Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Vereniging van eigenaars [naam], gelegen aan [adres],
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
2.De feiten
Op maandag 12 december 2016 heeft de heer [appellant] de mail van de heer [betrokkene][van VP&A, hof]
, met betrekking tot de verbruikte elektriciteit van de [appartement C] in de periode 2007-2013 beantwoord. In een gesprek met de heer [betrokkene] heeft de heer [appellant] zijn ongenoegen geuit en dit nogmaals per mail kenbaar gemaakt. Daarin is ook gesproken over het vele aanpassen van de hoogte van de genoemde rekening. In de brief van 30 november jl. wordt gesproken over een totaalsaldo van € 38.070,82. Tandzorg.nl heeft op dinsdag 13 december jl. een bedrag van € 19.035,41 overgemaakt. Dit bedrag is de helft van het totaalsaldo en is uit coulance aan jullie overgemaakt.(…)
Mocht u van mening zijn dat zijn gebaar onvoldoende is, laat hij weten dat er uitsluitend meer zou kunnen worden betaald wanneer hij daartoe wordt gedwongen door de hoogste gerechtelijke instantie.
3.Het geding in eerste aanleg
4.De vorderingen in hoger beroep
5.De beoordeling van het hoger beroep
Het kan zijn dat [appellant] in beginsel (dat lijkt correct) gehouden zou zijn tot betaling maar als dat anders ligt, is het natuurlijk wel relevant wie een verwijt terzake moet treffen”. Dat [appellant] in de betrokken periode geen overeenkomst had met Eneco of de VvE voor de levering van elektriciteit aan [appartement C] (punten 2 en 20 MvG) is niet relevant, aangezien het verweer van de VvE tegen zijn terugbetalingsvordering niet is gestoeld op een contractuele verhouding, maar op ongerechtvaardigde verrijking.