Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.Het geding in eerste aanleg
- primair, op straffe van een dwangsom, tot medewerking aan levering aan [appellante] van het appartementsrecht plaatselijk bekend als [adres] (hierna: het appartement) te [plaats] tegen een koopprijs van € 80.500,-; en
- subsidiair, voor het geval de erven daartoe onmachtig zouden zijn, tot betaling aan [appellante] van € 59.500,-, te vermeerderen met wettelijke rente;
in beide gevallen met veroordeling tot betaling van € 1.657,70 aan buitengerechtelijke kosten en tot vergoeding van de proceskosten, met nakosten en rente. Daartoe heeft [appellante] aangevoerd dat zij tijdens een bespreking op 1 april 2014 met [erflater] heeft afgesproken dat zij het appartement voor een bedrag van € 80.500,- aan hem zou verkopen en dat zij het daarna weer voor hetzelfde bedrag van hem zou kunnen terugkopen zodra zij er een geschikte koper voor zou hebben gevonden, althans wanneer zij daarom zou verzoeken. De primaire vordering houdt in nakoming van die afspraak, en de subsidiaire vordering houdt in vergoeding van de schade uit toerekenbare tekortkoming van die afspraak, waarbij die schade de door [appellante] gestelde overwaarde is van het appartement boven de bedongen koopsom van € 80.500,-
3.De vorderingen in hoger beroep
- een verklaring voor recht dat de erven aansprakelijk zijn voor alle schade die [appellante] dientengevolge heeft geleden en zal lijden;
- veroordeling van de erven tot vergoeding van deze schade, nader op te maken bij staat; en
- veroordeling van de erven tot terugbetaling van een bedrag van € 4.855,30 dat [appellante] hun heeft onverschuldigd heeft betaald ter voldoening aan het eindvonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling door [appellante] (€ 4.774,75 op 23 januari 2019 en € 80,55 op 29 januari 2020);
met veroordeling van de erven in de proceskosten van beide instanties, met nakosten en wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van het eindarrest.
4.De beoordeling van het hoger beroep
5.De beslissing
- laat [appellante] toe tot het bewijs van haar stelling dat zij en [erflater] hebben afgesproken dat hij: (i) haar het appartement voor hetzelfde bedrag zou terugverkopen als waarvoor hij het van haar heeft gekocht zodra zij om terugverkoop zou verzoeken; en (ii) het aan een door haar aangewezen derde zou verkopen zodra zij een geschikte koper zou hebben gevonden, waarbij zij het verschil tussen de koopprijs bij die transactie en het bedrag van € 80.500,- zou ontvangen;
- bepaalt dat, indien partijen getuigen willen doen horen, de getuigenverhoren zullen worden gehouden in een van de zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag ten overstaan van de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr. H.M.H. Speyart van Woerden, op een nader vast stellen datum en tijdstip;