november 2020, waar de advocaten van [appellant] en de VvE de respectieve standpunten van hun cliënten naar voren hebben gebracht, in het geval van de advocaat van de VvE aan de hand van een pleitnota die zij heeft overgelegd.
2.De feiten
oktober en november 2014(hierna ook: de facturen 2014). De VvE heeft kopieën van deze zelfde facturen in de procedure gebracht, ieder voorzien van onder andere:
Gezien en akkoord[naam van de beheerder van de VvE]”; en
Betaald via RABO” en “
INGEBOEKT IN KOSTENBOEK”.
januari 2018is boven het bargedeelte op de begane grond van het fitnessbedrijf een lekkage ontstaan aan een standleiding. Het plafond van de betrokken ruimte bestaat uit een verlaagd systeemplafond met daaronder een geschilderd schrootjesplafond. Na de lekkage hebben [appellant] (via zijn gemachtigde) en de beheerder van de VvE gecorrespondeerd over het herstel daarvan en de aansprakelijkheid van de VvE voor de schade als gevolg van lekkage en herstel.
Teneinde dit[te weten of de lekkage wordt veroorzaakt door een kapotte standleiding, hof]
te controleren en te herstellen dient het plafond van[het appartement van [appellant]]
te worden geopend, danwel een mogelijkheid te worden gecreëerd om de werkzaamheden uit te voeren.(…)
Namens de[VvE]
bevestigen wij dat alle kosten voor reparatie/herstel van schade voor rekening van de VvE zal komen.”
Door de langdurig lekkage en het feit dat deze delen niet meer verkrijgbaar zijn/waren (begrepen dat ca. 15/20 jaar geleden bij renovatie dit plafond is aangebracht) getracht tot een nette oplossing te komen om een ander/bijpassend plafond te formeren boven de bar. Voorstel was iets bijpassends van nette mdf-delen[in]
verschillende vormen/maten/prints aan te brengen, ander soort plafonds, doch liet[[appellant]]
weten, dat zijn voorkeur/wens is dat het verlaagde[ ]
plafond met dezelfde delen wordt hersteld/ingepast”.
juni 2018is bij een interne verbouwing in het appartement [adres], dat boven het appartement van [appellant] ligt, wateroverlast ontstaan in het appartement van [appellant]. De eigenaren van dat bovengelegen appartement hebben aan de VvE gevraagd daarvoor haar verzekeraar aan te spreken, waarna deze heeft geantwoord dat deze schade niet was gedekt.
De betaling van de verschuldigde (voorschot-)bijdrage kan niet worden verrekend of opgeschort in verband met een (vermeende) vordering op de VvE of de gezamenlijke eigenaars” (hierna: het verreken- en opschortingsverbod).
3.Het geding voor de kantonrechter
4.De vorderingen in hoger beroep
5.De beoordeling van het hoger beroep
eerste griefklaagt [appellant] over de afwijzing van de vorderingen die hij in de procedure voor de kantonrechter had ingesteld en licht hij de grondslag toe voor de nieuwe vorderingen die hij bij vermeerdering van eis in hoger beroep heeft ingesteld. Het gaat daarbij om de volgende posten:
gederfde baromzettijdens de herstelwerkzaamheden in maart 2018. Daardoor is dat bedrag in hoger beroep niet meer aan de orde.
waterschade 2014stelt [appellant] dat de VvE daarvoor aansprakelijk is en hem daarom het totaalbedrag van de facturen 2014 moet betalen, ad € 4.416,88.
plafondherstelschade 2018klaagt [appellant] over het oordeel van de kantonrechter dat die schade slechts tot € 4.768,63 toewijsbaar is. De VvE heeft volgens hem vergoeding toegezegd van alle schade, en dat betekent dat het plafond in de vorige toestand moet worden hersteld. Omdat het oorspronkelijke schrootjesmateriaal niet meer leverbaar is, is dat laatste hier alleen mogelijk door het hele plafond te vervangen, met inbegrip van de daarin gemonteerde lampen en camerasystemen. Deze vervanging is aan hem geoffreerd voor € 14.096,40.
Na het herstellen van de standleiding dient het schrotenplafond aangeheeld en volledig geschilderd te worden.” Het reparatiebedrijf heeft later aan [appellant] voorgesteld voor dat herstel “
iets bijpassends van nette mdf-delen[in]
verschillende vormen/maten/prints aan te brengen”.Daartegenover heeft [appellant] ook in hoger beroep alleen herhaald dat het betrokken schrootjesmateriaal niet meer verkrijgbaar is, en dat de esthetiek van het plafond belangrijk is voor de uitstraling van de ruimte. Maar dat is niet genoeg: [appellant] had namelijk ook moeten uitleggen waarom plaatselijk herstel van het plafond dan niet mogelijk was met MDF of een ander materiaal waarmee de esthetiek van het oorspronkelijk schrootjesmateriaal redelijkerwijs kon worden nagebootst, waarna, zoals voorgesteld, het hele plafond egaal zou worden geschilderd.
