Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 15 december 2020
[appellant],
Dexia Nederland B.V.,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
alleOvereenkomsten heeft vernietigd. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend. Uit de brief is redelijkerwijs op te maken dat [de echtgenote] alle overeenkomsten tussen [appellant] en Dexia wilde vernietigen, maar op dat moment met slechts twee van die overeenkomsten concreet bekend was (“voor zover ik kan nagaan”). Daarbij betrekt het hof dat de brief vermeldt dat met betrekking tot “alle zonder mijn toestemming gesloten overeenkomsten” een beroep wordt gedaan op de vernietigingsgrond van art. 1:89 BW en dat [de echtgenote] verder ongeclausuleerd schrijft dat haar echtgenoot zonder haar toestemming overeenkomsten (met Dexia) heeft gesloten. Dit is voldoende voor de conclusie dat alle overeenkomsten die in deze procedure zijn betrokken (de Overeenkomsten) zijn vernietigd. Grief 2 in het incidenteel appel faalt.
nade datum van de vernietiging van de Overeenkomsten zijn ontvangen. De betalingen van nadien zijn aan weerszijden niet te goeder trouw ontvangen, zodat verzuim in zoverre intreedt zonder ingebrekestelling. De wettelijke rente over betalingen die na 5 februari 2003 zijn gedaan gaat onmiddellijk na de betaling in. Voor zover het hof kan nagaan op grond van de overgelegde stukken, betreft dit mogelijk betalingen uit hoofde van de overeenkomsten 5 en 2.
voor5 februari 2003 zijn ontvangen geldt – als gezegd – dat de wettelijke rente gaat lopen als Dexia in verzuim is en daarvoor is in beginsel een ingebrekestelling noodzakelijk. De stelling van [appellant] dat [de echtgenote] Dexia in gebreke heeft gesteld bij haar brief van 5 februari 2003, is gegrond. Met het verstrijken van de in die brief genoemde termijn van veertien dagen is Dexia in verzuim komen te verkeren. De wettelijke rente over de betalingen die [appellant] voorafgaand aan de vernietiging van de Overeenkomsten heeft gedaan, is dus verschuldigd vanaf 19 februari 2003.
Beslissing
- verklaart voor recht dat de Overeenkomsten rechtsgeldig zijn vernietigd;
- veroordeelt Dexia om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [appellant] te voldoen al hetgeen aan Dexia is betaald onder de Overeenkomsten, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals omschreven in rov. 3.13. en 3.14. en te verminderen met al hetgeen [appellant] uit hoofde van de op hem rustende ongedaanmakingsverplichting aan Dexia dient terug te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente, zoals omschreven in rov 3.22.;
- wijst alle overige vorderingen af;
- veroordeelt Dexia als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de eerste aanleg, begroot op € 94,08 voor de dagvaarding, € 79,-- voor het griffierecht en € 1.000,-- voor het salaris van de advocaat;
- veroordeelt Dexia als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het principaal appel, tot op heden aan de zijde van [appellant] begroot op € 741,-- + € 81,-- aan verschotten en € 1.611,-- aan salaris advocaat en op € 157,-- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 82,-- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
- verklaart de in dit arrest uitgesproken betalingsveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.