Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
kunnenkiezen de voor haar rekening komende werkzaamheden ten behoeve van ROV door te belasten aan ROV, maar dat ROA dat nu eenmaal niet heeft gedaan, zodat deze kwestie buiten beschouwing moet blijven bij de beoordeling of voldaan is aan de voorwaarden van de Overbruggingsregeling. Niettemin beslist het hof de controverse tussen partijen aldus dat het de visie van ROV volgt. In de onderhavige zaak moet worden aangenomen dat [bestuurder] ten behoeve van ROV reële werkzaamheden heeft verricht, waarvoor op een later moment alsnog facturen zijn opgesteld. Ook moet worden geoordeeld dat het bedrag van € 3.500,- per jaar (nog geen € 300,- bruto per maand) een zeer redelijke vergoeding is voor de werkzaamheden die [bestuurder] ten behoeve van ROV heeft verricht. Dat deze kosten in de desbetreffende jaren niet bij ROV in rekening zijn gebracht - anders dan in het verleden, toen deze werkzaamheden werden uitgevoerd door een werkneemster en vervolgens door een accountant -, brengt daarin geen verandering. Begrijpelijk is immers dat het factureren door ROA, als werkgeefster van [bestuurder] , aan ROV op zichzelf weinig zin had en de slechte financiële situatie van ROV alleen maar zou verergeren. Geconfronteerd met de gevolgen hiervan voor de toepassing van de Overbruggingsregeling, valt het te billijken dat ROV er aan heeft meegewerkt dat ROA, zij het achteraf, de werkzaamheden ten behoeve van ROV alsnog bij haar in rekening heeft gebracht. Deze handelwijze acht het hof in overeenstemming met de hiervoor beschreven achtergrond. In het licht hiervan moet worden aangenomen dat de jaarrekeningen van ROV over de jaren 2015 t/m 2017 in zoverre niet een juist beeld geven van de werkelijke financiële situatie. De omstandigheid dat deze jaarrekeningen niet daadwerkelijk zijn aangepast, weegt in dit verband onvoldoende zwaar.