Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
beschikking van de meervoudige kamer van 11 november 2020
- [naam 2] ,
hierna: de ouders,
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] ,
wonende te [woonplaats] , Verenigde Staten,
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, gaat het om een verzoek van ouders om namens hun minderjarige kind de nalatenschap van een overleden persoon te verwerpen. De zaak heeft een internationaal karakter, aangezien de minderjarige zijn gewone verblijfplaats in de Verenigde Staten heeft en de nalatenschap in Nederland opengevallen is. De ouders, die als wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige optreden, hebben in eerste aanleg een verzoek ingediend bij de kantonrechter om hen machtiging te verlenen om de nalatenschap te verwerpen. De kantonrechter verklaarde zich onbevoegd, wat de ouders in hoger beroep hebben aangevochten.
Het hof heeft de relevante feiten en de juridische context van de zaak onderzocht. Het hof concludeert dat de Nederlandse rechter internationale bevoegdheid heeft om van het verzoek kennis te nemen op basis van artikel 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het hof stelt vast dat de ouders ten onrechte aanvoeren dat de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter moet worden vastgesteld op basis van de Europese Erfrechtverordening. Het hof oordeelt dat de kwestie moet worden gekwalificeerd als een zaak van ouderlijke verantwoordelijkheid, en niet als een kwestie van erfrecht.
Uiteindelijk komt het hof tot de conclusie dat het in het belang van de minderjarige is om de ouders de gevraagde machtiging te verlenen. Het hof vernietigt de beslissing van de kantonrechter en verleent de ouders de machtiging om namens de minderjarige de nalatenschap te verwerpen. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de ouders direct kunnen handelen in het belang van hun kind, ondanks eventuele rechtsmiddelen die tegen deze beslissing kunnen worden aangewend.