schade aan de koffiezetmachine 2018stelt [appellant] dat die het gevolg is van de eerste lekkage 2018. Het gaat om een grote en zware machine zoals die ook in koffiebars staat, met een eigen wateraansluiting. Zij staat op een specifiek voor haar gewicht bij de aansluiting gebouwd onderdeel van het barmeubel in het bargedeelte van het fitnessbedrijf, onder de plek van de eerste lekkage 2018. Het causaal verband tussen deze eerste lekkage en de schade aan de koffiezetmachine wordt volgens [appellant] aangetoond door die locatie, namelijk onder de plek van de lekkage, en door de twee reparatiefacturen. De eerste factuur, van 1 februari 2018, bevat als toelichting: “
de[besturings]
printen zijn kapot gegaan door water uit het plafon[d]
. Machine vocht vrij gemaakt”. De tweede, van 26 februari 2018, bevat als toelichting: “[besturings]
print weer kapot gegaan door niet gerepareerde lekkage uit plafon[d]
. Dit keer ook schade aan het[verwarmings]
element. Kabel bij aansluiting van het element[v]
erbrand door[kort]
s[l]
uiting veroorzaakt door water”. Het totaalbedrag van die facturen is € 2.015,87.
- De VvE betwist dat zij een rechtsnorm heeft geschonden, maar die betwisting kan haar ook hier niet baten omdat zij zelf wijst op artikel 14 lid 2 (schade ontstaan door een evenement buiten het privégedeelte) van haar splitsingsreglement (hierna: het Reglement) als mogelijke bron van aansprakelijkheid. Vervolgens betwist zij niet dat de eerste lekkage 2018, die afkomstig was van een standleiding, een evenement buiten het privégedeelte is, waardoor die bepaling van toepassing is.
- De VvE betoogt verder dat [appellant] niet ontvankelijk is in zijn vorderingen, aangezien hij daarvoor niet de wegen bewandelt die in het appartementsrecht zijn vastgelegd. Zij verwijst daarvoor echter alleen naar wat daarvoor volgens haar de normale gang van zaken dan wel gebruikelijk is, zonder toe te lichten waarom daaruit voor [appellant] een verplichting voortvloeit om op straffe van niet-ontvankelijkheid een bijzondere procedure te volgen om zijn schade vergoed te krijgen. Dat zij verwijst naar artikel 26 lid 4 Reglement is daarvoor onvoldoende, omdat die bepaling niet in een dergelijke procedure voorziet.
- De VvE betwist dat de schade aan de koffiezetmachine het gevolg is van de eerste lekkage 2018. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft zij bij gebrek aan wetenschap betwist dat die machine onder de plek van de eerste lekkage 2018 staat, maar het hof gaat daaraan voorbij. Die betwisting is immers weinig overtuigend, nu de VvE niet betwist dat de schade aan de machine in diezelfde periode is ontstaan en dat de facturen daarop betrekking hebben. Het reparatiebedrijf heeft in deze facturen toegelicht dat de betrokken machineonderdelen beschadigd zijn geraakt door water uit het plafond. Uit deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, volgt naar het oordeel van het hof afdoende dat voldaan is aan het vereiste oorzakelijk verband. Als de VvE meent dat dit anders ligt, mocht van haar in het licht van het voorgaande worden verwacht dat zij zou uitleggen welke andere waterschade op dezelfde plek en in dezelfde periode de betrokken onderdelen volgens haar dan wèl kan hebben beschadigd. Een dergelijke toelichting ontbreekt. De VvE licht evenmin toe waarom, zoals zij stelt, voor deze vaststelling de inbreng van een schade-expert noodzakelijk is.
- De VvE beroept zich op de eigen schuld van [appellant], en meer in het bijzonder op zijn schadebeperkingsplicht. [appellant] had volgens haar de machine meteen moeten verplaatsen, en daarvoor bestond volgens haar des te meer reden toen die machine begin februari 2018 al een eerste keer was gerepareerd en de eerste lekkage 2018 mede door zijn toedoen pas op 15 maart 2018 kon worden verholpen. Bij de beoordeling van dit verweer stelt het hof voorop dat, als het gaat om de vraag of de schade aan de koffiezetmachine mede een gevolg is van een omstandigheid die aan [appellant] kan worden toegerekend, bijvoorbeeld omdat hij onvoldoende heeft gedaan om de schade te vermijden of te beperken, de stelplicht en de bewijslast met betrekking tot deze omstandigheid op de VvE rusten.
print weer kapot gegaan door niet gerepareerde lekkage uit plafon[d]” in de toelichting bij de tweede factuur is in het licht van het voorgaande niet voldoende.
- Volgens de VvE heeft [appellant] te laat over deze schade geklaagd. Zij legt echter niet uit waarom zij in haar belangen is geschaad doordat [appellant] de betrokken facturen pas bij faxbericht van 16 oktober 2018 in de procedure bij de kantonrechter heeft gebracht. Zij heeft daarvoor in het algemeen verwezen naar de mogelijkheid om ervoor te kiezen een schade in eigen beheer te herstellen, maar heeft niet toegelicht waarom dat bij deze schade, waarvoor specialistische hersteldeskundigheid kan zijn vereist, voor de hand ligt.
