ECLI:NL:GHDHA:2020:2820

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 september 2020
Publicatiedatum
12 april 2021
Zaaknummer
200.258.938/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbintenis tot het terugleveren van een huis

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de gezamenlijke erven van [erflater] inzake de teruglevering van een appartement. De zaak is gestart met een vordering van [appellante] in eerste aanleg, waarin zij verzocht om medewerking van de erven aan de levering van het appartement voor een afgesproken prijs van € 80.500,-. [appellante] stelde dat zij met [erflater] had afgesproken dat zij het appartement voor deze prijs zou kunnen terugkopen. De rechtbank heeft in eerste aanleg geoordeeld dat [appellante] niet in het haar opgedragen bewijs was geslaagd, en heeft haar vorderingen afgewezen.

In hoger beroep heeft [appellante] haar vorderingen verminderd en verzocht om vernietiging van de bestreden vonnissen. Zij heeft nieuwe schriftelijke verklaringen van getuigen ingebracht en haar stellingen verder toegelicht. De erven hebben deze stellingen gemotiveerd bestreden. Het hof heeft besloten [appellante] toe te laten tot bewijs van haar stelling dat er een afspraak was over de terugkoop van het appartement. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor opgave van verhinderdata en getuigen, en heeft verdere beslissingen aangehouden.

De uitspraak van het hof is gedaan op 8 september 2020, waarbij de rechters H.M.H. Speyart van Woerden, M.Y. Bonneur, E.M. Dousma-Valk en rolraadsheer J.E.H.M. Pinckaers betrokken waren. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor verdere behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer: 200.258.938/01
Zaak-/rolnummer rechtbank: C/10/510301/HA ZA 16-922
Arrest van 8 september 2020
inzake
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. M. Buitelaar te Naaldwijk,
tegen
de gezamenlijke erven van [erflater],
geïntimeerden,
hierna te noemen: respectievelijk de erven en [erflater],
advocaat: mr. R.C. Steenhoek te Rotterdam.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding in hoger beroep tot 4 juni 2019 verwijst het hof naar zijn arrest van die datum waarin het een comparitie van partijen heeft gelast. Die comparitie heeft plaatsgevonden op 18 juli 2019 en van die comparitie is proces-verbaal opgemaakt. Bij memorie van grieven met producties heeft [appellante] vijf grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord hebben de erven deze grieven bestreden. Daarna hebben partijen het procesdossier gefourneerd en arrest gevraagd.

2.Het geding in eerste aanleg

2.1
Hierna zal het hof de vorderingen en stellingen van partijen en de oordelen van de rechtbank slechts samengevat weergeven en voor zover van belang in dit hoger beroep. [appellante] heeft in eerste aanleg gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van de erven:
- primair, op straffe van een dwangsom, tot medewerking aan levering aan [appellante] van het appartementsrecht plaatselijk bekend als [adres] (hierna: het appartement) te [plaats] tegen een koopprijs van € 80.500,-; en
- subsidiair, voor het geval de erven daartoe onmachtig zouden zijn, tot betaling aan [appellante] van € 59.500,-, te vermeerderen met wettelijke rente;
in beide gevallen met veroordeling tot betaling van € 1.657,70 aan buitengerechtelijke kosten en tot vergoeding van de proceskosten, met nakosten en rente. Daartoe heeft [appellante] aangevoerd dat zij tijdens een bespreking op 1 april 2014 met [erflater] heeft afgesproken dat zij het appartement voor een bedrag van € 80.500,- aan hem zou verkopen en dat zij het daarna weer voor hetzelfde bedrag van hem zou kunnen terugkopen zodra zij er een geschikte koper voor zou hebben gevonden, althans wanneer zij daarom zou verzoeken. De primaire vordering houdt in nakoming van die afspraak, en de subsidiaire vordering houdt in vergoeding van de schade uit toerekenbare tekortkoming van die afspraak, waarbij die schade de door [appellante] gestelde overwaarde is van het appartement boven de bedongen koopsom van € 80.500,-
2.2
De rechtbank heeft [appellante] bij tussenvonnis van 26 juli 2017 (hierna: het tussenvonnis, hersteld bij herstelvonnis van 6 september 2017) opgedragen te bewijzen dat zij en [erflater] hebben afgesproken dat hij haar het appartement weer voor hetzelfde bedrag zou terugverkopen als waarvoor hij het heeft gekocht, zodra zij er een geschikte koper voor zou hebben gevonden althans op het moment dat zij om terugkoop zou verzoeken. Daarna zijn drie getuigen gehoord. Bij eindvonnis van 9 januari 2019 (hierna: het eindvonnis, tezamen met het tussenvonnis: de bestreden vonnissen) heeft de rechtbank de betrokken verklaringen, de door partijen overgelegde stukken en hun toelichtingen beoordeeld, geoordeeld dat [appellante] niet in het haar opgedragen bewijs was geslaagd en haar vorderingen om die reden afgewezen, met veroordeling in de proceskosten.

