Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
beschikking van 8 december 2020
[naam thuiszorg] B.V.,
[werknemer] ,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
1. De overdracht zal plaatsvinden op 1 oktober 2019 of zoveel eerder of later als Partijen overeenkomen (…).”
1. Partijen erkennen dat de rechten en verplichtingen van Verkoper met betrekking tot de werknemers (…) bij de overdracht van de Onderneming op grond van artikel 7:663 BW van rechtswege tezamen met de Onderneming op de Koper zullen overgaan. (…)”
1. Partijen komen overeen dat Koper de onderhavige koopovereenkomst uiterlijk op 31 december 2019 kan ontbinden zonder enige boete verschuldigd te zijn aan Verkoper, zulks onder de voorwaarde dat minimaal drie zorgverzekeraars geen samenwerking met Koper wensen aan te gaan. (…)”
(…) wil ik u informeren dat de zaak bij de rechter ligt en dat een en ander zal worden geregeld als arrest is gewezen”, kan niet als zodanige ondubbelzinnige houding worden aangemerkt. Integendeel, hieruit kan veeleer worden opgemaakt dat [naam thuiszorg] het door haar op 5 juni 2020 ingestelde hoger beroep zal vervolgen. Berusting zijdens [naam thuiszorg] bij de bestreden beschikking is niet aannemelijk geworden en [naam thuiszorg] is dan ook ontvankelijk in het hoger beroep.
Met deze reden beroep ik mij op de ontbinding van de koop zoals beschreven in de koop-en verkoopovereenkomst artikel 6 (…).Hiermee acht ik de volledige overeenkomst teniet gedaan[onderstreping hof]
en koop ik zoals afgesproken enkel de inventaris over op basis van de realistische gegevens en volumes zoals bijgevoegd in bijlage A.”. RTiZ heeft bovendien bij brief van 31 oktober 2019 aan [werknemer] bevestigd dat zij nog in dienst is bij [naam thuiszorg] (onder andere)
omdat de koopovereenkomst is ontbonden[cursivering hof]. Verder wordt in die brief nog benadrukt dat het “geen overgang van bedrijf” betrof. Uit beide brieven valt dan ook veeleer op te maken dat LWA/RTiZ de onderneming van [naam thuiszorg] in het geheel niet, ook niet voor wat betreft de huishoudelijke hulp, heeft voortgezet. Een deugdelijke onderbouwing waaruit kan blijken dat de voor en na de overdracht verrichte activiteiten met elkaar overeenkomen, heeft [naam thuiszorg] ook in hoger beroep niet gegeven.
Beslissing
opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt [naam thuiszorg] in de kosten van het geding in principaal beroep, aan de zijde van [werknemer] tot op heden begroot op € 332,- aan verschotten en € 1.518,- aan salaris advocaat;
- veroordeelt [naam thuiszorg] in de kosten van het geding in incidenteel beroep, aan de zijde van [werknemer] tot op heden begroot op € 759,- aan salaris advocaat;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders verzochte.