- Dat [appellant], zoals de VvE betoogt, niet heeft aangetoond dat hij de betrokken facturen heeft betaald, doet niet ter zake: de VvE heeft namelijk niet betwist dat de koffiezetmachine beschadigd is geraakt, en dat heeft voor [appellant] tot vermogensschade geleid.
- Ook de verwijzing naar een mogelijke uitkering door de eigen verzekeraar van [appellant] heeft de VvE onvoldoende toegelicht, mede in het licht van haar eigen aansprakelijkheid uit hoofde van artikel 14 lid 2 Reglement.
- De VvE wijst er terecht op dat het fitnessbedrijf van [appellant] omzetbelastingplichtig is, en dat [appellant] daarom de BTW op de reparatiefacturen heeft kunnen aftrekken van de BTW die hij heeft moeten afdragen voor zijn omzet. Het hof gaat voorbij aan de stelling van [appellant] dat dit niet zeker is, omdat [appellant] niet heeft gesteld dat zijn eigen omzet in de betrokken periode lager was dan het totale factuurbedrag exclusief BTW van € 1.666,-, waardoor volledige aftrek niet mogelijk zou zijn geweest.
tweede lekkage 2018verwijst [appellant] naar een verklaring van het installatiebedrijf dat in het appartement boven zijn appartement heeft gewerkt. Volgens dit bedrijf was die tweede lekkage afkomstig van losgetrilde loodsoldeerverbindingen in koperen waterleidingen die in de vloeren en muren van dat bovengelegen appartement waren weggewerkt. Volgens [appellant] behoren deze leidingen tot de gemeenschappelijke gedeelten van het gebouw, waardoor de VvE voor de betreffende lekkageschade aansprakelijk is. Hij baseert dat op artikel 14 lid 2 Reglement, dat voorziet in aansprakelijkheid van de VvE bij “
een evenement dat buiten de betrokken privégedeelten heeft plaatsgehad”. Hij wijst daarvoor op artikel 2 aanhef en onder b. Reglement, dat bepaalt dat tot de gemeenschappelijke gedeelten worden gerekend: “
technische installaties met de daarbij horende leidingen, met name voor (…) water (…).” Volgens hem moet die definitie mede worden gelezen in het licht van artikel 10 lid 1 Reglement, dat bepaalt dat iedere eigenaar of gebruiker verplicht is zijn privégedeelte behoorlijk te onderhouden, tot welk onderhoud onder andere behoort het schoonhouden en ontstoppen van alle sanitair en leidingen. Volgens [appellant] houdt die bepaling in dat de eigenaar niet verantwoordelijk is voor de vervanging van de leidingen, waardoor zij niet van hem zijn. Uit artikel 2 aanhef en onder b. Reglement volgt ook dat alles wat in de vloeren en de muren van een appartement is weggewerkt, gemeenschappelijk is. Zo worden privé-eigenaren bij vloeren bijvoorbeeld alleen verantwoordelijk gesteld voor de afwerklaag. Het herstel van die schade is aan hem geoffreerd voor € 9.315,06.
evenement dat buiten de betrokken privégedeelten heeft plaatsgehad” in de zin van artikel 14 lid 2 Reglement. De VvE heeft daarvoor terecht gewezen op de algemene definities van artikel 1 aanhef en onder d. en f. van het Reglement:
d: "gemeenschappelijke gedeelten": die gedeelten van het gebouw (…) die blijkens de akte[van splitsing]
niet bestemd zijn of worden om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;
bestemd zijn of worden om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;” (enkelvoudsvorm van “gedeelten” weggelaten, hof).
tweede griefklaagt [appellant] over de toewijzing van de vorderingen van de VvE. Hij erkent dat hij de maandelijkse bijdragen aan de VvE moet betalen, maar beroept zich op opschorting dan wel verrekening. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft hij de toepasselijkheid van het door de VvE ingeroepen verreken- en opschortingsverbod erkend, [1] maar hij voert aan dat de VvE daar naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen beroep op mag doen. De leidingen in het gebouw zijn namelijk verouderd, waardoor hij steeds wordt geconfronteerd met lekkages en weglopende klanten, en de VvE laat hem daarbij steeds in de kou staan.
6.De beslissing
opnieuw recht doende, zowel in conventie als in reconventie;
- veroordeelt de VvE om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [appellant] te betalen een bedrag van € 4.768,63, met de rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na 13 november 2018 tot de dag van de voldoening;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in conventie voor de kantonrechter, tot 13 november 2018 aan de zijde van de VvE vastgesteld op € 1.177,89, waarvan € 600,- aan salaris gemachtigde;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot op vandaag aan de zijde van de VvE vastgesteld op € 2.020,- aan griffierechten en € 4.868,50 aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest tot hier uitvoerbaar bij voorraad;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in reconventie voor de kantonrechter, tot 13 november 2018 aan de zijde van de VvE vastgesteld op € 500,- aan salaris gemachtigde;