3.De vorderingen in hoger beroep

3.1
Tijdens de comparitie van partijen van 18 juli 2019 hebben de erven verklaard dat zij het appartement inmiddels hebben verkocht. In hoger beroep vordert [appellante] daarom, na vermindering van eis bij memorie van grieven, vernietiging van de bestreden vonnissen en, uitvoerbaar bij voorraad:
- een verklaring voor recht dat de erven jegens haar toerekenbaar zijn tekortgeschoten;
- een verklaring voor recht dat de erven aansprakelijk zijn voor alle schade die [appellante] dientengevolge heeft geleden en zal lijden;
- veroordeling van de erven tot vergoeding van deze schade, nader op te maken bij staat; en
- veroordeling van de erven tot terugbetaling van een bedrag van € 4.855,30 dat [appellante] hun heeft onverschuldigd heeft betaald ter voldoening aan het eindvonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling door [appellante] (€ 4.774,75 op 23 januari 2019 en € 80,55 op 29 januari 2020);
met veroordeling van de erven in de proceskosten van beide instanties, met nakosten en wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van het eindarrest.

4.De beoordeling van het hoger beroep

4.1
Ook de verminderde vordering is gestoeld op de door [appellante] gestelde, hiervoor onder 2.1 beschreven afspraak. [appellante] heeft in hoger beroep een aantal schriftelijke verklaringen van niet eerder genoemde getuigen in het geding gebracht. Zij heeft haar stellingen met betrekking tot de volgens haar gemaakte afspraak nader toegelicht, terwijl de erven die stellingen gemotiveerd hebben bestreden. [appellante] heeft nader specifiek bewijs aangeboden van de stelling dat zij en [erflater] hebben afgesproken dat hij: (i) haar het appartement voor hetzelfde bedrag zou terugverkopen als waarvoor hij het van haar heeft gekocht zodra zij om terugverkoop zou verzoeken; en (ii) het aan een door haar aangewezen derde zou verkopen zodra zij een geschikte koper zou hebben gevonden, waarbij zij het verschil tussen de koopprijs bij die transactie en het bedrag van € 80.500,- zou ontvangen. Zij heeft daartoe aangeboden zichzelf te laten horen, alsmede een aantal nieuwe getuigen. Het hof zal haar tot dat bewijs toelaten en iedere verdere beslissing aanhouden.

5.De beslissing

5.1
Het hof:
  • laat [appellante] toe tot het bewijs van haar stelling dat zij en [erflater] hebben afgesproken dat hij: (i) haar het appartement voor hetzelfde bedrag zou terugverkopen als waarvoor hij het van haar heeft gekocht zodra zij om terugverkoop zou verzoeken; en (ii) het aan een door haar aangewezen derde zou verkopen zodra zij een geschikte koper zou hebben gevonden, waarbij zij het verschil tussen de koopprijs bij die transactie en het bedrag van € 80.500,- zou ontvangen;
  • bepaalt dat, indien partijen getuigen willen doen horen, de getuigenverhoren zullen worden gehouden in een van de zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag ten overstaan van de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr. H.M.H. Speyart van Woerden, op een nader vast stellen datum en tijdstip;
- verwijst de zaak naar de rol van 29 september 2020 voor opgave door beide partijen van de verhinderdata over de maanden oktober 2020 tot en met december 2020 en de namen van de te horen getuigen;
- verstaat dat het hof reeds beschikt over een kopie van het volledige procesdossier in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief producties, zodat overlegging daarvan voor het getuigenverhoor niet nodig is;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.M.H. Speyart van Woerden, M.Y. Bonneur en E.M. Dousma-Valk en door rolraadsheer mr. J.E.H.M. Pinckaers uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 september 2020 in aanwezigheid van de griffier.