Uitspraak
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
- i) De categorie met lage inkomens waarvoor géén extra huurverhoging mag worden doorgevoerd bovenop het basishuurverhogingspercentage;
- ii) De categorie met middeninkomens, waarvoor een beperkte extra huurverhoging mag worden doorgevoerd, en
- iii) De categorie met hogere inkomens waarvoor een iets ruimere extra huurverhoging kan worden doorgevoerd.
“Indien een voorstel als bedoeld in lid 1[een voorstel tot inkomensafhankelijke huurverhoging]
wordt gedaan, wordt bij het voorstel een door de inspecteur op verzoek van die verhuurder aan deze afgegeven verklaring gevoegd”.
“Persoonsgegevens mogen slechts worden verwerkt indien:
“Degene aan wie overeenkomstig artikel 35 kennis is gegeven van hem betreffende persoonsgegevens, kan de verantwoordelijke verzoeken deze te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen, of af te schermen indien deze feitelijk onjuist zijn, voor het doel of de doeleinden van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn dan wel anderszins in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.”De verzoeker moet binnen vier weken een reactie krijgen (tweede lid) en een beslissing tot verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming moet zo spoedig mogelijk worden uitgevoerd (derde lid).
“Indien gegevens het voorwerp zijn van verwerking op grond van artikel 8, onder e en f, kan de betrokkene daartegen bij de verantwoordelijke te allen tijde verzet aantekenen in verband met zijn bijzondere persoonlijke omstandigheden.”
“Indien een voorstel als bedoeld in lid 1 wordt gedaan, wordt bij het voorstel een verklaring gevoegd omtrent het huishoudinkomen. De inspecteur verstrekt op verzoek van een verhuurder een verklaring omtrent het huishoudinkomen aan de verhuurder.”Met ingang van 1 januari 2017 is die tweede volzin
“De inspecteur verstrekt op verzoek……aan de verhuurder”verplaatst naar het vierde lid.
onrechtmatig besluitop een verzoek tot verwijdering of afscherming, maar op
onrechtmatig feitelijk handelen.
b,Awr opgenomen uitzondering, terwijl ten aanzien van de inkomensverklaringen de uitzondering van artikel 67, tweede lid, onder
a,Awr van toepassing is. Voorts voert de Staat terecht aan dat de regeling rond de Basisregistratie inkomen (BRI), waar de artikelen 21a tot en met f Awr op zien, evenmin relevant is voor deze zaak. Het feit dat die regeling het verstrekken van inkomensgegevens onder voorwaarden toestaat aan bepaalde bestuursorganen, sluit niet uit dat de wetgever de Inspecteur van de Belastingdienst kan toestaan en verplichten inkomensverklaringen ook te verstrekken aan private organisaties zoals verhuurders. Artikel 21f Awr is evenmin van toepassing, nu in dit geval de inkomensgegevens door de Inspecteur rechtstreeks aan de verhuurder worden verstrekt, zodat de bescherming van inkomensgegevens via (de systematiek van) artikel 67 Awr verloopt.
“geen doorstroomverhogend effect van de inkomensafhankelijke huurverhoging in de periode 2013-2015 kan worden aangetoond”. Ook dit betoog slaagt niet. Zoals de Staat terecht opmerkt staat voorop dat het EVRM overheden een
“margin of appreciation”laat waar het gaat om de beoordeling van de vraag wat noodzakelijk is en gerechtvaardigd ter bescherming van een bepaald belang. Met de Afdeling (uitspraak van 3 oktober 2018 [9] ) is het hof van oordeel dat de wetgever bij de weging van het belang van bescherming van het recht op privéleven van de huurders enerzijds en de belangen van de huurwoningmarkt anderzijds, in redelijkheid tot de gemaakte keuzes heeft kunnen komen. De Staat wijst er ook terecht op dat de Wet iah meer doelstellingen heeft. De wet heeft niet alleen als doel het bevorderen van de doorstroming van huishoudens die niet (meer) tot de doelgroep van het gereguleerde huursegment behoren, maar beoogt ook te bereiken dat de huurder, als hij er niet (direct) voor kiest om naar een andere woning te verhuizen, in elk geval een huurprijs gaat betalen die meer marktconform is en meer in verhouding met de kwaliteit en gewildheid van de woning. Niet weersproken is dat die laatste doelstelling in elk geval wordt bereikt door een inkomensafhankelijke huurverhoging en dat de verstrekking van inkomenscategorieën aan de verhuurder daarvoor noodzakelijk is. Ook acht het hof van belang dat de Inspecteur niet het precieze inkomen van de huurder bekend maakt, maar alleen doorgeeft in welke categorie het inkomen valt. Bovendien zijn er waarborgen ingebouwd tegen misbruik.
voor de Inspecteurom inkomensverklaringen af te geven aan verhuurders, maar deze bepaling heeft wel altijd al een niet voor misverstand vatbare verplichting
voor verhuurdersbevat om een inkomensverklaring bij een voorstel tot huurverhoging te voegen. Ook toen al bestond er voor de gegevensverwerking door verhuurders dus een wettelijke grondslag, te weten artikel 8 aanhef en onder c, Wbp. Daaraan doet niet af dat Lieven de Key niet verplicht was om een huurverhogingsvoorstel te doen, zoals de Woonbond heeft aangevoerd. Lieven de Key heeft gebruik gemaakt van een wettelijk recht en heeft bij de uitoefening van dat recht gehandeld conform de daarvoor geldende wettelijke regels. Niet onderbouwd is bovendien dat Lieven de Key wist of behoorde te weten dat de Inspecteur voor 1 april 2016 in strijd met artikel 67 Awr handelde door de inkomensverklaringen te verstrekken. Sterker, uit de wetsgeschiedenis en de snelle reparatiewetgeving per 1 april 2016 blijkt dat het van meet af aan de bedoeling van de wetgever was om het afgeven van inkomensverklaringen door de Inspecteur mogelijk te maken.